ECLI:NL:RBZLY:2011:BR2177

Rechtbank Zwolle-Lelystad

Datum uitspraak
14 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07.661019-11
Instantie
Rechtbank Zwolle-Lelystad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ramkraak bij tankshop met poging tot diefstal en heling van gestolen auto

Op 14 juni 2011 heeft de Rechtbank Zwolle-Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die betrokken was bij een ramkraak op een tankshop. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek dat deels openbaar en deels achter gesloten deuren plaatsvond op 31 mei 2011. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Saaidi, werd beschuldigd van het plegen van een ramkraak en het helen van een gestolen auto. De officier van justitie, mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, vorderde een straf die rekening hield met de minderjarige leeftijd van de verdachte en het feit dat hij nog niet eerder was veroordeeld.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met medeverdachten een tankshop had geprobeerd te beroven door met een auto tegen het rolluik van de shop te rijden. De rechtbank concludeerde dat er voldoende bewijs was voor de poging tot diefstal, maar sprak de verdachte vrij van een aantal andere tenlastegelegde feiten, omdat niet kon worden vastgesteld dat er daadwerkelijk goederen waren weggenomen. De rechtbank achtte het ook bewezen dat de verdachte wist dat de auto waarmee de ramkraak was gepleegd, gestolen was.

De rechtbank legde de verdachte een jeugddetentie op van 150 dagen, waarvan 108 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 80 uur. De rechtbank hield rekening met de jeugdige leeftijd van de verdachte en de impact van zijn daden op de slachtoffers. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet eenvoudig van aard was. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.661019-11 (P)
Uitspraak: 14 juni 2011
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
het openbaar ministerie
tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden, deels ter openbare terechtzitting en deels achter gesloten deuren, op 31 mei 2011. Verdachte is ter zitting verschenen, bijgestaan door mr. M. Saaidi, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit en van de standpunten door de raadsvrouwe van verdachte naar voren gebracht.
2. DE TENLASTELEGGING
De verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats],
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een tankshop/een bedrijfspand (gelegen aan de [adres]) heeft weggenomen een of meerdere pakje(s) Dextro Energy, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
en/of
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een tankshop/bedrijfspand,( gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of (een) ander(e) goed(eren) van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of (een) ander(e) goed(eren) van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, is/zijn verdachte en/of verdachte's mededader(s), meermalen, althans eenmaal, met (behulp van) een (personen)auto ingereden tegen/op een rolluik dat zich voor de toegangsdeur van voornoemd pand bevond, en/of tegen/op een of meerdere schap(pen) (met goederen) welke zich achter voornoemde toegangsdeur bevond(en) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 10 maart 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], en/of te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een (personen)auto (merk [merk], type [type]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks het tijdvak omvattende 24 februari 2011 en 25 februari 2011 te [plaats], (althans) in de gemeente [plaats], tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (personen)auto (merk [merk], type [type]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer feit 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming en/of een valse sleutel;
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting niet in zijn verdediging geschaad.
3. DE VOORVRAGEN
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in haar vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de bewijsmiddelen als genoemd in voetnoten 2 tot en met 9 naar het oordeel van de rechtbank als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag dienen.
Feit 1
Op donderdag 10 maart 2011 omstreeks 3:15 uur wordt bij de Regionale Meldkamer Politie Flevoland een melding gemaakt van een ramkraak bij een benzinestation (te weten [slachtoffer], aangeduid als “[naam]”) aan de [adres] [nummer] te [plaats]. Verbalisant [verbalisant 1] is om 3:20 uur ter plaatste en treft een aantal sporen aan, waaronder een grijze autobumper en glasscherven van achterlichten. Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] zien om 3:26 uur op de [adres] te [plaats] een aan de achterzijde beschadigde grijze [merk] [type] (met kenteken [kenteken]) met drie inzittenden vanuit de richting [plaats] rijden. Op basis van de door de meldkamer doorgegeven sporen ontstaat de verdenking dat het hier de auto betreft waarmee de ramkraak te [plaats] gepleegd is. Na een korte achtervolging rijdt de betreffende [merk] [type] tegen een wegversperring. Alle inzittenden verlaten de auto en rennen weg. Verbalisant [verbalisant 3] heeft de bestuurder in het zicht gehouden, is hem achterna gerend en heeft hem om 3:33 uur aangehouden. De bestuurder blijkt later te zijn genaamd [medeverdachte 1], te weten de medeverdachte.
Tijdens de aanhouding van [medeverdachte 1] nadert een ander persoon. Deze man rent weer weg nadat [medeverdachte 1] hem toeroept: “Nee weg man, ze pakken je toch niet”. Op aanwijzingen van verbalisant [verbalisant 3] wordt de man later aangehouden; naar later blijkt is dit verdachte [verdachte]. Op aanwijzingen van verbalisant [verbalisant 2] zoeken verbalisanten [verbalisant 4] en [verbalisant 5] in de omgeving van de [adres] te [plaats] naar de derde inzittende. Om 4.35 uur horen zij een vrouw om hulp roepen; haar man heeft een persoon achter in hun tuin aan de [adres] [nummer] te [plaats] aangetroffen. Deze persoon wordt aangehouden en blijkt later te zijn medeverdachte [medeverdachte 2].
Uit de beveiligingsbeelden blijkt dat een grijze [merk] [type] met de achterzijde het rolluik van het benzinestation heeft geforceerd. Uit rapportage van de Forensische Opsporing volgt dat de op het plaats van delict aangetroffen onderdelen afkomstig zijn van de [merk] [type] met kenteken [kenteken].
Feit 2
Door [aangever feit 2] is op 25 februari 2011 aangifte gedaan van diefstal van een personenauto, type [merk] [type] met kenteken [kenteken]. Uit rapportage van de Forensische Opsporing volgt dat het contactslot van de onderzochte personenauto ([merk] [type] met kenteken [kenteken]) geforceerd was. Op foto’s is dit te zien, evenals een aantal loshangende draadjes links van het stuur.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het onder 1 en onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden op grond van de melding bij de Regionale Meldkamer Politie Flevoland, de beveiligingsbeelden en de bevindingen van de politie bij het benzinestation. Voorts baseert zij zich op de bevindingen van de verbalisanten met betrekking tot de achtervolging van de [merk] [type] in [plaats] en de aanhouding van de 3 inzittenden, evenals op de aangifte van de diefstal van de [merk] [type] en het sporenonderzoek.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsvrouwe heeft bepleit dat verdachte van het ten laste gelegde onder 1 dient te worden vrijgesproken. Er is onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier voorhanden dat verdachte bij het tankstation aanwezig is geweest. Voorts betoogt de raadsvrouwe dat op basis van de signalementen niet afgeleid kan worden dat verdachte als passagier in de [merk] [type] heeft gezeten. Verdachte is op enig moment in [plaats] verbalisant [verbalisant 3] tegen gekomen, is geschrokken van diens verschijning, omdat hij nog in zijn schorsing loopt en is daarom weggerend. Subsidiair betoogt de raadsvrouwe dat geen sprake is van een voltooid delict, aangezien er onvoldoende duidelijkheid is over het wegnemen van de pakjes dextro energy. Er blijkt niet uit het dossier dat deze daadwerkelijk zijn weggenomen.
Feit 2.
De raadsvrouwe heeft eveneens vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, aangezien in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is waaruit blijkt dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft kennisgenomen van de inhoud van de stukken van het onderliggende strafdossier en van hetgeen bij het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gebracht.
Feit 1.
De ramkraak heeft omstreeks 3:15 uur plaatsgevonden te [plaats]. Aan de hand van de camerabeelden zijn signalementen opgemaakt van dader 1 en dader 2.
Uit de rapportage van Forensische Opsporing blijkt dat de op de plaats delict (het tankstation aan de [adres] te [plaats]) aangetroffen onderdelen afkomstig zijn van de [merk] [type] met kenteken [kenteken] .
De [merk] [type] is om 3.26 op de [adres] te [plaats] gesignaleerd door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3]. Gelet op het geringe tijdsverloop en de gereden afstand van [plaats] naar [plaats] , acht de rechtbank het aannemelijk de later in [plaats] aangetroffen inzittenden van de [merk] [type] verantwoordelijk zijn voor de ramkraak in [plaats]. Door verdachte is bovendien geen aannemelijke verklaring afgelegd op basis waarvan een ander alternatief scenario kan worden aangenomen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] blijkt dat zij de [merk] [type] (met kenteken [kenteken]) onafgebroken in het zicht hebben gehad. Ook nadat de inzittenden van de [merk] [type] de auto hebben verlaten heeft verbalisant [verbalisant 3] onafgebroken zicht gehad op de bestuurder van de [merk] [type] die via het bestuurdersportier de auto heeft verlaten. Na aanhouding blijkt dit medeverdachte [medeverdachte 1] te zijn. De rechtbank is derhalve van oordeel dat [medeverdachte 1] voorafgaand aan zijn aanhouding de [merk] [type] heeft bestuurd.
