RECHTBANK UTRECHT
Sector bestuursrecht
uitspraak van de meervoudige kamer d.d. 15 mei 2006
[eiseres],
wonende te Houten,
eiseres,
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv),
verweerder.
1.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 augustus 2005 (het bestreden besluit), waarbij verweerder het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 17 februari 2005 ongegrond heeft verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de uitkering van eiseres ingevolge de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) met ingang van 15 april 2005 herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
1.2 Het geding is behandeld ter zitting van 3 april 2006, waar eiseres in persoon is versche-nen, bijgestaan door mr. H. Cornelis, advocaat te Utrecht. Daartoe opgeroepen zijn namens verweerder verschenen mr. F.A. Put en senior bezwaararbeidsdeskundige J. den Hartog, beiden werkzaam bij het Uwv.
Inleidende overwegingen
2.1 In de onderhavige zaak ligt ter beoordeling voor een besluit waarin de mate van arbeidsongeschiktheid van de betrokken verzekerde, eiseres, is bepaald met behulp van het zogeheten Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De rechtbank zal zich, alvorens inhoudelijk over de onderhavige kwestie te oordelen, eerst uitspreken over de vraag of verweerder met de thans doorgevoerde aanpassingen van het CBBS-systeem de door de Centrale Raad van Beroep (CRvB) gesignaleerde onvolkomenheden in voldoende mate heeft opgeheven.
2.2 Het bestreden besluit dateert van na 1 juli 2005. De CRvB heeft in een reeks uitspraken van 9 november 2004 (onder andere gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder de LJN-nummers AR4716, 4717, 4718, 4719, 4721 en 4722) overwogen dat het CBBS een aantal karakteristieken bevat die in beginsel, reeds ieder voor zich maar ook in onderlinge samenhang, ertoe kunnen leiden dat de wijze van totstandkoming van en de gehanteerde uitgangspunten bij een schatting zowel voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende, als in voorkomende gevallen ook voor de rechter, minder inzichtelijk, minder verifieerbaar en minder toetsbaar zijn dan het geval is ten aanzien van schattingen met behulp van het Functie Informatie Systeem (FIS). Daarbij zijn de volgende punten genoemd:
1. in de (kritische) Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) stemt de nummering van de belast-baarheidsaspecten niet overeen met de nummering van de naar inhoud overeenkomende items in de lijsten met belastinggegevens van de functies;
2. het systeem voorziet er niet in dat signaleringen ten teken dat met betrekking tot een onderdeel of meerdere onderdelen van de functiebelasting sprake kan zijn van een overschrijding van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde op dat punt of op die punten, in de dossiergegevens terechtkomen. Deze signaleringen worden door het systeem wel aan de arbeidsdeskundige op het scherm gepresenteerd, maar ze komen niet terug in de geprinte versies van de CBBS-formulieren. Als gevolg hiervan laat het zich voor anderen dan functionarissen van verweerder niet goed controleren of terecht het standpunt is ingenomen dat de totale belasting van een functie binnen de medische mogelijkheden van een betrokkene blijft;
3. de FML kent naast de matchende beoordelingspunten ook niet-matchende beoordelings-punten, die door het systeem niet worden vergeleken. Dit maakt het in beginsel mogelijk dat functies door het systeem worden geselecteerd als potentieel passende functies - omdat bij vergelijking door het systeem van de matchende beoordelingspunten niet gebleken is van onaanvaardbare overschrijdingen van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde - terwijl de betreffende functies bij die selectie eigenlijk als niet, of niet zonder meer, geschikt zouden moeten zijn aangemerkt, aangezien ze een aanmerkelijke belasting kennen op onder-delen waarvoor de betrokken verzekerde volgens de (niet-matchende belastbaarheidsaspec-ten van de (kritische)) FML evenzeer aanmerkelijk beperkt is.
