ECLI:NL:RBUTR:2011:BR3286

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/600178-10; 05/600139-08 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewelddadige overval op kantoor Stichting Abrona met letsel door glas

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 19 juli 2011 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een ander een gewelddadige overval heeft gepleegd op een kantoor van de Stichting Abrona te Huis ter Heide. De overval vond plaats op 16 november 2009, waarbij een ruit werd ingeslagen, wat leidde tot letsel bij een persoon die zich in de nabijheid bevond. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de standpunten van de verdediging. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten, maar het bewezenverklaarde feit werd als ernstig beschouwd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal in vereniging door middel van braak, voorafgegaan door bedreiging met geweld. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn diagnose ADHD en een persoonlijkheidsstoornis, en besloot tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor behandeling en begeleiding door de reclassering. Tevens werd een werkstraf van 60 uren opgelegd. De rechtbank benadrukte de ernst van het delict en de impact op de slachtoffers, en dat de verdachte zich had laten leiden door zijn zucht naar geldelijk gewin. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf werd toegewezen, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig had gemaakt aan een nieuw strafbaar feit.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
parketnummer: 16/600178-10; 05/600139-08 (vordering na voorw. veroordeling) [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 19 juli 2011
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1990] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
verblijvende in ‘Groot Batelaar’ te Lunteren.
1 Het onderzoek ter terechtzitting
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 31 mei 2010, 27 augustus 2010,
2 november 2010, 16 november 2010, 24 januari 2011, 11 april 2011 en 5 juli 2011. De verdachte is, behoudens op 2 november 2010, telkens in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. J.P.J. Botterblom, advocaat te Barneveld.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie en van de standpunten door de raadsman van verdachte en door verdachte zelf naar voren gebracht.
2 De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een overval op een kantoor van de Stichting Abrona te Huis ter Heide.
3 De voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig zijn is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld, dat het aan verdachte ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen en baseert zich daarbij op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting d.d. 31 mei 2010.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de terechtzitting van 31 mei 2010;
- de aangifte van [slachtoffer].
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van hetgeen hiervoor is vastgesteld en overwogen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 16 november 2009 te Huis ter Heide, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas (met inhoud, te weten onder andere een portemonnee en een mobiele telefoon en een videocamera), toebehorende aan [slachtoffer], waarbij verdachte of zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die tas (met inhoud) onder hun bereik heeft gebracht door middel van braak van een raam van de kantoorruimte van Stichting Abrona en welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] en een of meer medewerker(s) van Stichting Abrona, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededader,
-een raam van de kantoorruimte van voornoemde Stichting Abrona heeft verbroken en
-(onverhoeds) (via dat raam) die kantoorruimte zijn binnengegaan (terwijl hij, verdachte en zijn mededader bivakmutsen droegen) en
-in die kantoorruimte hebben rondgelopen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
5.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Diefstal in vereniging door middel van braak, voorafgegaan van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden.
5.2 De strafbaarheid van verdachte
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan twaalf maanden en 23 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, onder de bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de voorwaarden van de reclassering, inhoudende een meldingsgebod, en voorts dat verdachte meewerkt aan een klinische opname voor de duur van twaalf maanden bij Groot Batelaar te Lunteren. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf voor de duur van 150 uren subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijke gedeelte gelijk is aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straffen die aan verdachte moeten worden opgelegd heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het strafbare feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en ook met de persoon van verdachte zoals uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het hierna te noemen rapport is gebleken. Daarnaast heeft de rechtbank acht geslagen op het uittreksel justitiële documentatie met betrekking tot verdachte d.d. 6 juni 2011, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor (soortgelijke) vermogensdelicten.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewelddadige overval op een kantoor van de Stichting Abrona te Huis ter Heide. Het geweld heeft eruit bestaan dat een ruit is ingeslagen, terwijl zich op korte afstand van dit raam een persoon bevond die ten gevolge daarvan glas over zich heen heeft gekregen. Daarna is verdachte door dit raam naar binnen geklommen en heeft hij met een bivakmuts op in een kantoorruimte rondgelopen. Alleen al de dreiging die uitgaat van het dragen van een zwarte bivakmuts heeft de situatie zeer beangstigend gemaakt voor de personen die op dat moment in de kantoorruimte aanwezig waren. Daarnaast kent de rechtbank gewicht toe aan de omstandigheid dat het delict heeft plaatsgevonden op een tijdstip dat er meerdere personen aan het werk waren op een plek waar zij zich veilig waanden. Verdachte heeft daarmee geen oog gehad voor de angst die deze overval hun heeft aangejaagd. Het gevoel van veiligheid van deze personen op hun werkplek is door deze bedreiging met geweld ernstig aangetast. Dit heeft verdachte er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan geld te komen. Verdachte en zijn mededader hebben zich bij het plegen van dit ernstige feit uitsluitend laten leiden door hun zucht naar geldelijk gewin.
In het voordeel van verdachte weegt de rechtbank mee, dat hij al snel volledige openheid van zaken heeft gegeven en daarmee de verantwoordelijkheid voor zijn aandeel in de overval op zich heeft genomen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het door Altrecht, afdeling Roosenburg, over verdachte opgemaakte rapport d.d. 29 oktober 2010. Uit dit rapport blijkt dat verdachte is gediagnosticeerd met ADHD en voorts dat er bij hem sprake is van een persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven) met narcistische en antisociale trekken.
Uit een rapport van Reclassering Nederland d.d. 8 april 2011 blijkt dat verdachte sinds 27 januari 2011 in de forensisch psychiatrische kliniek Groot Batelaar is opgenomen.
Over het verloop van het verblijf van verdachte in Groot Batelaar is op 1 juli 2011 door Reclassering Nederland nader gerapporteerd. Ter terechtzitting is hierop door J.J. Vink, als maatschappelijk werker werkzaam bij Groot Batelaar, een toelichting gegeven. Uit dit rapport en de toelichting daarop blijkt dat verdachte aan verschillende onderdelen van de behandeling actief deelneemt en inzet laat zien, maar dat hij de arbeidstherapie matig tot slecht volgt. Opgemerkt wordt dat er zonder meer voortgang zit in de behandeling van verdachte en dat nog tot het einde van dit jaar behandeling nodig is.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Met deze voorwaardelijke straf wordt mede beoogd verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Tevens maakt dit voortzetting van de behandeling bij Groot Batelaar mogelijk, hetgeen de rechtbank voor een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van verdachte noodzakelijk acht, inclusief het opleggen van de hierna genoemde bijzondere voorwaarden. Tevens zal verdachte een werkstraf worden opgelegd. De rechtbank heeft bij de hoogte van de op te leggen straf voorts rekening gehouden met het verstrijken van de tijd sinds het bewezenverklaarde, met de proceshouding van verdachte en met het feit dat verdachte al geruimere tijd in een schorsing loopt met strikte voorwaarden. Gelet daarop komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd.
7 De vordering tot tenuitvoerlegging onder parketnummer 05/600139-08
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan een nieuw strafbaar feit en daarmee de algemene voorwaarde heeft overtreden, verbonden aan de voorwaardelijke straf, opgelegd bij vonnis van 17 juni 2008 van de meervoudige kamer van de rechtbank Arnhem. Gelet hierop zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden toegewezen.
De officier van justitie heeft gevraagd haar vordering toe te wijzen en de jeugddetentie voor de duur van drie maanden om te zetten in een werkstraf.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zal de rechtbank verdachte in de gelegenheid stellen een werkstraf te verrichten voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis, in plaats van de opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 14d, 14g en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het onder 5.1 genoemde strafbare feit oplevert;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 360 dagen, waarvan 177 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* omdat verdachte tijdens de proeftijd (een van) de bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, voor zover deze niet reeds zijn opgenomen in een andere bijzondere voorwaarde;
* dat verdachte zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde perioden blijft melden zo frequent als deze gedurende deze perioden dit nodig acht;
* dat verdachte meewerkt aan behandeling in de forensisch psychiatrische kliniek Groot Batelaar te Lunteren, voor de duur van in totaal twaalf maanden of zoveel korter als deze instelling dat noodzakelijk acht;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- veroordeelt verdachte voorts tot een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken te Arnhem d.d. 17 juni 2008 is opgelegd in de zaak onder parketnummer 05/600139-08 ten uitvoer zal worden gelegd, te weten jeugddetentie voor de duur van drie maanden;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen jeugddetentie zal worden vervangen door een werkstraf van 180 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van de datum waarop dit vonnis onherroepelijk wordt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Wijna, voorzitter, mr. D.A.C. Koster en mr. E.A. Messer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.A. van Wageningen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 19 juli 2011.