RECHTBANK ZWOLLE-LELYSTAD
Sector Bestuursrecht, Meervoudige Kamer
Registratienummer: Awb 09/738
Uitspraak
in het geding tussen:
Eiser te woonplaats,
gemachtigde mr. A. Bos,
de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank,
gevestigd te Amstelveen, verweerder.
Bij besluit van 26 september 2008 heeft verweerder de tegemoetkoming van eiseres op grond van de Regeling tegemoetkoming onderhoudskosten thuiswonende gehandicapte kinderen 2000 (hierna: TOG 2000) voor haar zoon met ingang van het vierde kwartaal 2008 beëindigd.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 25 maart 2009 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 19 november 2009 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde mr. A. Bos. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
K. van Ingen en drs. G.A.C.G. Durlinger, adviserend arts.
1.1. Eiseres ontving met ingang van het eerste kwartaal van 2007 een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 voor haar zoon (..) (roepnaam: [..]), die is geboren op (..). Bij (..) is de diagnose autistische stoornis gesteld. Hij bezoekt het reguliere voortgezet onderwijs op HAVO-niveau met behulp van een persoonsgebonden budget.
Op 3 juli 2008 heeft verweerder aan eiseres laten weten dat een heronderzoek wordt gedaan om te bezien of de situatie van (..) veranderd is. Eiseres heeft hiertoe een medisch vragenformulier ingevuld.
Op verzoek van verweerder heeft ClientFirst Intermediairs te Zeist (hierna: ClientFirst) op
22 september 2008 een medisch advies met betrekking tot de zorgbehoefte van (..) uitgebracht. Geconcludeerd is dat (..) op en na de peildatum (1 oktober 2008) een zorgscore van vier punten heeft (één punt voor gedrag, één punt voor communicatie, één punt voor begeleiding buitenshuis en één punt voor bezighouden/handreikingen). Nu voor de leeftijdscategorie van (..) (kinderen van twaalf jaar en ouder) een minimale zorgscore van zes punten vereist is heeft ClientFirst geadviseerd (..) niet meer gehandicapt te achten in de zin van de TOG 2000.
Op basis van dit advies heeft verweerder besloten de tegemoetkoming met ingang van het vierde kwartaal van 2008 te beëindigen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Naar aanleiding hiervan heeft ClientFirst desgevraagd opnieuw een medisch advies aan verweerder uitgebracht. In dit advies van
25 maart 2009 is in afwijking van het eerdere advies één punt voor medische verzorging toegekend, waarmee de totale zorgscore op vijf punten is gekomen. Hiermee is de (extra) zorgbehoefte van (..) onder het voor zijn leeftijd geldende minimum aantal punten gebleven.
Vervolgens heeft verweerder het bezwaar bij het bestreden besluit van 25 maart 2009 ongegrond verklaard.
1.2. In artikel 2 van de TOG is bepaald dat als kind wordt aangemerkt een persoon tussen de 3 en 18 jaar die ernstig beperkt is in het dagelijks functioneren als gevolg van een ziekte of stoornis van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard waardoor hij blijvend of voorlopig blijvend gehandicapt is.
In artikel 3 van de TOG is -kort gezegd- bepaald dat als (voorlopig) blijvend gehandicapt wordt aangemerkt het kind dat (a) aanzienlijk meer afhankelijk is van geregelde verzorging en oppassing dan een gezond kind van dezelfde leeftijd en (b) aanspraak kan maken op opname in een AWBZ-instelling.
In artikel 4, eerste lid, van de TOG is bepaald dat de natuurlijke persoon die hier te lande woont en tot wiens huishouden het kind hier te lande op de peildag behoort, over dat kalenderkwartaal recht heeft op een tegemoetkoming in de onderhoudskosten van dat kind op grond van deze regeling.
Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de TOG 2000 wint verweerder, om te bepalen of het kind gehandicapt is, advies in bij een organisatie waarmee de Minister van VWS heeft ingestemd. Om te bepalen of het kind nog steeds gehandicapt is kan verweerder ingevolge artikel 7, tweede lid, van de TOG 2000 opnieuw een medisch advies inwinnen. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat het medisch advies wordt ingewonnen bij een landelijk opererende, onafhankelijke en daartoe deskundige organisatie.
Bij de beoordeling of sprake is van afhankelijkheid van geregelde oppassing en verzorging als bedoeld in artikel 3, onder a, van de TOG 2000 wordt door verweerder, overeenkomstig daartoe opgestelde beleidsregels (gepubliceerd in de Staatscourant 2007, 103), vastgesteld of en in welke mate het kind is aangewezen op hulp met betrekking tot de volgende aspecten: lichaamshygiëne, zindelijkheid, eten en drinken, mobiliteit, medische verzorging (de categorie verzorging) en gedragsproblemen, communicatiegebreken, de onmogelijkheid alleen thuis te zijn, begeleiding buitenhuis en begeleiding/handreikingen (de categorie oppassing).
Per subcategorie wordt beoordeeld of het kind in sterke of lichte mate, dan wel niet afhankelijk is van hulp, toezicht, en begeleiding. Daarbij wordt een vergelijking gemaakt met de mate van hulp, toezicht en begeleiding die een gezond kind van dezelfde leeftijd nodig heeft.
De organisatie als bedoeld in artikel 7, derde lid, van de TOG 2000 is ClientFirst. Deze organisatie hanteert bij de beoordeling van de (sub)categorieën een interne richtlijn voor deskundigen: het Beoordelingsinstrument. Dit Beoordelingsinstrument zoekt aansluiting bij de toelichting van de TOG 2000 en de door verweerder opgestelde beleidsregels. In het Beoordelingsinstrument wordt een nadere uitwerking gegeven van de in het beleid genoemde categorieën, waarbij per subcategorie afhankelijk van de zwaarte van de zorg nul, één of twee punten worden toegekend.
2.1. Eiseres heeft in beroep, samengevat, in de eerste plaats aangevoerd dat het door verweerder gehanteerde Beoordelingsinstrument TOG (hierna: het Beoordelingsinstrument) in alle redelijkheid niet als toetsingskader gehanteerd kan worden. De juridische status van het instrument is volstrekt onduidelijk en niet inzichtelijk op het moment dat een aanvraag moet worden ingevuld. Dit is in strijd met de rechtszekerheid. Daarbij geeft het instrument een “scoreverdeling” die in strijd is met de intentie van de TOG omdat het de zorgzwaarte bij een geestelijke handicap zoals die van (..) niet adequaat waardeert nu de zorgbehoefte van deze handicap zich niet in te onderscheiden subcategorieën laat vangen, maar door de verschillende subcategorieën heen zichtbaar wordt.
De rechtbank is van oordeel dat niet is gebleken dat het Beoordelingsinstrument als zodanig in strijd komt met enig regel van geschreven of ongeschreven recht of met enig algemeen rechtsbeginsel, zoals de rechtszekerheid. De rechtbank sluit daarbij aan bij vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van
1 december 2009, LJN: BK5102).
Het Beoordelingsinstrument kan in beginsel dan ook als uitgangpunt voor de beoordeling van het recht op een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 worden genomen.
Voorts volgt de rechtbank eiseres niet in haar stelling dat het Beoordelingsinstrument de zorgzwaarte bij een geestelijke handicap niet adequaat zou waarderen.
Uit de toelichting op de TOG 2000 blijkt dat het Beoordelingsinstrument hier nu juist wel in voorziet, omdat voor elk van de subcategorieën wordt beoordeeld of het kind in sterke mate, in lichte mate, dan wel niet afhankelijk is van hulp. Vervolgens leidt dan de som van deze beoordeling tot een totaalbeeld van de mate van zorgafhankelijkheid.
Verweerder heeft dit ter zitting voor de situatie van (..) toegelicht door aan te geven dat (..) reeds vanwege zijn autistische stoornis in de subcategorie gedrag één punt scoort en dat de daarbij benoemde gedragspathologie ook doorwerkt in andere subcategorieën, zoals bijvoorbeeld communicatie.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat het Beoordelingsinstrument ook in geval van de beoordeling van de zorgzwaarte bij een geestelijke handicap als uitgangspunt kan worden gehanteerd om het recht op een tegemoetkoming op grond van de TOG 2000 vast te stellen, en sluit daarbij aan bij jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2008, LJN: BF7035).
2.2. Eiseres heeft verder betoogd dat het medisch advies naar haar mening onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat de beoordelaar geen kennis heeft genomen van het dossier van (..) en het advies van ClientFirst niet zelfstandig heeft beoordeeld.
De rechtbank overweegt dat wanneer een besluit (zoals in dit geval) berust op een advies, het bestuursorgaan zich ervan dient te vergewissen dat aan de conclusie(s) van zijn adviseur(s) geen zodanige gebreken kleven dat het besluit niet, althans niet zonder meer, op dat advies mag worden gebaseerd.
Van dergelijke gebreken is de rechtbank in dit geval niet gebleken.
Het advies van de arts van ClientFirst van 21 september 2008 is gebaseerd op informatie zoals door eiseres is verstrekt middels de vragenlijst, op achtergrondinformatie die door eiseres is opgestuurd en op het nieuwe onderzoek van de thuissituatie op 18 september 2008.
In de bezwaarschriftenprocedure is vervolgens op 25 maart 2009 een uitvoerig opgesteld medisch advies uitgebracht. De bezwaararts heeft voor de subcategorie medische verzorging in afwijking van het advies van de arts één punt toegekend, waarmee de totale zorgscore op vijf punten kwam. Vervolgens heeft de bezwaararts evenals de arts geconcludeerd dat hiermee op de relevante peildatum de (extra) zorgbehoefte van (..) ongewijzigd onder het voor zijn leeftijd geldende minimum aantal punten dient te worden gewaardeerd.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch advies zorgvuldig tot stand is gekomen en ziet dan ook geen grond voor de stelling van eiseres dat verweerder, door dit advies aan het bestreden besluit ten grondslag te leggen, dit besluit onzorgvuldig heeft voorbereid.
2.3. Ten slotte heeft eiseres zich op het standpunt gesteld dat zij het niet eens is met de waardering van de zorgzwaarte voor wat betreft een drietal subcategorieën: communicatie, alleen thuis zijn en bezighouden/handreikingen.
Hieromtrent overweegt de rechtbank als volgt.
2.3.1. Voor wat betreft het aandachtsgebied communicatie heeft verweerder één punt toegekend.
Eiseres heeft aangevoerd dat (..) weliswaar normaal kan praten, maar dat vanwege de totaal andere interpretatie die hij aan woorden en andere vormen van communicatie geeft een vertaling noodzakelijk is. Alle communicatie geschiedt door een, zoals eiseres dat zelf noemt, 'autistische bril' waardoor er sprake is van een sterke beperking van de basale communicatie.
De rechtbank overweegt dat uit het Beoordelingsinstrument blijkt, dat er om voor twee punten in aanmerking te komen sprake moet zijn van “onvermogen tot spreken, spraak die door (bijna) niemand begrepen kan worden of alleen door naaste verzorgers/ouders, het alleen door gebaren duidelijk kunnen maken dat hij/zij van iemand iets wil, (ondersteunende) gebaren en losse woorden, niet antwoorden op vragen of alleen met gebaren of (ondersteunende) gebaren en losse woorden, doof of praktisch doof zijn”. Hiervan is in het geval van (..) geen sprake.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat bij (..) duidelijk is dat er beperkingen in het verloop van de basale communicatie zijn, en deze beperkingen passen bij de volgens het Beoordelingsinstrument toe te kennen één punt.
2.3.2. Voor de subcategorie alleen thuis zijn heeft verweerder geen punten toegekend.
Ingevolge het Beoordelingsinstrument wordt één punt toegekend indien het kind maximaal 10-45 minuten alleen thuis kan zijn.
Eiseres is van mening dat (..) af en toe wel alleen thuis kan zijn, maar dat dit alleen mogelijk is omdat het vaak is geoefend. Wanneer (..) alleen thuis is zorgt eiseres altijd voor een vangnet. Dit betekent dat (..) eiseres of een derde telefonisch kan bereiken wanneer dit nodig is en dat diegene ook indien nodig naar (..) thuis toe kan gaan.
Ter zitting is vast komen te staan dat (..) meer dan drie kwartier (één a twee uur) alleen thuis kan zijn, met het vangnet op de achtergrond. Hij kan zichzelf in deze tijd ook bezighouden.
Eiseres heeft aangegeven dat zij bevreesd is voor de situatie waarin (..) alleen thuis is en er onverwacht iets plaatsvindt. Zij weet niet wat (..) dan zal doen. Verweerder heeft aangegeven dat dergelijk gedrag, dat tot (dreigende) problemen kan leiden, in de situatie van (..) is onderkend door het toekennen van één punt voor de subcategorie gedrag. In deze subcategorie is dit benoemd als de situatie waarin sprake is van evidente gedragspathologie die frequent tot (dreigende) problemen leidt, maar waarbij het met structuur, regelmaat en voorspelbaarheid ook periodiek of situatief goed kan gaan.
De rechtbank is, onder verwijzing naar hetgeen hiervoor onder 2.1. is overwogen, van oordeel dat verweerder voor de subcategorie alleen thuis zijn terecht geen punten heeft toegekend.
2.3.3. Met betrekking tot de subcategorie bezighouden/handreikingen heeft verweerder één punt toegekend.
Hetgeen door eiseres is aangevoerd kan naar het oordeel van de rechtbank in het licht van de in het Beoordelingsinstrument neergelegde maatstaven niet leiden tot een toekenning van een hogere score binnen deze subcategorie. (..) handhaaft zich op het reguliere onderwijs, onder meer door middel van een persoonsgebonden budget. Hij kan zich goed alleen vermaken, bijvoorbeeld met computeren. Om voor twee punten in deze subcategorie in aanmerking te kunnen komen moet er sprake zijn van een situatie waarin voortdurende individuele aandacht, activering en begeleiding nodig zijn en het kind zich in het geheel niet alleen kan vermaken of bezig zijn. Daarbij moeten alle activiteiten binnenshuis georganiseerd en begeleid worden. Gesteld noch gebleken is dat hier in (..)’s situatie sprake van is.
2.4. De rechtbank komt tot de slotsom dat er geen aanknopingspunten zijn om, met inachtneming van de in het Beoordelingsinstrument neergelegde maatstaven, te oordelen dat verweerder de zorgbehoefte van (..) ten aanzien van één van de genoemde subcategorieën heeft onderschat.
3. Het beroep wordt ongegrond verklaard.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. van Loenen, voorzitter, mr. A.I. van der Kris en
mr. L.G. Wijma, rechters en door deze en mr. E.N.M van de Beld als griffier ondertekend.
Uitgesproken in het openbaar op 31 december 2009.