2.3 De CRvB heeft in deze uitspraken geoordeeld dat schattingsbesluiten op bezwaar die vanaf 1 juli 2005 worden genomen, indien en voor zover daaraan gebreken kleven die voortvloeien uit onvolkomenheden van het CBBS als ondersteunend systeem, als hiervoor gesignaleerd, en die niet uiterlijk bij zodanige besluiten door een deugdelijke motivering zijn ondervangen, in daarvoor in aanmerking komende gevallen zullen worden vernietigd - zonder instandlating van de rechtsgevolgen - wegens strijd met de artikelen 3:2 en/of 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) vanwege een onzorgvuldige voorbereiding en/of een motiveringsgebrek.
Algemeen oordeel van de rechtbank inzake het aangepaste CBBS
2.4 Het arbeidskundig oordeel van de (aangepaste) schattingsbesluiten steunt in het algemeen op een rapport van een bezwaararbeidsdeskundige met bijbehorende 'resultaat functiebeoordeling' (het oude 'resultaat eindselectie'). Met het 'resultaat functiebeoordeling' is een aanpassing in het CBBS-systeem doorgevoerd waarmee verweerder heeft beoogd te voldoen aan de eisen zoals gesteld in de uitspraken van de CRvB van 9 november 2005. Op grond van die uitspraken zal de rechtbank de vraag moeten beantwoorden of verweerder thans met de doorgevoerde aanpassingen van het CBBS-systeem de door de CRvB gesignaleerde onvolkomenheden in voldoende mate heeft weggenomen.
Ten aanzien van punt 1 (de nummering van de FML en het resultaat functiebeoordeling)
2.5 Verweerder heeft de nummering van de functiebelastingpunten in de functies op het formulier 'resultaat functiebeoordeling' aangepast, waarbij de nummering en de volgorde van de belastingpunten in de functie gelijk zijn aan de beoordelingspunten op de FML. Naar het oordeel van de rechtbank leidt deze systeemaanpassing ertoe dat het voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende als ook voor de rechter mogelijk is op een relatief eenvoudige wijze belastbaarheids- en functiebelasting-gegevens met elkaar te vergelijken. De rechtbank heeft geconstateerd dat het resultaat functiebeoordeling in totaal zeven rubrieken kent, terwijl de FML zes rubrieken vermeldt. In deze zevende rubriek van het resultaat functiebeoordeling zijn bepaalde functiebelasting-gegevens opgenomen waartegenover geen corresponderende belastbaarheidsgegevens staan op de FML (zogenoemde niet-matchende beoordelingspunten). Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat deze punten grotendeels corresponderen met een beoordelingspunt in rubriek 4 dan wel 5 en dat de punten in rubriek 7 steeds door het systeem van een 'M' worden voor-zien. Naar het oordeel van de rechtbank is verweerder met deze aanpassing in de nummering in voldoende mate aan de onder punt 1 door de CRvB genoemde onvolkomenheid tegemoet gekomen.
Ten aanzien van punt 2 (signaleringen bij de overschrijding van de belastbaarheid)
2.6 Om aan de onder punt 2 vermelde onvolkomenheid tegemoet te komen, is het CBBS in die zin aangepast dat bij de geselecteerde functies direct zichtbaar is bij welke beoordelings-punten zich eventuele knelpunten en mogelijke overschrijdingen voordoen. Bij de items waar dit zich voordoet, staat er in de functiebelastingenlijst op het formulier resultaat functiebe-oordeling een 'M' of een 'G' vermeld. Uit het resultaat functiebeoordeling en de toelichting van verweerder ter zitting begrijpt de rechtbank dat het systeem aan de arbeidsdeskundige een eventueel knelpunt/mogelijke overschrijding uitsluitend vermeldt als een 'M'. Een 'M' ('motivering') geeft aan dat de belasting in de functie in relatie tot de rapportage van de verzekeringsarts en de FML zodanig is, dat geschiktheid moet worden ondersteund door een nadere motivering in de rapportage van de arbeidsdeskundige of de verzekeringsarts. In bepaalde gevallen mag de arbeidsdeskundige dan een 'M' veranderen in een 'G'. Een 'G' ('geen motivering') geeft aan dat is vastgesteld dat de belasting in de functie valt binnen de door de verzekeringsarts in de rapportage of toelichting op de FML aangegeven mogelijk-heden, inclusief de interpretatieruimte van de FML. De interpretatieruimte staat bovenaan de FML vermeld. Bij een 'G' wordt de geschiktheid derhalve niet nader gemotiveerd, hoewel de belasting in de functie hoger kan zijn dan de vermelde waarde op de FML.
