ECLI:NL:RBUTR:2005:AU6175

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
9 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
182198/HAZA 04-1714
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van subsidies door de gemeente Rotterdam van het NCB

In deze zaak vorderde de gemeente Rotterdam betaling van een te veel betaald subsidiebedrag aan het Nederlands Centrum Buitenlanders (NCB). De gemeente had subsidies verleend voor verschillende projecten, maar deze subsidies waren later vastgesteld op een lager bedrag. De gemeente stelde dat de brieven die zij had verzonden aan NCB formele besluiten waren die rechtskracht hadden gekregen. NCB voerde aan dat er geen subsidierelatie bestond, maar dat er sprake was van een overeenkomst tot aanneming van werk. De rechtbank oordeelde dat de brieven van de gemeente inderdaad als besluiten moesten worden aangemerkt en dat deze besluiten formele rechtskracht hadden gekregen, aangezien er geen bezwaar was gemaakt door NCB. De rechtbank concludeerde dat de gemeente terecht de subsidies terugvorderde en dat NCB geen recht had op betaling voor de projecten die zij had uitgevoerd. De rechtbank wees de vordering van de gemeente toe, inclusief de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. NCB werd veroordeeld in de proceskosten van de gemeente.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van
GEMEENTE ROTTERDAM,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
hierna te noemen: de gemeente,
procureur mr. B.F. Keulen,
tegen
de stichting
STICHTING NEDERLANDS CENTRUM BUITENLANDERS,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
hierna te noemen: NCB ,
procureur mr. L.J.P. Duijs.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende proceshandelingen:
- dagvaarding van 6 augustus 2004 met producties;
- conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie met producties;
- conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie met producties;
- conclusie van dupliek in conventie tevens van repliek in reconventie met producties;
- conclusie van dupliek in reconventie;
- pleidooi op 27 september 2005.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1
In een drietal brieven van 23 december 1998 heeft de gemeente aan NCB met betrekking tot het project computertechnologie voor allochtonen, het chauffeursproject voor allochtonen en het project gezondheidszorg: een arbeidsmarktpositie voor allochtonen onder meer het volgende medegedeeld:
“betreft: beschikking project
(…) Gelet op de Regeling Europees Sociaal Fonds, hierna te noemen Regeling ESF (besluit van het Centraal Bestuur voor de Arbeidsvoorziening van 10 november 1994, nummer 1994/187);
Mede gelet op de Verordening algemene subsidievoorwaarden 1994 (Vas, Gemeenteblad 1994,53);
Overwegende:
- dat de dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe) [de gemeente, toevoeging rechtbank] zich mede tot taak stelt de herintreding van werklozen te bevorderen;
- dat op grond van de regeling ESF subsidies kunnen worden verstrekt ten behoeve van projecten in het kader van de bestrijding van langdurige werkloosheid en de werkloosheid onder jongeren;
- dat voor het indienen van een aanvraag om subsidies op grond van de regeling ESF ten behoeve van privaatrechtelijke instellingen de tussenkomst van een publiekrechtelijk lichaam nodig is (art. I sub e en art. 7, eerste lid Regeling ESF);
- dat Nederlands Centrum Buitenlanders SoZaWe verzocht heeft als aanvrager op te treden voor een subsidie in het kader van de Regeling ESF; (…)
- dat deze subsidie bestemd is voor het project (…);
Besluit:
Nederlands Centrum Buitenlanders een subsidie te verlenen onder de voorwaarden, zoals die zijn vermeld in de bij dit besluit behorende bijlage.”
In de bijlage is aangegeven dat de subsidie is bepaald op het bedrag waarvoor de gemeente door RBA Rijnmond in aanmerking wordt gebracht. Tevens zijn een regeling met betrekking tot de bevoorschotting en een bezwaarclausule opgenomen. NCB heeft geen bezwaar gemaakt.
