ECLI:NL:RBUTR:2010:BO3588

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 september 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-120291-02
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de TBS-maatregel met één jaar voor terbeschikkinggestelde

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 10 september 2010 uitspraak gedaan over de verlenging van de terbeschikkingstelling (TBS) van de verdachte, die momenteel verblijft in het Forensisch Psychiatrisch Centrum "De Rooyse Wissel" te Venray. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een verlenging van de TBS-maatregel met twee jaar had verzocht, beoordeeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks enige vooruitgang in zijn behandeling, nog steeds een risico op recidive vertoont. De verdachte heeft sinds 2009 onbegeleide verloven genoten, maar de rechtbank oordeelt dat het nog te vroeg is voor een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. De rechtbank heeft de inhoud van verschillende rapporten van deskundigen en de kliniek in overweging genomen, waarin werd aangegeven dat de verdachte nog lange tijd structuur, begeleiding en toezicht nodig heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van de verdachte wordt verlengd. De rechtbank heeft daarom besloten de termijn van terbeschikkingstelling van de verdachte met één jaar te verlengen, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde twee jaar. De rechtbank heeft de beslissing genomen op basis van de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/120291-02
Datum uitspraak: 10 september 2010
Beslissing op de vordering tot verlenging terbeschikkingstelling
Beslissing van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, naar aanleiding van de vordering van de officier van justitie in dit arrondissement d.d. 20 juli 2010, ingekomen ter griffie van deze rechtbank op 20 juli 2010, strekkende tot verlenging met twee jaren van de termijn van de terbeschikkingstelling van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1976],
thans verblijvende in Forensisch Psychiatrisch Centrum “De Rooyse Wissel” te Venray;
1. De stukken
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier bevindende stukken, waaronder:
- een afschrift van het vonnis van deze rechtbank van 28 maart 2003, waarbij [verdachte] ter beschikking werd gesteld, met bevel tot verpleging van overheidswege, welke terbeschikkingstelling is ingegaan op 23 augustus 2004;
- de beslissing van deze rechtbank van 3 september 2008, waarbij de termijn van terbeschikkingstelling laatstelijk is verlengd voor de duur van twee jaren, welke beslissing door het Gerechtshof te Arnhem op 9 juni 2009 is vernietigd en waarbij de termijn van terbeschikkingstelling is verlengd met twee jaar;
- het door drs. M. Pansters, hoofd behandeling, dr. K.J. Smits, psychiater en drs. M.E. Belinfante-van Gelder, locatiedirecteur Behandeling en Zorg/plv. hoofd van de inrichting, allen verbonden aan de FPC De Rooyse Wissel te Venray, uitgebrachte advies d.d. 21 juni 2010, strekkende tot verlenging van de termijn van de terbeschikkingstelling met één jaar, alsmede de daarbij overgelegde aantekeningen;
- het psychiatrisch rapport van drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, psychiater, d.d. 5 juni 2010 en het psychologisch rapport van prof. dr. J.J. Baneke, klinisch en forensisch psycholoog, d.d. 23 juni 2010, beide inhoudende als advies de terbeschikkingstelling met een periode van twee jaren te verlengen.
2. De procesgang
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 27 augustus 2010, waarbij zijn gehoord de officier van justitie, [verdachte] voornoemd, de raadsman mr. J. Michels en de getuige-deskundige drs. M. Pansters voornoemd.
3. Het standpunt van de inrichting en de externe deskundigen
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het adviesrapport van De Rooyse Wissel. Hieruit blijkt onder meer het volgende.
De intramurale behandeling van [verdachte] is voor een deel afgerond. Hij heeft zijn delictketen afgerond en een terugvalpreventieplan opgesteld. [verdachte] heeft aangegeven dat hij zich wil gaan richten op zijn resocialisatietraject.
Op een aantal delictgerelateerde risicofactoren heeft [verdachte] vooruitgang geboekt, waardoor de kliniek in mei 2009 een machtiging voor onbegeleid verlof heeft aangevraagd. Deze machtiging is afgegeven en sinds juli 2009 gaat [verdachte] met onbegeleid verlof. In de loop van het onbegeleide verlof is gebleken dat [verdachte] het in de kliniek geleerde tot op zekere hoogte kan toepassen in de praktijk. Hij kan spanningen reguleren en staat controle op zijn handelen toe. Inmiddels verblijft [verdachte] tijdens zijn onbegeleide verlof ook buiten de kliniek.