2.7 Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat er binnen zijn organisatie een intern memo aan arbeidsdeskundigen en verzekeringsartsen bestaat, waarin (samengevat) wordt aangegeven dat een 'G' alleen kan worden gebruikt als één van de volgende situaties zich voordoet:
a. de verzekeringsarts heeft aangegeven dat de cliënt op het desbetreffende punt niet beperkt is;
b. de arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de belasting ligt binnen de mogelijkheden die in een nadere toelichting door de verzekeringsarts zijn beschreven. Dit kan voorkomen bij een normaalwaarde en bij een beperking;
c. de arbeidsdeskundige heeft geconstateerd dat de signalering een ander aspect betreft dan het aspect waarop de cliënt beperkt is;
d. de arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat de signalering een incidentele piekbelasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau (conform de tekst boven de FML);
e. de arbeidsdeskundige heeft geconcludeerd dat de signalering een marginaal hogere belasting betreft ten opzichte van het door de verzekeringsarts aangegeven niveau (conform de redactie van de beoordelingspunten op de FML, die daar waar nodig voorzien zijn van het woord 'ongeveer');
f. de combinatie van de mate en het tijdsaspect (frequentie of duur) op de FML en in de functie is zodanig dat de functie op het desbetreffende beoordelingspunt naar het oordeel van de arbeidsdeskundige evident geschikt is.
2.8 A. Zoals door verweerder toegelicht ter zitting geeft de normaalwaarde de minimale belasting aan die voor vrijwel iedere gezonde persoon tussen 16 en 65 jaar haalbaar is. Op het moment dat de betrokken verzekerde niet beperkt is, is deze minimaal belastbaar overeenkomstig de normaalwaarde. De rechtbank begrijpt dit systeem aldus dat hiermee een overschrijding van de normaalwaarde (tot aan de wettelijk vastgestelde arbo-normen) mogelijk is. Indien voor een verzekerde een marginale, dan wel een forse overschrijding van de normaalwaarde boven zijn of haar belastbaarheid uitgaat, wordt door de verzekeringsarts een beperking aangenomen met betrekking tot een belasting boven de normaalwaarde. De rechtbank is van oordeel dat in gevallen waarin een verzekerde op een bepaald aspect niet beperkt is en het systeem toch een signalering geeft, aangezien sprake is van een overschrijding van de normaalwaarde, de arbeidsdeskundige wat betreft de motivering kan volstaan met de omzetting van een 'M' naar een 'G'. In dergelijke gevallen is evident dat de belasting in de functie op dit aspect de belastbaarheid van die betreffende verzekerde niet te boven gaat. Wel geeft de rechtbank er de voorkeur aan dat zich in ieder dossier een overzicht bevindt van de normaalwaarden, dan wel dat op de FML de normaalwaarde wordt vermeld, zodat het voor anderen dan de arbeidsdeskundige inzichtelijk is waarom een signalering plaatsvindt. Het gaat de rechtbank echter te ver om bij het ontbreken van (een overzicht van) de normaalwaarden tot het oordeel te komen dat het systeem op dit punt onvoldoende is aangepast aan de door de CRvB gestelde eisen in de uitspraken van 9 november 2004.
2.9 B. In de situatie dat de belasting in een functie ligt binnen de mogelijkheden van de betrokken verzekerde zoals die in een nadere toelichting door de verzekeringsarts zijn beschreven, kan een 'M' in een 'G' worden veranderd. Dit kan voorkomen bij een normaalwaarde en bij een beperking. Wanneer deze nadere toelichting terug te vinden is in de gedingstukken, bijvoorbeeld in de rapportage van de (bezwaar)verzekeringsarts, is de rechtbank van oordeel dat het om een evident geval gaat, zodat de (bezwaar)arbeidsdeskun-dige kan volstaan met het wijzigen van 'M' naar 'G'. Het verdient daarbij sterk de voorkeur dat de (bezwaar)arbeidsdeskundige aangeeft waar de vereiste motivering te vinden is.
