ECLI:NL:RBSGR:2012:BY6602

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
428259 / HA RK 12-583
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechter in strafzaak wegens onjuiste data in processen-verbaal

In deze zaak heeft verzoeker een wrakingsverzoek ingediend tegen rechter M.M. Meijers, die op 20 september 2012 de strafzaak tegen verzoeker behandelde. Verzoeker stelde dat er in diverse processen-verbaal onjuiste data waren vermeld, wat volgens hem te talrijk was om als slordigheden te worden afgedaan. Tijdens de mondelinge uitspraak wekte rechter Meijers de schijn geen belang te hechten aan deze onjuistheden en de juridische consequenties daarvan. Verzoeker vorderde dat de rechter zich zou terugtrekken uit de zaak, maar de wrakingskamer moest beoordelen of het wrakingsverzoek tijdig was ingediend.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat volgens artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering een wrakingsverzoek kan worden gedaan tot het moment van de einduitspraak. De Hoge Raad heeft in eerdere arresten verduidelijkt dat een schriftelijk ingediend wrakingsverzoek tijdig is als het voor de uitspraak bij de rechter is ingekomen. In deze situatie was de politierechter al bezig met het uitspreken van haar vonnis, waardoor de wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet tijdig was ingediend. Dit leidde tot de beslissing dat verzoeker niet ontvankelijk werd verklaard in zijn wrakingsverzoek.

De wrakingskamer, bestaande uit de rechters E.A.G.M. van Rens, G.P. Verbeek en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, heeft op 30 oktober 2012 in het openbaar uitspraak gedaan. De beslissing houdt in dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing
WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2012/69
rekestnummer: 428259 / HA RK 12-583
parketnummer: 09/655057-12
datum beslissing: 30 oktober 2012
BESLISSING
op het mondelinge verzoek tot wraking ingevolge artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering, in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [plaats],
verzoeker,
raadsman: mr. W. Römelingh,
strekkende tot wraking van:
mr. M.M. Meijers,
rechter in de rechtbank te 's-Gravenhage.
1. De voorgeschiedenis en het procesverloop
1.1. Verzoeker is gedagvaard om op 20 september 2012 als verdachte te verschijnen ter terechtzitting van de politierechter van deze rechtbank. Op die datum heeft politierechter mr. Meijers de strafzaak tegen verzoeker behandeld.
1.2. Nadat mr. Meijers het onderzoek ter terechtzitting had gesloten en was aangevangen met het doen van de mondelinge uitspraak, heeft de raadsman van verzoeker mr. Meijers gewraakt.
2. De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek
2.1. Op 16 oktober 2012 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. Verzoeker, bijgestaan door zijn raadsman mr. Römelingh, is verschenen. Tevens is verschenen de officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling. Mr. Meijers heeft te kennen gegeven niet bij de behandeling aanwezig te zullen zijn en is niet verschenen. Het wrakingsverzoek is door mr. Römelingh toegelicht. Mr. Degeling heeft vervolgens haar standpunt over het wrakingsverzoek kenbaar gemaakt.
3. Het standpunt van verzoeker
3.1. Aan het wrakingsverzoek is - zakelijk weergegeven - het volgende ten grondslag gelegd. In diverse processen-verbaal staan onjuiste data vermeld. Deze onjuistheden zijn te talrijk om als "slordigheden dan wel verschrijvingen" te kunnen worden afgedaan. Door in haar mondelinge uitspraak te oordelen dat daar wel sprake van is, wekt mr. Meijers de schijn geen belang te hechten aan de toedracht van de onjuiste data in de processen-verbaal en de juridische consequenties daarvan. Mr. Meijers wil schijnbaar verzoeker veroordelen, ongeacht die toedracht.
4. Het standpunt van mr. Meijers
4.1. Mr. Meijers heeft bij brief van 9 oktober 2012 aangevoerd dat zij het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk acht omdat na sluiting van het onderzoek ter terechtzitting en tijdens de mondelinge uitspraak om wraking is verzocht.
5. Het standpunt van mr. Degeling
5.1. Ook Mr. Degeling stelt zich op het standpunt dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is, althans moet worden afgewezen, omdat het verzoek niet tijdig, dat wil zeggen niet vóór de uitspraak, is gedaan. Voorts levert de omstandigheid dat verzoeker het oneens is met het oordeel van de rechter geen wrakingsgrond op.
6. De beoordeling
6.1. Ter beoordeling in onderhavige zaak ligt voor de vraag of tijdens het doen van een (mondelinge) uitspraak nog een wrakingsverzoek kan worden gedaan. Uit de tekst van artikel 513 van het Wetboek van Strafvordering volgt niet tot op welk moment een wrakingsverzoek kan worden ingediend. De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 13 april 2010 en 2 november 2010 (LJN: BJ9926 en LJN: BN2366) het uitgangspunt geformuleerd dat een verzoek tot wraking kan worden gedaan 'totdat einduitspraak is gedaan'. Dit uitgangspunt is eveneens opgenomen in artikel 4.4 van het wrakingsprotocol Rechtbank Den Haag. In het arrest van 13 april 2010 heeft de Hoge Raad daarbij overwogen dat een na sluiting van het onderzoek schriftelijk ingediend wrakingverzoek tijdig is gedaan indien het voorafgaande aan de uitspraak bij het gerecht is ingekomen en wel op een zodanig tijdstip dat de betrokken rechter(s) daarvan redelijkerwijs nog kennis konden nemen. Vertaald naar de onderhavige situatie waarbij de politierechter al doende was haar vonnis uit te spreken, moet dan ook worden geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan, zodat verzoeker niet ontvankelijk zal worden verklaard.
7. De beslissing
De wrakingskamer:
- verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 515, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegezonden aan:
* de verzoeker p/a haar raadsman mr. W. Römelingh;
* de officier van justitie mr. I.J.E.H.C. Degeling;
* de rechter mr. M.M. Meijers.
Deze beslissing is gegeven door mrs. E.A.G.M. van Rens, G.P. Verbeek en A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.A. van Dijk-Verheij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2012.