2.2
In een drietal brieven van 17 december 2002 heeft de gemeente aan het NCB met betrekking tot voormelde projecten het volgende medegedeeld:
“Betreft: Subsidievaststelling en terugvordering (…)
Ingevolge het besluit is een voorlopige subsidie toegekend (…) overeenkomstig het subsidiebedrag van door RBA Rijnmond voor het project is verleend.
Conform het besluit wordt de subsidie voor het project nu vastgesteld op (…).
In het besluit is bepaald, dat SoZaWe de subsidie zal uitbetalen onder aftrek van de betaalde voorschotten, dan wel indien de betaalde voorschotten meer bedragen dan het vastgestelde subsidiebedrag, de gemeente het meerdere zal terugvorderen. (…)
Gelet op het vastgestelde subsidiebedrag heeft SoZaWe derhalve een bedrag van (…) aan voorschotten teveel uitbetaald.
Conform de aan de toekenning verbonden voorwaarden (…) worden de teveel betaalde voorschotten teruggevorderd. (….)
Dit bedrag dient binnen vier weken na bekendmaking van deze beschikking te worden overgemaakt (…).
Belanghebbenden, waartoe u in elk geval kunt worden gerekend, kunnen tegen dit besluit binnen zes weken na de datum van verzending ervan een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders.”
2.3
Er is geen bezwaar gemaakt.
3. Het geschil in conventie en reconventie
3.1
De gemeente vordert in conventie om bij vonnis, volledig uitvoerbaar bij voorraad, NCB te veroordelen:
A. om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente te betalen:
- aan hoofdsom de som van € 30.179,33, de hoofdsom te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2003, althans 5 maart 2003, althans 8 april 2003, althans 27 mei 2003, althans 4 juli 2003, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- aan buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 2.217,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van dagvaarden tot aan de dag der algehele voldoening; en
B. in de kosten van dit geding.
3.2
De gemeente legt aan haar vordering ten grondslag dat zij aan het NCB subsidies heeft verleend en voorschotten heeft betaald en dat de subsidies nadien zijn vastgesteld op een lager bedrag. In conventie vordert zij betaling van het te veel betaalde. De gemeente stelt zich op het standpunt dat de onder 2.1 en 2.2 genoemde brieven besluiten betreffen die formele rechtskracht hebben gekregen.
3.3
NCB voert ten verwere onder meer aan dat aan de onder 2.1 genoemde projecten geen subsidierelatie ten grondslag lag. Zij voert aan dat tussen haar en de gemeente een overeenkomst tot aanneming van werk bestaat en dat de gemeente haar heeft ingeschakeld in het kader van de uitvoering van projecten die werden gefinancierd met door de gemeente ontvangen ESF-subsidie. In reconventie vordert zij vergoeding van haar gemaakte kosten voor de projecten, nu zij de projecten naar behoren heeft uitgevoerd, zo stelt zij.
4. De beoordeling in conventie en reconventie
In conventie
4.1
Krachtens artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient onder subsidie te worden verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Uit voormelde weergave van de stellingen van partijen volgt dat partijen verdeeld zijn over de vraag of sprake is van subsidieverlening of een betaling voor het leveren van diensten.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank is voor het karakter van de vaststelling van het aan/door NCB verschuldigde geldbedrag niet van doorslaggevend belang dat de gemeente de onder 2.1 en 2.2 genoemde brieven heeft aangemerkt als besluiten die formele rechtskracht hebben. Immers, voor een besluit is krachtens artikel 1:3 Awb een publiekrechtelijke rechtshandeling vereist. Beoordeeld moet worden of daarvan sprake is voordat kan worden aangenomen dat sprake is van een besluit. Derhalve dient de rechtbank inhoudelijk te beoordelen of sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling in de vorm van de vaststelling van subsidie dan wel van een privaatrechtelijke rechtshandeling in de zin van het leveren van diensten.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank moet worden aangenomen dat sprake is van de vaststelling van subsidie.
