RECHTBANK ’s-HERTOGENBOSCH
Sector bestuursrecht
Uitspraak van de meervoudige kamer van 23 september 2008
[eiseres],
te '[woonplaats],
eiseres,
gemachtigde mr. J.C. Gillesse,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente 's-Hertogenbosch,
verweerder,
gemachtigde P.A. van de Ven.
Eiseres heeft op 26 maart 2007 een aanvraag ingediend voor een vergoeding van de kosten van woningsanering op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo).
Bij besluit van 7 juni 2007 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Het hiertegen door eiseres gemaakte bezwaar is door verweerder bij besluit van 19 december 2007 wegens het ontbreken van een draagkrachtige motivering gegrond verklaard. Verweerder heeft wel het standpunt gehandhaafd dat eiseres geen vergoeding krijgt voor het aanpassen van haar woning.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
De zaak is behandeld op de zitting van 8 september 2008, waar eiseres zich heeft laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en haar echtgenoot. Verweerder is verschenen bij gemachtigde.
1. In dit geding is aan de orde de vraag of verweerder terecht en op goede gronden de aanvraag om een vergoeding voor een woningsanering heeft afgewezen.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres gegrond verklaard, omdat hij zijn primair besluit ten onrechte heeft gebaseerd op een medisch advies van de longverpleegkundige van Vivent. Eiseres krijgt niettemin geen vergoeding voor het aanpassen van haar woning, omdat uit een op 7 november 2007 uitgebracht medisch advies van TriviumPlus blijkt dat geen medische noodzaak aanwezig is om de gevraagde Wmo-voorziening toe te kennen. De medisch adviseur van TriviumPlus heeft bij zijn onderzoek informatie van de behandelend longarts van eiseres betrokken. Eiseres heeft geen medische gegevens overgelegd die aanleiding geven voor twijfel aan de bevindingen van de adviserend arts. Voorts is niet gebleken van omstandigheden die reden geven tot toepassing van de hardheidsclausule.
3. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij heeft gesteld dat de medisch adviseur van TriviumPlus zich ten onrechte heeft beperkt tot de beoordeling van de drie door hem genoemde longaandoeningen (allergie, astma en chronische bronchitis). De arts had volgens eiseres moeten nagaan of haar specifieke klachten met zich kunnen brengen dat de woning gesaneerd dient te worden. Eiseres heeft aangevoerd dat het erop lijkt dat de arts zich bij zijn advies heeft laten leiden door verweerders beleidsregels waarin staat dat men slechts voor saneringskosten in aanmerking komt indien men lijdt aan allergie, astma of chronische bronchitis. Voorts is eiseres van mening dat de suggestie die door de medisch adviseur wordt gewekt dat de door de behandelend longarts geconstateerde klachten zijn gebaseerd op uitspraken van eiseres zelf en niet voortvloeien uit een verricht onderzoek, is gebaseerd op selectieve dan wel onzorgvuldige lezing van de onderliggende stukken. Indien de stukken niet duidelijk waren, had het volgens eiseres op de weg van de arts gelegen daarover nadere informatie in te winnen bij de behandelend longarts. Eiseres is verder van mening dat de arts buiten zijn boekje is getreden door verweerder te adviseren de sanering van de woning van eiseres niet voor diens rekening te nemen. Het is volgens eiseres niet aan de arts om hierover te adviseren. Een dergelijk advies is hem ook niet gevraagd. Het antwoord op deze vraag is mede afhankelijk van de onderliggende regelgeving waarin de arts geen specifieke deskundigheid heeft. Op grond hiervan is eiseres van mening dat de arts de gestelde vraag niet heeft beantwoord, het dossier onzorgvuldig dan wel selectief heeft gelezen en/of heeft geciteerd en zich in zijn advies veeleer heeft laten leiden door de regelgeving dan door onderzoek naar medisch relevante feiten.