Tijdens de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte 1] door [verbalisant 3] nadert verdachte. Verdachte rent weer weg nadat [medeverdachte 1] hem toeroept: “Nee weg man, ze pakken je toch niet”. Verbalisant [verbalisant 6] houdt verdachte vervolgens aan op basis van het signalement zoals doorgegeven door verbalisant [verbalisant 3]. Dit latere signalement van [verbalisant 3] komt overeen met het signalement zoals volgt uit de camerabeelden, althans tussen beide signalementen bestaan geen substantiële afwijkingen. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte dan ook dader 1 zoals te zien op de camerabeelden.
De verklaring van verdachte omtrent de reden van zijn wegrennen na het zien van een agent acht de rechtbank gelet op verdachtes betrokkenheid onaannemelijk.
Ten aanzien van het onder 1 cumulatief/alternatief ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit de eerste verklaring van aangever volgt dat geen goederen zijn weggenomen. Later komt aangever hierop terug en legt hij een tweetal overzichten over waaruit, door middel van vergelijking van de betreffende lijsten, zou blijken dat een aantal pakjes dextro energy uit de tankshop zijn weggenomen. Ter toelichting op een verschil tussen de lijsten heeft aangever uitgelegd dat soms niet alle goederen door de dienstdoende verkoopster onder de juiste code worden ingevoerd. Ter terechtzitting heeft aangever in dit kader voorts verklaard dat de vorige inventarisatie ongeveer rond de jaarwisseling is geweest. Nu de rechtbank niet kan vaststellen dat enig goed daadwerkelijk is weggenomen, dient de verdachte van het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt. Uit de camerabeelden blijkt dat de [merk] [type] tegen het rolluik is gereden. Dat dit niet is gedaan om het rolluik te vernielen blijkt eveneens uit de camerabeelden waarop te zien is dat twee personen proberen het rolluik verder open te duwen dan wel binnen te komen. Nadat dit kennelijk niet gelukt is probeert een persoon een greep te doen naar de goederen die op de grond liggen. Op basis van het signalement zoals dat uit de camerabeelden volgt kan worden vastgesteld dat deze persoon verdachte betreft. Naar de uiterlijke verschijningsvorm is de rechtbank van oordeel dat de personen getracht hebben om goederen weg te nemen uit het tankstation. Uit dezelfde handelingen kan worden afgeleid dat er sprake is van opzet gericht op het wegnemen van goederen, zodat een poging tot diefstal kan worden aangenomen. Tevens is sprake van medeplegen nu er naar het oordeel van de rechtbank sprake is van bewuste en nauwe samenwerking, evenals een gezamenlijke uitvoering tussen verdachte en zijn twee medeverdachten. Nu het niet aannemelijk is geworden dat verdachte zich op enige wijze heeft gedistantieerd is hij naar het oordeel van de rechtbank als medepleger aan te merken.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
Uit de aangifte van [aangever feit 2] blijkt dat zijn auto, een [merk] [type] met kenteken [kenteken], omstreeks 25 februari 2011 is weggenomen. Uit de rapportage van de Forensische Opsporing volgt bovendien dat het contactslot van de onderzochte personenauto geforceerd is. Op foto’s is dit te zien, evenals een aantal loshangende draadjes links van het stuur. Uit hetgeen hiervoor reeds is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte passagier was van de betreffende auto. Uit de loshangende draadjes en het geforceerde contactslot leidt de rechtbank af dat de verdachte wist dat de auto van een misdrijf afkomstig moest zijn. Daarbij komt dat verdachte geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd waaruit afgeleid kan worden dat hij de loshangende draadjes dan wel het geforceerde contactslot niet heeft waargenomen. Evenmin is aannemelijk geworden dat hem door de bezitter van de auto daarvoor een aannemelijke verklaring is gegeven. De rechtbank acht derhalve het onder 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
5. DE BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
hij op of omstreeks 10 maart 2011 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een tankshop,( gelegen aan de [adres]) weg te nemen geld en/of (een) ander(e) goed(eren) van hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van braak,
zijn verdachte en verdachte's mededaders, met (behulp van) een personenauto ingereden op een rolluik dat zich voor de toegangsdeur van voornoemd pand bevond, en tegen een of meerdere schap(pen) (met goederen) welke zich achter voornoemde toegangsdeur bevond(en) terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 10 maart 2011 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, een personenauto (merk [merk], type [type]) voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders ten tijde van het voorhanden krijgen van voornoemde auto wisten dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
Van het onder 1 en onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten.
7. DE STRAFBAARHEID
Het bewezene levert op:
Feit 1 tweede cumulatief/alternatief:
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Feit 2 primair:
Medeplegen van opzetheling.
8. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
9. DE STRAFOPLEGGING
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf, te weten een werkstraf voor de duur van 80 uur, subsidiair 40 dagen vervangende jeugddetentie, evenals jeugddetentie voor de duur van 150 dagen, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 108 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de Jeugdreclassering (maatregel hulp en steun).
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft bepleit dat bij de strafmaat rekening dient te worden gehouden met het feit dat verdachte een zogeheten first offender is, dat hij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht en dat hij open staat voor begeleiding. De raadsvrouwe heeft bepleit te volstaan met de 42 dagen die verdachte reeds in detentie heeft doorgebracht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich met zijn twee medeverdachten schuldig gemaakt aan een ramkraak. Bij deze ramkraak is gebruik gemaakt van een personenauto, van welke auto verdachte wist dat deze gestolen was. Met deze auto is het rolluik van de tankshop geramd en er is gepoogd om goederen weg te nemen. Door deze ramkraak en de daaraan voorafgegane diefstal van de personenauto, waarvan verdachte mee heeft geprofiteerd, is veel schade en overlast veroorzaakt en is veel hinder toegebracht aan de gedupeerde personen.
Het mag als bekend worden verondersteld dat een feit als het onderhavige grote gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaakt in de samenleving in het algemeen en bij de direct betrokkenen (slachtoffers en omwonenden) in het bijzonder.
De rechtbank houdt als aanknopingspunt voor de op te leggen straf voor dit feit eveneens rekening met de richtlijnen van het Landelijk Overleg van Voorzitters Strafsectoren (verder te noemen: LOVS). Het LOVS heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van strafzaken zoals thans aan de orde negen maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf vastgesteld. Daarbij gaat het om een ramkraak. Ten aanzien van de heling zoekt de rechtbank aansluiting bij het oriëntatiepunt voor diefstal van een auto waarvoor een gevangenisstraf van zes weken is vastgesteld.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat hij blijkens zijn uittreksel justitiële documentatie niet eerder veroordeeld is en zijn jeugdige leeftijd.
Tevens heeft de rechtbank bij haar beslissing rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend rapport d.d. 11 maart 2011 uitgebracht door K. Jainarain, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming;
- een de verdachte betreffend rapport d.d. 22 maart 2011 uitgebracht door C. Olde, jeugdreclasseringswerker van de Jeugdreclassering;
- de overige stukken van het de verdachte betreffende persoonsdossier.
In het onderhavige geval, waarin sprake is van een minderjarige verdachte, zal de rechtbank de officier van justitie volgen in haar eis, temeer daar de officier van justitie reeds rekening gehouden heeft met het feit dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank een taakstraf en een (deels) onvoorwaardelijke jeugddetentie van na te noemen duur passend en geboden.
10. HET BESLAG
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat reeds een oordeel is genomen omtrent alle in beslag genomen voorwerpen en derhalve geen beslissing van de rechtbank vereist is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft teruggave van de onder verdachte in beslag genomen telefoon bepleit.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van de aan hem toebehorende in beslag genomen mobiele telefoon ([merk], kleur zwart), aangezien deze niet vatbaar is voor verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer.
11. DE BENADEELDE PARTIJ
Ter terechtzitting heeft [aangever feit 1] zich als benadeelde partij in dit geding gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van schade ten gevolge van het aan verdachte onder 1. ten laste gelegde feit. De hoogte van die schade wordt door de benadeelde partij begroot op een bedrag van € 10.500,00.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk verklaard zal worden, aangezien de vordering niet eenvoudig van aard is.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe is van mening dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat de vordering niet eenvoudig van aard is, danwel onvoldoende is onderbouwd.
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van de benadeelde partij levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de benadeelde partij in die vordering niet-ontvankelijk is en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
12. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing berust op de artikelen 27, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77aa, 77 gg, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
13. BESLISSING
De rechtbank:
Ten aanzien van de tenlastelegging
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 tweede cumulatief/alternatief en onder 2 primair laste gelegde heeft begaan en verklaart verdachte derhalve strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 150 dagen;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat van de jeugddetentie een gedeelte, groot 108 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door het Bureau Jeugdzorg / Jeugdreclassering, zulks zolang deze instelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt;
veroordeelt de verdachte tevens tot een taakstraf, te weten de werkstraf het verrichten van onbetaalde arbeid gedurende 80 uren;
beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen jeugddetentie, althans een aantal dagen jeugddetentie dat evenredig is aan het niet verrichte aantal uren taakstraf;
heft op het geschorste bevel voorlopige hechtenis;
Ten aanzien van het beslag
gelast de teruggave aan de verdachte van het onder hem in beslag genomen voorwerp, te weten een mobiele telefoon ([merk], kleur zwart);
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij
bepaalt dat de benadeelde partij [aangever feit 1] in zijn vordering niet-ontvankelijk is en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Aldus gewezen door mr. L.P. de Haas, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. A.I. van der Kris en mr. A.J. van Dijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 juni 2011.
Mr. A.I. van der Kris was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.