ECLI:NL:RBUTR:2006:AY3893
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de huurwaardekapitalisatiemethode bij de waardering van onroerende zaken volgens de Wet WOZ
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 17 mei 2006, hebben eiseressen X B.V. en Y B.V. beroep ingesteld tegen de vastgestelde waarde van hun onroerende zaak, gelegen aan de [a-straat 1] te [P], zoals bepaald door de directeur van de Dienst Burgerzaken en Gemeentebelastingen van de gemeente [P]. De waarde was vastgesteld op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de eiseressen stelden dat de toegepaste ITZA-methode leidde tot een substantiële onderwaardering van het object. De rechtbank heeft de beroepen gevoegd behandeld op 13 april 2006, waarbij de gemachtigden van eiseressen en vertegenwoordigers van verweerder aanwezig waren.
De rechtbank overwoog dat de waarde van een onroerende zaak moet worden bepaald op basis van de waarde die aan de onroerende zaak zou worden toegekend indien deze in volle eigendom zou worden overgedragen. Eiseressen stelden dat de waarde verlaagd diende te worden van ? [b],- naar ? [f],- en voerden aan dat de door verweerder gebruikte referentietransacties niet geschikt waren voor de bepaling van de huurwaarde. De rechtbank oordeelde echter dat de door verweerder gehanteerde methode, gebaseerd op vergelijkbare marktgegevens, correct was en dat de door eiseressen voorgestelde ITZA-methode niet op de juiste wijze was toegepast.
De rechtbank concludeerde dat de door verweerder vastgestelde waarde niet hoger was dan de economische waarde van het object op de waardepeildatum en dat de door eiseressen overgelegde taxatierapporten onvoldoende tegenbewijs boden tegen de uitkomst van het door verweerder overgelegde taxatierapport. De beroepen van eiseressen werden ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om verweerder in de proceskosten te veroordelen. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de leden van de rechtbank.