2.10 C. In het geval de signalering van een mogelijke overschrijding een ander aspect betreft dan dat waarop de betrokken verzekerde beperkt is, kan de arbeidsdeskundige volgens het intern memo eveneens volstaan met een verandering van 'M' naar 'G'. Ter zitting is door verweerder toegelicht dat dit bijvoorbeeld het geval kan zijn wanneer sprake is van een bijzondere belasting op een bepaald functieaspect. De bijzondere belasting is weliswaar kenmerkend voor de functie, maar dat betekent niet dat er per definitie sprake is van een overschrijding van de belastbaarheid van de betrokken verzekerde. Als voorbeeld heeft verweerder het item "2.1 Zien" aangehaald, waarbij in een bepaalde functie als bijzondere belasting is opgenomen "kleuren en codes van kleine componenten kunnen zien". Voor de betreffende functie is deze vaardigheid essentieel. Derhalve is die belasting aangegeven als bijzondere belasting. Dat houdt in dat in geval van beperkingen van het gezichtsvermogen er nader zal moeten worden bezien of de betrokken verzekerde aan deze functie-eis kan vol-doen. Er is in een dergelijk geval geen sprake van een overschrijding van de normaalwaarde. Immers, iemand zonder beperkingen aan het gezichtsvermogen kan kleuren en codes van kleine componenten zonder probleem onderscheiden. Het systeem signaleert dan ook terecht niet. Wanneer er bij de verzekerde evenwel een beperking bestaat ten aanzien van het gezichtsvermogen, bijvoorbeeld kleurenblindheid, wordt er een beperking opgenomen in de FML. Het CBBS zal vervolgens op dit punt een signalering geven, aangezien sprake is van een bijzondere belasting en voor de verzekerde op dit punt een beperking is gegeven. Verweerder heeft in dit verband betoogd dat in het geval een betrokkene niet beperkt is met betrekking tot het zien van kleuren, maar wel op een ander aspect van zien waardoor het systeem een signalering geeft, die signalering geen nadere motivering vereist, omdat dan sprake is van een situatie waarin het ook voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een mogelijke derde-belanghebbende en voor de rechter evident zal zijn dat de belastbaarheid van de betrokken verzekerde niet wordt overschreden. In alle andere gevallen is volgens verweerder een nadere motivering vereist. De rechtbank acht deze werkwijze aanvaardbaar.
2.11 D-F. Tot slot zijn er blijkens het intern memo nog de in de punten d tot en met f omschreven situaties, waarbij de (bezwaar)arbeidsdeskundige kan volstaan met het veranderen van 'M' naar 'G'. De rechtbank Breda heeft in haar uitspraak van 3 januari 2006, onder andere gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer AU9030, een overweging gegeven ten aanzien van deze punten die deze rechtbank geheel onderschrijft. Deze overweging luidt als volgt:
"Daarnaast is gebleken dat de arbeidsdeskundige zelfstandig beslist of er sprake is van een marginale overschrijding van de aangegeven beperking dan wel van een incidentele piekbelasting, die uitgaat boven die beperking, in welke gevallen een functie als passend mag worden geaccepteerd. Ook is het de arbeidsdeskundige die in beginsel beslist of een belastingpunt blijft binnen een door een verzekeringsarts bij een belastbaarheidsgegeven in de FML gegeven nadere toelichting. Deze beslismomenten verlangen een nadere beoordeling waarvoor deskundigheid is vereist. De arbeidsdeskundige kan echter volstaan met het veranderen van een 'M' in een 'G'. Hij zal daarbij beslissingen nemen op basis van niet direct kenbare en toetsbare aannames die voor hem als deskundige waarschijnlijk vanzelfsprekend zijn doch voor een justitiabele en de rechter juist toelichting behoeven. Een dergelijke toelichting is bovendien noodzakelijk om te kunnen beoordelen of de arbeidsdeskundige bij deze beslismomenten inderdaad op zijn eigen deskundige oordeel heeft kunnen varen, of dat hij ook overleg met de verzekeringsarts had moeten voeren.
De conclusie is dat het gewijzigde CBBS op dit punt niet voldoet aan een als een toereikend aan te merken niveau van transparantie, verifieerbaarheid en toetsbaarheid van een schattingsbesluit in een concreet geval. Hoewel het aan verweerder is het systeem zodanig aan te passen dat hieraan wel is voldaan, geeft de rechtbank verweerder hierbij het volgende in overweging:
- in de FML zouden de normaalwaarden inclusief interpretatiekader van het CBBS-handboek (zoals frequentie) - mogelijk in beknopte vorm - moeten worden weergegeven;
- iedere 'M' zou door de arbeidsdeskundige van een toelichting moeten worden voorzien, waarmee is gegeven dat de mogelijkheid vervalt een 'M' te veranderen in een 'G'."
Ten aanzien van punt 3 (de niet-matchende punten)
2.12 De rechtbank heeft geconstateerd dat verweerder het CBBS ook ten aanzien van de niet-matchende punten heeft aangepast. Deze punten worden op het formulier resultaat functiebe-oordeling vermeld door middel van een asterisk (*). Op de eerste pagina van dit formulier staat aangegeven dat een (*) betekent dat er geen overeenkomende beoordelingspunten op de FML en de functiebelasting zijn en dat er daarom geen geautomatiseerde vergelijking van deze punten heeft plaatsgevonden. Bij elk niet-matchend punt zal de arbeidsdeskundige en/of in voorkomend geval de verzekeringsarts nog nader dienen te beoordelen of de door het CBBS geselecteerde functie valt binnen de in de FML aangegeven beperking met betrekking tot dat punt. Nu deze punten direct herkenbaar zijn gemaakt en een nadere toelichting op deze punten moet volgen, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende tegemoetgekomen aan de eisen van inzichtelijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid. Mits aan deze motiveringseis met betrekking tot alle niet-matchende punten is voldaan, waarbij niet kan worden volstaan met de enkele vermelding 'G' tenzij sprake is van een van de evidente gevallen zoals hierboven omschreven, is het voor de betrokken verzekerde, diens eventuele gemachtigde, een eventuele derde belanghebbende, en ook voor de rechter naar het oordeel van de rechtbank voldoende inzichtelijk waarom de desbetreffende functies gelet op deze punten passend worden geacht.
2.13 Uit het bovenstaande volgt dat de rechtbank van oordeel is dat de aanpassingen van het CBBS, zoals deze door verweerder zijn doorgevoerd, niet voldoen aan de eisen van inzichte-lijkheid, verifieerbaarheid en toetsbaarheid die aan het CBBS moeten worden gesteld, voor zover het daarbij in de aangegeven gevallen gaat om de keuze van de arbeidsdeskundige om een 'M' te veranderen in een 'G'. De rechtbank zal zowel bij de aanduiding 'M', als bij een asterisk (*) toetsen of de motivering met betrekking tot deze punten deugdelijk is. Bij de aanduiding 'G' zal de rechtbank nagaan of inderdaad sprake is van een geval waarin nadere motivering achterwege mocht blijven. Wanneer hieraan niet is voldaan, kleeft aan het bestreden besluit een gebrek dat voortvloeit uit een door de rechtbank onjuist geachte toepassing van het CBBS als ondersteunend systeem.
Beoordeling van het bestreden besluit
2.14 Eiseres is op 4 november 1999 als gevolg van bekken- en rugklachten uitgevallen voor haar werkzaamheden als datatypiste bij de [werkgever]. Met ingang van 23 oktober 2000 heeft verweerder eiseres in aanmerking gebracht voor een WAO-uitkering, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%.
2.15 In het kader van een periodieke herbeoordeling heeft verzekeringsarts E.M. Wielaard eiseres op 18 januari 2005 onderzocht. Blijkens haar rapportage van dezelfde datum heeft de verzekeringsarts geoordeeld dat er bij eiseres geen sprake is van volledige arbeidsongeschikt-heid op medische gronden. De belastbaarheid van eiseres heeft de verzekeringsarts neerge-legd in de FML van 8 februari 2005.
2.16 Na arbeidskundig onderzoek heeft verweerder bij primair besluit van 17 februari 2005 de WAO-uitkering van eiseres met ingang van 15 april 2005 herzien en de mate van arbeidsongeschiktheid nader berekend naar 25 tot 35%.
2.17 Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt. Eiseres heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om haar bezwaren op een hoorzitting nader toe te lichten.
De bezwaarverzekeringsarts J.M. Fokke heeft in zijn rapportage van 8 juli 2005 geconcludeerd dat er geen redenen zijn het bezwaar van eiseres gegrond te verklaren. Nadat bezwaararbeidsdeskundige R. Stroband zijn rapportage van 1 augustus 2005 heeft uitgebracht, heeft verweerder bij het bestreden besluit, onder verwijzing naar de rapportages van de bezwaarverzekeringsarts en de bezwaararbeidsdeskundige, het besluit van 17 februari 2005 gehandhaafd.
2.18 Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de FML haar beperkingen onvoldoende weer-geeft. Voorts stelt eiseres dat de bezwaarverzekeringsarts de door haar overgelegde informa-tie van de behandelende sector had moeten betrekken bij zijn heroverweging. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft eiseres aangevoerd dat uit de voorgehouden functies onvoldoende blijkt dat een toilet in de nabijheid is of dat verweerder dit is nagegaan. Ten slotte heeft eiseres betwist dat de aanpassingen in het CBBS voldoen aan de eisen van controleerbaarheid en transparantie die door de CRvB daaraan zijn gesteld.
2.19 Voor een bespreking van de namens eiseres naar voren gebrachte grieven van meer algemene aard tegen het systeem en de aanpassingen van het CBBS verwijst de rechtbank naar haar hiervoor daaromtrent gegeven oordeel.
2.20 Ten aanzien van de WAO-beoordeling bepaalt artikel 18, eerste lid, van de WAO dat hij die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde mensen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen, geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. Onder eerstgenoemde arbeid wordt ingevolge het vijfde lid van artikel 18 van de WAO verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de werknemer met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
2.21 Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient dan ook eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiseres heeft en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op haar verdienvermogen.
2.22 Ten aanzien van de medische kant van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van eiseres overweegt de rechtbank dat uit de informatie van 11 februari 2005 van maag-, darm- en leverarts dr. B.L.A.M. Weusten, overgelegd tijdens de bezwaarschriftprocedure, blijkt dat bij eiseres sprake is van een moeilijk behandelbare linkszijdige colitis ulcerosa. Dr. Weusten heeft tevens aangegeven dat het bekend is dat stress ook een sterk nadelige invloed kan hebben op het beloop van colitis ulcerosa.
De rechtbank stelt vast dat de bezwaarverzekeringsarts J.M. Fokke eiseres in het kader van de bezwaarschriftprocedure niet heeft gezien/onderzocht. Op basis van dossieronderzoek heeft de bezwaarverzekeringsarts in zijn rapportage van 8 juli 2005 vermeld dat er sprake is van colitis ulcerosa, aspecifieke lage rugklachten en overige pijnklachten/fibromyalgie. De bezwaarverzekeringsarts gaat in zijn beschouwing in op de beperkingen van eiseres die veroorzaakt worden door colitis ulcerosa en heeft tevens aangegeven dat verondersteld mag worden dat eiseres als gevolg van haar extreme pijnbeleving verminderd stressbestendig is ten aanzien van bovennormale fysieke belasting. De verzekeringsarts heeft hiermee reeds in voldoende mate rekening gehouden door beperkingen te formuleren ten aanzien van zware fysieke arbeid op basis van de rugproblematiek en de colitis ulcerosa, aldus de bezwaarverzekeringsarts. Verder is er reeds een urenbeperking aangenomen en is de noodzaak van toiletvoorzieningen meegenomen.
Vervolgens heeft bezwaarverzekeringsarts Fokke in zijn nadere rapportage van 3 november 2005 gesteld dat eiseres in de beroepsprocedure geen nieuwe medische feiten naar voren heeft gebracht en dat er in de geduide functies geen sprake is van zware psychische belasting, met name geen stresserende omstandigheden.
In het kader van de beroepsprocedure heeft eiseres het rapport van 27 januari 2006 van medisch adviseur drs. J. Post, werkzaam bij Lechnerconsult medische advisering, overgelegd. In dit rapport stelt drs. Post, na kennisname van de onderliggende medische gedingstukken, vast dat er sprake is van vier ziektebeelden: colitis ulcerosa, fibromyalgie, migraine en bekkeninstabiliteit. Vervolgens heeft hij geconstateerd dat het verloop van de colitis ulcerosa niet duidelijk (in de beschikbare medische gegevens) wordt weergegeven. Uit de stukken blijkt dat eiseres tweemaal opgenomen is geweest wegens plotseling optredende verergering van de colitis. Het is onduidelijk hoe vaak deze plotselinge verergeringen
optreden. Drs. Post is van mening dat meer informatie over het verloop van de ziekte en de bijbehorende plotselinge verergeringen aanwezig moet zijn om te kunnen beoordelen of eiseres voor 24 uur per week aan het reguliere arbeidsproces kan deelnemen. Ook staat niets genoemd over het optreden van de migraine-aanvallen en het verloop daarvan. Wat betreft de gewrichts- en spierklachten ten gevolge van fibromyalgie en bekkeninstabiliteit worden er (door verweerder) beperkingen in acht genomen die als reëel geduid kunnen worden en mag eiseres in staat geacht worden licht fysiek werk te kunnen verrichten. De medisch adviseur concludeert ten slotte dat de basis ontbreekt om te komen tot een oordeel over de vraag of er sprake is van een juiste beoordeling in het kader van de WAO.
Mede naar aanleiding van hetgeen dr. Weusten reeds in zijn brief van 11 februari 2005 heeft opgemerkt ten aanzien van de sterk nadelige invloed van stress op het beloop van colitis ulcerosa heeft een tweede bezwaarverzekeringsarts, R.A. Admiraal, in zijn rapport van 16 maart 2006 een nadere reactie opgesteld. Bezwaarverzekeringsarts Admiraal is van oordeel dat verzekeringsarts Wielaard in haar rapportage van 18 januari 2005 ten onrechte heeft aangegeven dat de psychische belastbaarheid (van eiseres) altijd al beperkt was door factoren in haar karakter (geen ziekte/gebrek) en dat dit laatste waarschijnlijk de reden is geweest om de verlaagde psychische belastbaarheid buiten de FML te houden. Volgens bezwaarverzekeringsarts Admiraal is het inderdaad een algemeen bekend feit dat stress het klinisch beeld/beloop bij dergelijke beelden doet verslechteren. Niet zozeer vanwege de aanwezigheid van een psychische stoornis, alswel vanuit preventief oogpunt dient eiseres niet aan teveel werkstress te worden blootgesteld. De gegeven urenbeperking is volgens de bezwaarverzekeringsarts niet toereikend om dit doel te bereiken, omdat ook binnen beperktere werktijden stress kan optreden. De bezwaarverzekeringsarts concludeert derhalve dat ten onrechte voorbij is gegaan aan de invloed van psychische belastende factoren op het klinisch beeld. Nagegaan zal moeten worden of de geduide functies die aan de schatting ten grondslag hebben gelegen voldoende stressarm zijn om alsnog als passend te kunnen worden aangemerkt, aldus de bezwaarverzekeringsarts.
Voorts maakt de rechtbank ten slotte uit de rapportage van 21 maart 2006 van bezwaarar-beidsdeskundige J. den Hartog op dat aanvullend overleg heeft plaatsgevonden tussen de bezwaararbeidsdeskundige en bezwaarverzekeringsarts Admiraal. Bij dit overleg heeft de bezwaarverzekeringsarts aangegeven dat er voor wat betreft de rubrieken 1 en 2 (persoonlijk en sociaal functioneren) wel met beperkingen rekening gehouden moet worden. Bij dit overleg blijkt verder dat de bezwaarverzekeringsarts heeft aangegeven de mate van die beperkingen niet te kunnen vaststellen zonder eiseres gezien en gesproken te hebben.
2.23 De rechtbank stelt evenwel vast dat de bezwaarverzekeringsarts, ondanks zijn heldere conclusie in zijn rapport van 16 maart 2006 en zijn opmerking ten tijde van het overleg met de bezwaararbeidsdeskundige, eiseres niet alsnog heeft opgeroepen voor een spreekuurcon-tact teneinde in de FML aanpassingen te kunnen aanbrengen. Derhalve is de arbeidsonge-schiktheidsbeoordeling nog steeds gebaseerd op de ongewijzigde FML van 8 februari 2005 waarin geen (extra) beperkingen zijn opgenomen in de rubrieken persoon-lijke en sociaal functioneren. De rechtbank ziet daarin aanleiding om eiseres te volgen in haar standpunt dat bij de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid per 15 april 2005 niet in voldoende mate met haar beperkingen rekening is gehouden. Dat naar de mening van bezwaararbeidsdeskundige Den Hartog, blijkens zijn rapportage van 21 maart 2006, het aspect 'probleemoplossen' (item 7.1.0) in de voorgehouden functies na aanvullend overleg met de bezwaarverzekeringsarts niet bezwaarlijk hoeft te zijn, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, nu dit een aspect betreft ten aanzien waarvan, gelet op de opmerkingen van de bezwaarverzekeringsarts terzake, zeker niet uitgesloten is dat de FML ten onrechte niet is aangepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het beroep van eiseres gegrond is en dat het bestreden besluit op dit punt wegens strijd met artikelen 3:2 en 7:12 van de Awb niet in stand kan blijven.
2.24 Nu het beroep van eiseres reeds op grond van het vorenstaande doel treft, behoeven de overige grieven van eiseres geen nadere bespreking meer.
2.25 De rechtbank acht termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb verweer-der te veroordelen in de proceskosten van eiseres in beroep. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op ? 644,- als kosten van verleende rechtsbijstand en dienen, gelet op de afgegeven toevoeging, aan de griffier van deze rechtbank betaald te worden.
Eiseres heeft voorts verzocht om veroordeling van verweerder tot vergoeding van de kosten van de door haar ingeschakelde medisch adviseur, drs. J. Post, verbonden aan Lechnercon-sult (medische advisering). Naar het oordeel van de rechtbank kunnen deze kosten worden aangemerkt als redelijkerwijs gemaakte kosten. Gelet op artikel 2, eerste lid, onder b, van het Besluit proceskosten bestuursrecht, in samenhang met artikel 6, eerste lid, van het Besluit tarieven in strafzaken komt eiseres een forfaitaire vergoeding toe van ? 81,23 per uur voor het door Lechnerconsult opgestelde rapport van 27 januari 2006. Nu de declaratie geen urenspecificatie vermeldt, overweegt de rechtbank dat het gedeclareerde bedrag van ? 240,- , hetgeen zou betekenen dat de medisch adviseur bijna drie uur aan de rapportage heeft besteed, haar niet onredelijk voorkomt, en voor vergoeding in aanmerking komt.
Van overige op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
2.26 De rechtbank beslist als volgt.
3.1 verklaart het beroep gegrond,
3.2 vernietigt het bestreden besluit,
3.3 bepaalt dat verweerder binnen dertien weken na verzending van deze uitspraak een nader besluit neemt met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen,
3.4 bepaalt dat het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht ad ? 37,- aan haar vergoedt,
3.5 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres in dit geding ad ? 644,- te betalen door het Uwv aan de griffier van de rechtbank en ad ? 240,- te betalen aan eiseres.
Aldus vastgesteld door mr. Y. Sneevliet als voorzitter en mrs. M. ter Brugge en D.A.J. Overdijk als leden van de meervoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2006.
De griffier: De voorzitter van de meervoudige kamer:
mr. R.A. van Bruchem mr. Y. Sneevliet
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.