NCB heeft weliswaar gesteld dat sprake is van aanneming van werk, maar zij heeft (nog daargelaten dat het in dit geval niet gaat om het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard) geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit zou volgen dat sprake is van een gewone commerciële transactie. Zo is bijvoorbeeld gesteld noch gebleken dat de projecten door haar zijn uitgevoerd tegen commerciële voorwaarden. NCB heeft in reconventie daarentegen juist gesteld dat de projecten voor hem niet winstgevend zijn en dat het niet gaat om gederfde winst of gemiste inkomsten. Uit de onder 2.1 en 2.2 genoemde brieven, waarop de gemeente zich beroept en waartegen NCB geen bezwaar heeft gemaakt, volgt tevens dat geen sprake is geweest van een gewone commerciële transactie. Met de transactie werd immers een gemeentelijk doel gediend, nu de projecten, zoals NCB ook heeft gesteld, werden opgestart met als doel de (her)intreding van werkzoekenden op de arbeidsmarkt.
Voorts valt niet in te zien waarom de gemeente ESF-subsidie niet als subsidie zou kunnen doorgeven, zoals NCB aanvoert. Ook dit verweer moet derhalve worden gepasseerd.
4.4
Nu sprake is van de verlening en vaststelling van subsidies is sprake van publiekrechtelijke rechtshandelingen en heeft de gemeente terecht de onder 2.1 en 2.2 genoemde brieven aangemerkt als besluiten. Tegen deze besluiten is geen bezwaar gemaakt. Derhalve hebben deze formele rechtskracht gekregen en dient van de juistheid hiervan te worden uitgegaan. De rechtbank komt dan ook niet toe aan de beoordeling van de overige verweren van NCB en dient de vordering toe te wijzen.
4.5
Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente is geen verweer gevoerd. Gelet hierop en gezien de onder 2.2 genoemde betalingstermijn, zal wettelijke rente worden toegewezen met ingang van 7 februari 2003 als zijnde de primair gevraagde ingangsdatum.
4.6
Ten aanzien van de gevorderde buitengerechtelijke kosten is evenmin verweer gevoerd. Nu uit de door partijen overgelegde stukken tevens volgt dat herhaaldelijk overleg heeft plaatsgevonden tussen partijen waarbij de gemeente NCB te kennen heeft gegeven de thans gevorderde betaling te wensen, zal de rechtbank op basis van het rapport Voor-werk II de vordering toewijzen tot een bedrag van € 1.158,-, zijnde twee punten van het geldende liquidatietarief. Wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen zoals gevorderd.
4.7
NCB zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de gemeente, nu NCB in het ongelijk is gesteld.
In reconventie
4.8
Uit het vorenstaande volgt dat de gemeente terecht de verleende subsidie terugvordert. Daaruit volgt tevens dat NCB geen recht meer heeft op betaling voor de uitgevoerde projecten. De vordering in reconventie zal derhalve worden afgewezen.
4.9
NCB zal als zijnde de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van de gemeente.
5. De beslissing in conventie en reconventie
De rechtbank
In conventie
5.1
veroordeelt NCB om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente te betalen een bedrag van € 30.179,33 (dertigduizend honderdnegenenzeventig euro en drieëndertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 februari 2003 tot aan de dag van voldoening;
5.2
veroordeelt NCB om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de gemeente te betalen een bedrag van € 1.158,- (elfhonderdachtenvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 augustus 2004 tot aan de dag van voldoening;
5.3
veroordeelt NCB in de proceskosten aan de zijde van de gemeente gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 808,78 aan verschotten en op € 1.737,- aan salaris;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde;
In reconventie
5.6
wijst af het gevorderde;
5.7
veroordeelt NCB in de proceskosten aan de zijde van de gemeente gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 3.000,- aan salaris; verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, mr. M. ter Brugge en mr. H.J.H. van Meegen en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2005.
w.g. rechter w.g. rechter