Eiseres heeft voorts gesteld dat uit verweerders beleidsregels niet blijkt dat de opsomming van longaandoeningen limitatief moet worden opgevat. Het ligt meer voor de hand dat hier de algemeen bekende en veel voorkomende longziekten zijn genoemd, zonder dat de regelgever evenwel ernstige, maar minder bekende longziekten heeft willen uitsluiten.
Subsidiair heeft eiseres in haar beroepschrift aangegeven dat haar opmerking tijdens de bezwaarprocedure dat zij “hoopt op een humanitaire beslissing” onmiskenbaar opgevat dient te worden als een beroep op de hardheidsclausule. Door hierop niet in het bestreden besluit in te gaan, is de beschikking naar de mening van eiseres onvoldoende gemotiveerd en dient zij op grond hiervan vernietigd te worden.
Ten slotte heeft eiseres aangegeven dat uit de brief van haar specialist van 6 maart 2007 voldoende blijkt dat zij een medisch geobjectiveerde longaandoening heeft die baat heeft bij het saneren van de woning. Omdat de aanpassingen niet konden wachten, heeft eiseres de voorzieningen zelf al aangebracht. Eiseres heeft gesteld dat haar klachten hierna nagenoeg zijn verdwenen.
4. Het wettelijk kader is als volgt.
5. Ingevolge artikel 5, eerste lid, van de Wmo stelt de gemeenteraad met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet bij verordening regels vast over de door het college van burgemeester en wethouders te verlenen individuele voorzieningen en de voorwaarden waaronder personen die aanspraak hebben op dergelijke voorzieningen recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura, het ontvangen van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget.
6. In de gemeente ’s-Hertogenbosch is hieraan uitvoering gegeven door middel van de Verordening individuele verstrekkingen Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) gemeente ’s-Hertogenbosch 2007 (verder: de verordening).
7. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de verordening, voor zover hier van belang, kan een voorziening slechts worden toegekend voorzover deze langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van wonen op te heffen of te verminderen.
8. Ingevolge artikel 12 van de verordening is de voorziening gericht op het behoud of bevorderen van de zelfstandigheid van de persoon met beperkingen en het kunnen deelnemen aan het maatschappelijk verkeer, zodat op een normale wijze gebruik kan worden gemaakt van de woning.
9. Ingevolge artikel 34 van de verordening kan het college in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
10. De rechtbank overweegt als volgt.
11. Verweerder heeft een “Handboek Wet Maatschappelijke Ondersteuning; Gemeentelijke bijlage; beleidsboek wmo 2007 (GB06); beleidsregels individuele verstrekkingen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente ’s-Hertogenbosch 2007” (hierna: handboek) overgelegd. Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat het handboek in zijn geheel het beleid van verweerders gemeente inzake de Wmo vormt, met uitzondering van de doorgestreepte passage.
12. In het handboek is de volgende passage opgenomen:
Woningsanering in verband met CARA
Financiële tegemoetkoming voor woningsanering
Men kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming voor woningsanering die als gevolg van allergie, astma of chronische bronchitis (CARA) noodzakelijk zijn.
De sanering beperkt zich tot vervanging van de vloerbedekking en gordijnen. Indien uit een verklaring van de huisarts of specialist gebleken is dat betrokkene aandoeningen heeft die een sanering noodzakelijk maken, dan vraagt de gemeente ’s-Hertogenbosch aan de CARA-verpleegkundige van Vivent aan te geven welke vertrekken gesaneerd moeten worden en op welke wijze. Bij de beoordeling van het advies van Vivent hanteert de gemeente ’s-Hertogenbosch het criterium dat alleen die vertrekken gesaneerd worden waarin betrokkene frequent zo lang verblijft dat de klachten geprovoceerd worden.
13. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder aangegeven dat in het beleid van verweerder is aangenomen dat sanering alleen noodzakelijk is bij de drie genoemde aandoeningen. Het is hem niet bekend of is onderzocht of er ook andere medische aandoeningen zijn waarbij woningsanering noodzakelijk is. In eerste instantie heeft de gemachtigde op de zitting gesteld dat de opsomming van aandoeningen limitatief is bedoeld: wanneer de betrokkene niet lijdt aan een van deze drie aandoeningen, kan geen financiële tegemoetkoming voor woningsanering worden toegekend. Later heeft hij verklaard dat, wanneer er een niet voor tweeërlei uitleg vatbare verklaring ligt van een arts dat in een bepaald geval woningsanering noodzakelijk is, terwijl de betrokkene niet lijdt aan allergie, astma of chronische bronchitis, wèl een financiële tegemoetkoming zal worden toegekend.
14. In het aan het bestreden besluit ten grondslag liggende geneeskundig advies van de medisch adviseur van TriviumPlus van 7 november 2007 is de conclusie getrokken dat eiseres een longaandoening heeft “die echter niet wordt veroorzaakt door een allergie. Er is evenmin sprake van astma of chronische bronchitis. Het saneren van de woning van betrokkene is derhalve niet noodzakelijk.” Desgevraagd heeft de gemachtigde van verweerder ter zitting verklaard dat hem niet bekend is of verweerder met de adviesaanvraag aan TriviumPlus het handboek heeft meegestuurd of dat de medisch adviseur van TriviumPlus daarvan op andere wijze kennis heeft genomen.
15. Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank onvoldoende zekerheid dat het onderzoek, met name de toetsing, dat ten grondslag ligt aan het bestreden besluit, voldoende is geweest. De rechtbank maakt uit de brieven van de behandelend longarts van eiseres van 6 juli 2006 en 6 maart 2007 op dat eiseres ontegenzeggelijk aan bepaalde longaandoeningen (in ieder geval kleine longembolieën) lijdt. In het geneeskundig advies van de medisch adviseur van TriviumPlus is niet klip en klaar gesteld dat voor deze aandoeningen woningsanering onnodig is. Gelet op de bewoordingen van dit advies kan de rechtbank niet uitsluiten dat de medisch adviseur enkel heeft getoetst aan de in het handboek opgenomen toetsingsnorm dat sprake moet zijn van allergie, astma of chronische bronchitis. Van die toetsingsnorm is onvoldoende komen vast te staan dat deze medisch is onderbouwd, in die zin dat woningsanering uitsluitend bij de drie genoemde aandoeningen in medisch opzicht zinvol is.
16. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat aan het bestreden besluit geen zorgvuldig onderzoek ten grondslag ligt en dat het, in strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een draagkrachtige motivering ontbeert. Het beroep is derhalve gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. De rechtbank zal verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
17. De rechtbank acht termen aanwezig verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn met inachtneming van het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage begroot op in totaal € 644,00 voor kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand:
• 1 punt voor het indienen van een (aanvullend) beroepschrift;
• 1 punt voor het verschijnen ter zitting;
• waarde per punt € 322,00
• wegingsfactor 1.
18. Tevens zal de rechtbank bepalen dat door de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiseres het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 39,00 dient te worden vergoed.
19. Beslist wordt als volgt.
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat verweerder een nieuw besluit dient te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- gelast de gemeente 's-Hertogenbosch aan eiseres te vergoeden het door haar gestorte griffierecht ten bedrage van € 39,00;
- veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten vastgesteld op € 644,00;
- wijst de gemeente 's-Hertogenbosch aan als de rechtspersoon die het bedrag van de proceskosten dient te vergoeden.
Aldus gedaan door mr. Y.S. Klerk als voorzitter en mr. A.J. Schaap en mr. G.H. de Heer-Schotman als leden in tegenwoordigheid van drs. M.T. Petersen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 23 september 2008.
Belanghebbenden kunnen tegen deze uitspraak binnen zes weken na de datum van toezending hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht.