RECHTBANK ZWOLLE – LELYSTAD
Sector Strafrecht - Meervoudige Strafkamer
Parketnummer: 07.660370-10 (P)
VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans verblijvende in de [P.I. ]
1. HET ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 1 maart 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J. Zijlstra, en van hetgeen door de raadsman van verdachte, mr. A.Th.L. van der Meulen, advocaat te Arnhem, en de verdachte naar voren is gebracht.
De verdachte is ten laste gelegd dat:
(volgt tenlastelegging zoals ter terechtzitting d.d. 1 maart 2011 is gewijzigd)
1.
hij op of omstreeks 14 december 2010 in de gemeente [plaats] en/of de [gemeente], in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht), terwijl hij, verdachte, de door hem gestolen bestelauto/bus bestuurde, toebehorende aan die [slachtoffer 1], onverhoeds achteruit is gereden/gebotst tegen de (personen)auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevond(en)
- als bestuurder van een door verdachte gestolen bestelauto/bus, toebehorende aan die [slachtoffer 1], is gaan rijden en/of is blijven rijden, terwijl die [slachtoffer 1] aan de deur van die bus hing en/of half uit die bus hing, waardoor die [slachtoffer 1] door die bus werd meegesleurd en/of
- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] zichzelf in die bestelauto/bus trok en/of had getrokken, die [slachtoffer 1], (terwijl hij, verdachte, nog steeds bleef rijden), (met kracht) meerdere elleboogstoten, in elk geval een (elleboog)stoot in het gezicht, in elk geval op/tegen het lichaam heeft gegeven,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen niet is voltooid,
welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten dat hij, verdachte, toen aldaar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto/bus (merk: Mercedes, type Vito, kenteken : [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren;
althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 14 december 2010 in de gemeente [plaats] en/of de [gemeente], in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto/bus (merk: Mercedes, type: Vito, kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan de andere deelnemer(s) straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- meermalen, in elk geval eenmaal (met kracht), terwijl hij, verdachte, de door hem gestolen bestelauto/bus bestuurde, toebehorende aan die [slachtoffer 1], onverhoeds achteruit is gereden/gebotst tegen de (personen)auto, waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevond(en) en/of
- als bestuurder van een door verdachte gestolen bestelauto/bus, toebehorende aan die [slachtoffer 1], is gaan rijden en/of is blijven rijden, terwijl die [slachtoffer 1] aan de deur van die bus hing en/of half uit die bus hing, waardoor die [slachtoffer 1] door die bus werd meegesleurd en/of
- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] zichzelf in die bestelauto/bus trok en/of had getrokken, die [slachtoffer 1], (terwijl hij, verdachte, nog steeds bleef rijden), (met kracht)meerdere elleboogstoten, in elk geval een (elleboog)stoot in het gezicht, in elk geval op/tegen het lichaam heeft gegeven,
2.
hij op of omstreeks 14 december 2010 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto/bus (merk: Mercedes, type: Vito, kenteken: [kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel;
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4. DE BEWIJSMIDDELEN EN DE BEOORDELING DAARVAN
Inleiding
Op 14 december 2010 omstreeks 10.56 uur vernemen verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat een busje is gestolen en krijgen zij opdracht om te gaan naar [plaats]. Als verbalisanten richting [plaats] rijden, vernemen zij dat de gestolen bus een Mecedes, type Vito, met kenteken [kenteken] betreft en dat de gestolen bus over de [weg] in de richting van [plaats] rijdt. Later vernemen verbalisanten dat de gestolen bus tegen een boom is gereden op de [weg] ter hoogte van de [weg]. Tevens vernemen verbalisanten dat op de [weg] meerdere personen in gevecht zijn.
Ter plaatse zien verbalisanten de bus tegen een boom staan en komt hen een man, te weten [slachtoffer 1], tegemoet die overstuur is en verwondingen heeft. De man vertelt verbalisanten dat zijn bus gestolen is en dat de dader het nabijgelegen bosperceel is ingevlucht. Op aanwijzing van een tweede manspersoon, te weten [slachtoffer 2], vernemen verbalisanten dat de dader in een busje met aanhanger is gestapt. Kort daarna zien verbalisanten een busje met aanhanger rijden dat zij laten stoppen.
[slachtoffer 1] wijst verbalisanten de bijrijder aan als degene die zijn bus heeft gestolen. Hierop houden verbalisanten de bijrijder, te weten verdachte, aan.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Feit 1.
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daartoe heeft de officier van justitie aangevoerd dat er sprake is van voorwaardelijk opzet van verdachte op de dood van [slachtoffer 1], aangezien [slachtoffer 1] de aanmerkelijke kans had te overlijden indien hij was gevallen en de bestelbus over zijn hoofd/lichaam zou rijden.
Feit 2.
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op de aangifte van [slachtoffer 1] en de bekennende verklaring van verdachte. Hierbij hecht de officier van justitie waarde aan de verklaring van [slachtoffer 1] dat hij de bestelbus hoorde starten en dat deze derhalve niet met draaiende motor stil stond.
Het standpunt van de verdediging
Feit 1.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde, aangezien daartoe het (voorwaardelijk) opzet ontbreekt. Het (voorwaardelijk) opzet van verdachte is niet gericht op het intreden van de dood van [slachtoffer 1] en de door verdachte uitgevoerde handelingen kunnen geen aanmerkelijke kans op het intreden van de dood van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] opleveren.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Feit 2.
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, voor zover dit de diefstal betreft. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake is van een diefstal door middel van een valse sleutel, aangezien de motor van de bestelauto draaide en verdachte enkel in de bestelauto is gestapt en is weggereden.
De raadsman heeft tevens bepleit dat er sprake is van eendaadse samenloop van het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feit.
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 primair.
Met partijen is de rechtbank van oordeel dat bij verdachte niet de volle opzet bestond op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
Ook een voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen.
Bij de beantwoording van de vraag naar de aanwezigheid van voorwaardelijke opzet is van belang of verdachte door zijn handelen zich heeft bloot gesteld aan de aanmerkelijke kans dat ten gevolge hiervan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zouden komen te overlijden.
De beantwoording van de vraag of de gedragingen deze aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval, waarbij betekenis toekomt aan de aard van de gedragingen en de omstandigheden waaronder deze zijn verricht.
Ten aanzien van het ten laste gelegde onderdeel A, te weten het achteruitrijden dan wel botsen van de bestelbus waarmee verdachte reed tegen de personenauto waarin [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden, overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte reed in een bestelbus (Mercedes, type Vito) en is met de bestelbus tweemaal tegen de personenauto (Toyota, type Aygo) van [slachtoffer 2] achteruit gereden dan wel gebotst. De afstand tussen de bestelauto en de personenauto bedroeg hooguit enkele meters. Er is geen onderzoek verricht naar de snelheid van de bestelbus waarin verdachte reed op het moment van de aanrijding en de risico’s hiervan voor de inzittenden van de personenauto op fataal letsel.
Daar onvoldoende aannemelijk is geworden dat de aanrijding dan wel botsing met ter zake relevant hoge snelheid heeft plaatsgevonden, in het licht bezien van hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is gebleken van feiten en omstandigheden om te komen tot het bewijs dat verdachte bij de aanrijding dan wel botsing de aanmerkelijke kans heeft gelopen dat tengevolge van zijn handelen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zouden komen te overlijden, en derhalve voor het voorwaardelijke opzet van verdachte hierop.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair onder onderdeel A ten laste gelegde vrijspreken.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] leidt de rechtbank af dat [slachtoffer 1] enkele meters in de deuropening van de bestelbus heeft gehangen terwijl verdachte met de bestelauto reed. Derhalve is [slachtoffer 1] enkele meters meegesleurd met de bestelbus. Gelet op de (waarschijnlijk) geringe snelheid van de bestelbus en de geringe afstand is de rechtbank van oordeel dat er zich bij het vallen van [slachtoffer 1] uit de bestelbus geen aanmerkelijke kans heeft voorgedaan dat door het handelen van verdachte als bestuurder [slachtoffer 1] zou komen te overlijden.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair onder B ten laste gelegde eerste gedachtenstreepje vrijspreken.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het primair onder B ten laste gelegde tweede gedachtenstreepje, dat het geven van een of meerdere elleboogstoten in het algemeen geen fatale gevolgen heeft. Derhalve zijn in casu het geven van elleboogstoten geen uitvoeringshandelingen van een poging tot het toebrengen van fataal letsel waarbij gevreesd dient te worden voor het leven van [slachtoffer 1].
De rechtbank zal verdachte dan ook van het primair onder B ten laste gelegde tweede gedachtenstreepje vrijspreken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van voorwaardelijke opzet op de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Derhalve zal de rechtbank verdachte van het primair ten laste gelegde vrijspreken.
Feit 1 subsidiair.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte de bestelbus van zijn broer heeft gestolen en dat verdachte met de bestelbus achteruit tegen de personenauto waarin hij zich met [slachtoffer 2] bevond is gereden dan wel gebotst , hetgeen verdachte heeft bekend.
Verdachte heeft ontkend dat hij heeft gereden terwijl [slachtoffer 1] aan de deur van de bestelbus hing. Aangever [slachtoffer 1] en getuige [slachtoffer 2] hebben beiden verklaard dat [slachtoffer 1] aan de deur van de bestelbus hing en half uit de bestelbus hing, waardoor [slachtoffer 1] enkele meters door de bestelbus is meegesleurd. Niet aannemelijk is geworden dat zij hun verklaringen in strijd met de waarheid hebben afgelegd. De rechtbank acht deze verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] derhalve geloofwaardig en betrouwbaar.
Verdachte heeft eveneens ontkend dat hij [slachtoffer 1] een of meerdere elleboogstoten heeft gegeven. Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij drie à vier elleboogstoten in zijn gezicht heeft gehad van verdachte , hetgeen aannemelijk en geloofwaardig is gezien de door verbalisanten geconstateerde verwondingen in het gezicht van [slachtoffer 1] .
Gelet op voorgaande bewijsmiddelen acht de rechtbank het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte de bestelbus van zijn broer heeft gestolen, hetgeen verdachte heeft bekend.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat de sleutels van de bestelbus in het contact zaten, maar dat hij de bestelbus hoorde starten, waarna de bestelbus wegreed. Niet aannemelijk is geworden dat aangever zijn verklaring in strijd met de waarheid heeft afgelegd. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1. (subsidiair)
hij op 14 december 2010 in de gemeente [plaats] en de [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto/bus (merk: Mercedes, type: Vito, kenteken: [kenteken]), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, welke diefstal werd gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en aan de andere deelnemer straffeloosheid en het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- meermalen, terwijl hij, verdachte, de door hem gestolen bestelauto/bus bestuurde, onverhoeds achteruit is gebotst tegen de personenauto, waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en
- als bestuurder van een door verdachte gestolen bestelauto/bus is gaan rijden en is blijven rijden, terwijl die [slachtoffer 1] aan de deur van die bus hing en/of half uit die bus hing, waardoor die [slachtoffer 1] door die bus werd meegesleurd en
- (vervolgens) toen die [slachtoffer 1] zichzelf in die bestelauto/bus trok en had getrokken, die [slachtoffer 1], (terwijl hij, verdachte, nog steeds bleef rijden), meerdere elleboogstoten in het gezicht heeft gegeven.
2.
hij op 14 december 2010 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bestelauto/bus (merk: Mercedes, type: Vito, kenteken: [kenteken]), toebehorende aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel.
Van het onder 1 subsidiair en onder 2 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
6. DE STRAFBAARHEID VAN HET BEWEZENVERKLAARDE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde feit uitsluiten.
Feit 1 (subsidiair)
Diefstal, gevolgd van geweld, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf het bezit van het gestolene te verzekeren, gepleegd door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 312 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Feit 2
Diefstal, gepleegd door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.
8. DE STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd verdachte te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, met als bijzondere voor¬waarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen hem te geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Kairos te Arnhem.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit een gevangenisstraf te beperken tot het reeds door verdachte ondergane voorarrest met een voorwaardelijke gevangenisstraf, zodat een bijzondere voorwaarde opgelegd kan worden, bij voorkeur een behandeling bij Kairos, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de justitiële documentatie die uit de periode komt waarin verdachte minderjarig was.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft met een ander een bestelbus gestolen en daarna geweld gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] toen zij de bestelbus trachtten terug te krijgen van verdachte. De gehele diefstal heeft zich gedurende enige tijd afgespeeld, met achtervolging van verdachte door [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Dit alles heeft zich afgespeeld op de openbare weg. Dit gedrag zorgt voor een zeer onveilig gevoel bij de slachtoffers, voorbijgangers en de samenleving in het algemeen. Daarbij komt dat verdachte enkel zijn eigen geldelijk gewin voor ogen had en zich niet heeft bekommerd om de financiële en emotionele gevolgen voor de eigenaar van de bestelbus.
De rechtbank overweegt dat ter zake de onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde en bewezen verklaarde feiten sprake is van eendaadse samenloop als bedoeld in artikel 55 van het Wetboek van Strafrecht en dat zij – gelet op het bepaalde in voornoemd artikel – bij de bepaling van de strafmaat zal uitgaan van de strafbepaling waarop de zwaarste hoofdstraf is gesteld, in casu artikel 312, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank houdt bij de diefstal in vereniging met geweld rekening met de oriëntatiepunten straftoemeting van het gerechtshof te Leeuwarden, aangezien het Landelijk Overleg van de Voorzitters van de Strafsectoren (verder te noemen: LOVS) minder specifieke oriëntatiepunten ter zake dit delict heeft opgesteld.
Het gerechtshof te Leeuwarden heeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een misdrijf zoals thans aan de orde 18 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf vastgesteld. Daarbij gaat het om een diefstal met geweld, waarbij het verder gaat dan licht geweld. De oriëntatiepunten geven aan dat medeplegen een strafverhoging van 25% plaats vindt.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met het gegeven dat relevante recidive van langere tijd geleden is en met verdachtes proceshouding.
De rechtbank is in dit geval van oordeel dat een (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsstraf noodzakelijk is, omdat aard en ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, door een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak miskend zouden worden.
Bijzondere omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten voeren, acht de rechtbank niet aanwezig.
De rechtbank acht het van belang om een deel van de vrijheidsstraf voorwaardelijk op te leggen om zo verdachte ervan te weerhouden in de toekomst strafbare feiten te plegen en om het opleggen van een bijzondere voorwaarde mogelijk te maken zoals geadviseerd door de reclassering.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie d.d. 26 januari 2011;
- een de verdachte betreffend adviesrapport d.d. 14 februari 2011 uitgebracht door J. Hoekstra, reclasseringswerker van de Reclassering Nederland.
10. TOEPASSELIJKHEID WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
De beslissing is gegrond op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 27, 55, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij;
verklaart, zoals hiervoor overwogen, wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het onder 1 subsidiair en onder 2 laste gelegde heeft begaan en verklaart verdachte derhalve strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
bepaalt dat de tijd, door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond van het feit dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of gedurende die proeftijd de hierna te melden bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
stelt als bijzondere voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen, te geven door of namens de Reclassering Nederland, zulks zolang deze instelling of een door haar aan te wijzen andere reclasseringsinstelling dat gedurende de proeftijd nodig oordeelt, met opdracht aan die instelling als bedoeld in artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht, ook indien dit inhoudt het volgen van een behandeling bij Kairos in Arnhem.
Aldus gewezen door mr. L.P. de Haas, voorzitter, mr. G.H. Meijer en mr. M. Iedema, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.G. Dees als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 15 maart 2011.