ECLI:NL:RBUTR:2007:BA4632

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
SBR-06-4240
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaarschrift en beroep tegen de samenstelling van de vertrouwenscommissie voor de benoeming van de burgemeester van Rhenen

In deze zaak heeft de politieke partij Rhenens Belang bezwaar en beroep ingesteld tegen de samenstelling van de vertrouwenscommissie die verantwoordelijk was voor de benoeming van de nieuwe burgemeester van Rhenen. De fractievoorzitter van Rhenens Belang was niet benoemd in deze commissie, wat leidde tot onvrede. De burgemeester was inmiddels benoemd, en Rhenens Belang gaf aan geen behoefte te hebben aan herhaling van het werk van de vertrouwenscommissie of aan het aanvechten van de benoeming van de nieuwe burgemeester. De rechtbank oordeelde dat Rhenens Belang en haar fractievoorzitter geen procesbelang meer hadden bij een uitspraak op het beroep, aangezien zij niet meer wensten dat het proces herhaald werd.

De rechtbank benadrukte dat het niet de taak van de bestuursrechter is om uitspraken te doen over principiële overwegingen zonder dat daar een procesbelang aan ten grondslag ligt. Rhenens Belang wilde dat de rechtbank vaststelde dat het gebrek aan vertrouwen in de fractievoorzitter ongefundeerd was, maar de rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was om dit te doen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk wegens gebrek aan procesbelang en wees erop dat er geen reden was om de verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.