Belangrijk voor de toekomst is dat [verdachte] de effecten van zijn gedrag op zijn omgeving in kan schatten en in zijn handelen rekening houdt met die effecten. Ook agressieregulatie blijft een aandachtspunt. [verdachte] heeft sinds enige maanden een intieme relatie, zodat het gezien het recidiverisico in de relationele sfeer van belang is dat toezicht op en begeleiding in deze relatie een prominente plek in het resocialisatietraject hebben.
Gezien de ernst van de persoonlijkheidsproblematiek en de aanwezige kenmerken van psychopathie is het noodzakelijk dat [verdachte] de komende periode intensief behandeld, begeleid en gecontroleerd blijft, omdat de mogelijkheid van terugval in middelengebruik of agressie aanwezig is.
Geconstateerd is dat er vooruitgang is in de behandeling van [verdachte], dat er voortgang is ontstaan richting een resocialisatievoorziening, maar tevens dat er nog sprake is van de aanwezigheid van te bewerken risicofactoren en daarmee recidiverisico op de middellange termijn mocht de maatregel van terbeschikkingstelling wegvallen.
Gelet op de behandelvoornemens en het ingezette resocialisatietraject in combinatie met de vordering in de behandeling tot nu toe, wordt geadviseerd de termijn van de terbeschikkingstelling van [verdachte] te verlengen met één jaar.
Uit de rapportage van de deskundige drs. E.L.G. Heinsman-Carlier, blijkt het volgende.
De deskundige zet op basis van haar onderzoek vraagtekens bij het voorlopige advies van de kliniek omtrent de genoemde vooruitgang in de delictgerelateerde risicofactoren.
Hoewel [verdachte] een delictketen en een preventieplan heeft gemaakt, wijkt zijn huidige beschrijving nauwelijks af van de aanvankelijke rapportage van het Pieter Baan Centrum. Gevraagd naar zijn huidige relatie geeft [verdachte] blijk van het nauwelijks kunnen hanteren van de principes van vroegsignalering. Hij weet de aan het indexdelict voorafgaande stappen nauwelijks in beeld te brengen.
[verdachte] heeft een weinig duidelijk beeld van het beloop van zijn behandeling en weet geboekte behandelwinst nauwelijks als zodanig te benoemen. Naar zijn mening zou het tot een beëindiging van de TBS-maatregel kunnen komen. De principes van vroegsignalering en het hierbij nemen van verantwoordelijkheid voor eigen gedrag, worden niet als zodanig door hem toegepast. [verdachte] is hiervoor afhankelijk van vroegsignalering vanuit zijn directe omgeving en het beschermend effect van afdoend sociaal-maatschappelijke inbedding.
In kritische zin is het de vraag in hoeverre de behandelrelatie voldoende basis biedt om middels vroegsignalering tot beveiliging te komen. In dezelfde kritische zin valt af te vragen in hoeverre [verdachte] na vroegsignalering hulp en/of interventie zal accepteren.
Algemene aandachtsvelden zijn het accepteren van zijn beperkingen, accepteren van hulpverlening, openheid in contact als basis voor vroegsignalering en accepteren van structuur en toezicht. Genoemde aandachtsvelden zijn van belang als basis voor extern toezicht en sociaal-maatschappelijke inbedding.
Om tot een meer stabiele sociaal-maatschappelijke inbedding op termijn te kunnen komen, dienen tenminste aandachtsvelden als het accepteren van beperkingen, loslaten van een leefstijl met veel geld, loslaten van identificatie met criminaliteit, accepteren van gezag en structuur en het gelijkwaardig en wederkerig kunnen communiceren, bewerkt te worden.
[verdachte] laat een patroon zien waarbij hij baat heeft bij structuur en regels, maar tegelijkertijd lijkt hij zich hiertegen te verzetten. Passend bij de psychopathiforme kenmerken van [verdachte] lijkt er sprake van een patroon van conflicten en onduidelijkheid waardoor zicht houden en vasthouden van behandelen in aanzienlijke mate bemoeilijkt lijkt te zijn.
Naast beperkte therapeutische leerbaarheid vanuit zijn benedengemiddelde intelligentie en psychopathiforme aankleuring, lijkt het gedragspatroon gekenmerkt door intimidatie en conflict zoeken, gemaakt te hebben dat redelijkerwijs te halen behandeldoelen slechts in beperkte mate zijn behaald. De kernproblematiek van [verdachte] lijkt herleidbaar te zijn tot de mate van agressief narcisme in combinatie met een kwetsbare identiteit.
De door de kliniek genoemde behandeldoelen zijn in belangrijke mate passend bij ontwikkelingsproblematiek, waarvan de verstandelijke beperkingen onderdeel zijn. Doelen als stilstaan bij de gevolgen van eigen gedrag op anderen en emotioneel beter leren verplaatsen in anderen zijn passend bij een dergelijke behandeling. Bij psychopathie heeft het echter als nadeel dat het juist kan bijdragen aan dadergedrag. Een afweging of onderbouwing van de behandellijn en het dilemma hierbij van psychopathiforme kenmerken, wordt gemist. Daarbij wordt de genoemde behandelwinst ten aanzien van risicofactoren onvoldoende expliciet benoemd.
Gezien de huidige intieme relatie van [verdachte] heeft de concrete invulling van (extern) toezicht en begeleiding binnen het huidige resocialisatietraject prioriteit. Zonder de basis van veiligheid voor de partner (en anderen) kan redelijkerwijs onvoldoende invulling gegeven worden aan de door de kliniek ingezette behandellijn. Om terugplaatsing naar de kliniek voor te zijn, zou plaatsing op een resocialisatie-unit met 24-uurs zorg en toezicht te overwegen zijn. Verder valt de wenselijkheid te benoemen van mogelijke behandelalternatieven indien het binnen het resocialisatietraject niet komt tot de beoogde afbouw van zorg/structuur en toezicht.
Binnen de huidige situatie van een feitelijk stagnerend resocialisatietraject, de actuele eisen aan het vereiste beveiligingsniveau en de beperkte leerbaarheid van [verdachte], zijn de verwachtingen aangaande behandelprogressie op afzienbare termijn somber.
Geadviseerd wordt dan ook de termijn van de TBS-maatregel te verlengen met twee jaar.
Uit de rapportage van de deskundige prof. dr. J.J. Baneke, blijkt het volgende.
De totale intelligentie van [verdachte] komt nu op ruim beneden gemiddeld, maar op onderdelen blijft hij op zwakbegaafd niveau presteren.
Momenteel zijn er geen aanwijzingen voor een afhankelijkheid van cannabis, maar het is nog moeilijk vast te stellen hoe [verdachte] zal reageren op stressvolle situaties, met name als de TBS-structuur wegvalt.
[verdachte] is nog steeds te afhankelijk van zijn ouders.
Het gebrek aan zichtbare uiting van gevoelens van empathie, spijt, schuld of schaamte baart extra zorgen, omdat [verdachte] wel zegt dat hij spijt heeft en blijkbaar zelf geen discrepantie ervaart tussen wat hij zegt en wat zijn emoties zijn.
Er is geen enkele ervaring of erkenning van innerlijke spanningen, conflicten, problemen en dergelijke. Dat roept de vraag op in hoeverre [verdachte] in staat is essentiële emoties bij zichzelf en anderen waar te nemen en daar adequaat op te reageren.
Het ontkennen/bagatelliseren van het delict en het onvoldoende eigen verantwoordelijkheid nemen is ernstig. Er ontbreken doorleefde gevoelens van spijt en schuld. Het probleembesef en -inzicht zijn te beperkt. Gekrenktheid en boosheid zijn weliswaar minder zichtbaar aan de oppervlakte, maar het is onduidelijk hoe [verdachte] met spanningen omgaat en zal omgaan in een minder gestructureerde setting.
De antisociale levensstijl bleek eerder uit het impulsieve, bedreigende en gewelddadige gedrag, zonder rekening te houden met de belangen en gevoelens van anderen.
Het geheel wijst nog steeds op een verhoogde indicatie voor psychopathie.
Bij de risicotaxatie valt op dat die evenmin erg gewijzigd is. Dat betekent dat er nog steeds risico is op recidive.
Kortom, er zijn relatief nog weinig positieve effecten zichtbaar van de TBS-behandeling en er is onvoldoende zicht op recidivevermindering.
Geadviseerd wordt de TBS-maatregel met twee jaar te verlengen.
4. Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting haar vordering gewijzigd in die zin dat zij thans de verlenging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging met één jaar vordert.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht duidelijk is dat [verdachte] op de goede weg is. Hij heeft onbegeleide verloven, woont nog op het terrein van de kliniek en heeft nog niet alle vrijheden.
De officier van justitie acht het op dit moment nog te vroeg om tot een voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel te komen.
5. Het standpunt van de terbeschikkinggestelde en zijn raadsman
De raadsman heeft aangevoerd dat thans de tijd rijp is om de terbeschikkinggestelde de volgende fase in te laten gaan en dat de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging voorwaardelijk dient te worden beëindigd. Daartoe heeft de raadsman primair verzocht de TBS-maatregel te verlengen voor maximaal één jaar met aanhouding voor het doen opmaken van een maatregelenrapport, op te stellen door de reclassering.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht de beslissing op de vordering tot verlenging van de TBS-maatregel aan te houden voor één maand. De verdediging heeft een extern rapporteur in de arm genomen teneinde een maatregelenrapport op te doen maken ter ondersteuning van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de TBS-maatregel. Dit omdat het Openbaar Ministerie te kennen heeft gegeven geen nut en noodzaak te zien in het laten opstellen van een maatregelenrapport en omdat de standpunten van de deskundigen zeer teleurstellend zijn voor de terbeschikkinggestelde.
De terbeschikkinggestelde heeft hetgeen zijn raadsman heeft aangevoerd onderschreven en heeft tevens aangegeven dat hij het niet eens is met het advies van de kliniek en de deskundigen.
6. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de inhoud van de rapporten van de kliniek en de unanieme mening van de deskundigen, duidelijk is dat er nog sprake is van risico op recidive. Wel zij opgemerkt dat de terbeschikkinggestelde de afgelopen periode goede vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling, hetgeen onder meer blijkt uit het feit dat zijn verloven zijn uitgebreid van begeleide verloven naar onbegeleide verloven, zij het met restrictie ten aanzien van het overnachten bij zijn vriendin.
Zowel de kliniek als de deskundigen zijn van oordeel dat verdachte nog lange tijd structuur, begeleiding en toezicht nodig heeft. In de komende tijd zal moeten blijken of en in hoeverre de terbeschikkinggestelde in staat is om de aangeleerde vaardigheden in de praktijk toe te kunnen passen.
De terbeschikkinggestelde zit momenteel nog in het resocialisatietraject zonder dat sprake is van proefverlof.
De terbeschikkinggestelde geniet sinds juni 2009 wel meer vrijheden en woont sinds juni 2010 in een appartementenwoonvorm op het terrein van de kliniek. Dit lijkt goed te gaan, maar dit gebeurt nog binnen de (veilige) structuur van de kliniek.
Gelet op de inhoud van de adviezen acht de rechtbank het op dit moment nog te vroeg om over te gaan tot een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het verzoek van de raadsman tot aanhouding van de beslissing (daaromtrent) wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de komende periode kan worden gebruikt om toe te werken naar nog meer vrijheden voor de terbeschikkinggestelde. Dit kan uiteindelijk leiden tot een proefverlof en mogelijk op termijn tot een voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Uit voornoemd vonnis van deze rechtbank blijkt dat [verdachte] onder meer is veroordeeld wegens misdrijven die gericht zijn tegen en gevaar veroorzaken voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, namelijk -kort gezegd- poging doodslag en brandstichting met levensgevaar voor anderen.
De rechtbank is van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, eist dat de terbeschikkingstelling met verpleging van [verdachte] wordt verlengd.
Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging verlengen met één jaar.
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 38d en 38e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De rechtbank verlengt de termijn van terbeschikkingstelling van [verdachte] voor de tijd van ÉÉN JAAR.
Aldus gedaan door mr. A.G. van Doorn, mr. S. Wijna en mr. D.A.C. Koster, bijgestaan door
H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van
10 september 2010.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mee te ondertekenen.