De uitspraak werd gedaan door de meervoudige kamer van de Rechtbank Utrecht op 8 mei 2007, waarbij de rechtbank de relevante wetgeving en eerdere jurisprudentie in overweging nam. De rechtbank concludeerde dat er geen procesbelang was, omdat de eisers niet wensten dat het werk van de vertrouwenscommissie werd herhaald en ook niet de benoeming van de burgemeester wilden aanvechten. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en bevestigde dat er geen verdere stappen nodig waren.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
zaaknummer: SBR 06/4240
uitspraak van de meervoudige kamer van 8 mei 2007
inzake
Rhenens Belang,
gevestigd te Rhenen, en
[naam],
wonende te Rhenen,
eisers,
en
de gemeenteraad van de gemeente Rhenen,
verweerder.
Inleiding
1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van 10 november 2006 waarbij het bezwaarschrift van eisers tegen het besluit van 19 september 2006 niet-ontvankelijk is verklaard voor zover het was ingediend door [naam] en ongegrond is verklaard voor zover het was ingediend namens de fractie Rhenens Belang.
1.2 Het beroep is op 10 april 2007 ter zitting behandeld, waar eiser [naam] is verschenen, mede namens Rhenens Belang. Tevens is verschenen B. Henken, bestuurslid van Rhenens Belang. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. A. Derks, voormalig griffier bij de gemeente Rhenen, en J. de Jong, fractievoorzitter van de PvdA.
Overwegingen
2.1 Artikel 61, eerste lid, van de Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester bij koninklijk besluit op voordracht van Onze Minister wordt benoemd voor de tijd van zes jaar.
Ingevolge artikel 61, derde lid, van de Gemeentewet - voor zover hier van belang - stelt de raad na het overleg met de commissaris uit zijn midden een vertrouwenscommissie in, belast met de beoordeling van de kandidaten. De raad kan bepalen dat één of meer wethouders als adviseur aan de vertrouwenscommissie worden toegevoegd. De commissaris verschaft de vertrouwenscommissie een opgave van degenen die naar het ambt van burgemeester hebben gesolliciteerd, vergezeld van zijn oordeel over kandidaten die hij in beginsel geschikt acht voor benoeming.
Artikel 5, eerste lid, van de verordening vertrouwenscommissie Rhenen 2006 bepaalt dat de leden van de commissie worden benoemd door en uit de raad. Uit dezelfde fractie kan ten hoogste één vertegenwoordiger worden aangewezen.
2.2 Bij besluit van 19 september 2006 heeft verweerder op grond van artikel 61, derde lid, van de Gemeentewet, alsmede artikel 5 van de verordening vertrouwenscommissie Rhenen 2006, R.L. Dirksen, J. de Jong (voorzitter), F. Cornelisse, P.A. van Leeuwen en A.A. Bonnema als lid van de vertrouwenscommissie benoemd. De griffier, de gemeentesecretaris en de wethouders A.F.M. van Hees, M.A. Guichelaar en E. van den Bosch zijn bij dit besluit als adviseurs van de vertrouwenscommissie aangewezen. In het voorstel behorende bij dit besluit is aangegeven dat de fractievoorzitter van Rhenens Belang uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven deel uit te willen maken van de vertrouwenscommissie. Daarbij is vermeld dat de fractievoorzitters van PC, PvdA, CDA, SGP en VVD van oordeel zijn dat de deelname van de fractievoorzitter van Rhenens Belang aan de vertrouwenscommissie ongewenst is omdat er onvoldoende vertrouwen is in een constructieve samenwerking in de commissie, gebaseerd op een gebrek aan vertrouwen in de persoon van de heer [naam].
2.3 Vast is komen te staan dat de activiteiten van de vertrouwenscommissie in de tweede week van november 2006 zijn aangevangen. In december 2006 hebben er opnieuw gesprekken plaatsgehad en op 11 december 2006 en 9 januari 2007 is verslag uitgebracht aan de commissaris van de Koningin. In de openbare raadsvergadering van 9 januari 2007 heeft de gemeenteraad van Rhenen besloten de heer drs. J.H.A. van Oostrum aan te bevelen bij de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor het ambt van burgemeester in Rhenen. Bij koninklijk besluit van 23 februari 2007 is drs. J.H.A. van Oostrum benoemd tot burgemeester van de gemeente Rhenen. Van Oostrum is op 16 maart 2007 als burgemeester geïnstalleerd.
2.4 Volgens vaste jurisprudentie - onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 24 augustus 2005, www.rechtspraak.nl, LJN AU1396 - is voor een ontvankelijk beroep vereist dat sprake is van een (proces)belang dat direct te herleiden is tot de rechtsstrijd tussen partijen over een bepaald besluit. Eisers hebben daarover ter zitting te kennen gegeven dat zij niet willen bewerkstelligen dat het werk van de vertrouwenscommissie wordt overgedaan en zij niet willen tornen aan de benoeming van de nieuwe burgemeester. De rechtbank is van oordeel dat hierin dan ook geen procesbelang is gelegen bij een uitspraak op het beroep.
2.5 Naar het oordeel van de rechtbank hebben eisers ook voor het overige geen belang naar voren gebracht met betrekking tot het onderhavige beroep. Eisers willen door de rechtbank vastgesteld zien dat het gebrek aan vertrouwen volkomen ongefundeerd is. Hoewel de rechtbank zich kan voorstellen dat eisers een uitspraak wensen over de vraag of verweerder op goede gronden het besluit van 19 september 2006 heeft genomen, leent een beroepsprocedure zich daarvoor alleen als er nog een procesbelang bestaat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van een specifiek besluit. Er is in dit geval geen sprake van een besluit dat in de toekomst regelmatig zal worden genomen. De rechtbank merkt daarbij op dat het niet de taak van de bestuursrechter is om uitsluitend bij wijze van voorlichting in een uitspraak overwegingen van principiële aard op te nemen.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er overigens onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat de beoordeling van de rechtmatigheid van het besluit van 19 september 2006 nodig is voor een goed functioneren van Rhenens Belang in de gemeenteraad van Rhenen. Voor zover eisers hebben verwezen naar de brief van de burgemeester van 8 januari 2007 over de vertrouwelijkheid van het overleg in het zogenoemde presidium, merkt de rechtbank op dat partijen daarover een verschil van opvatting hebben waarover in de onderhavige procedure door de rechtbank geen duidelijkheid kan worden gegeven. Ook hierin kan geen grond worden gevonden voor de conclusie dat eisers belang hebben bij een uitspraak op het beroep.
2.6 De rechtbank zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, het beroep van eisers tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaren wegens gebrek aan procesbelang. De rechtbank ziet geen aanleiding verweerder te veroordelen tot vergoeding van proceskosten.
Beslissing
De rechtbank Utrecht,
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter als voorzitter en mr. S. Wijna en mr. D.A.C. Koster als leden en in het openbaar uitgesproken op 8 mei 2007.
De griffier: De voorzitter:
mr. H.L.M. Obispo - van Rooijen mr. R.P. den Otter
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag.