ECLI:NL:RBSGR:2011:BV3576
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Einde huurovereenkomst bedrijfsruimte door opzegging door curator en de kwalificatie van schade als boedelschuld
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 23 november 2011 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en de curator van een failliete vennootschap. De verhuurder had de curator aangeklaagd voor schadevergoeding van € 24.000,00 die was ontstaan bij het einde van de huurovereenkomst. De curator had de huurovereenkomst opgezegd, waardoor de BV het gehuurde per 31 januari 2011 had ontruimd. Bij de oplevering bleek schade aan de buitengevel en deuren van het pand. De verhuurder stelde dat deze schade opleverschade was en dat de verplichting tot schadevergoeding een boedelschuld was, omdat deze was ontstaan door de opzegging van de huurovereenkomst door de curator.
De kantonrechter oordeelde dat de schade was ontstaan in de periode dat de BV huurder was en dat de schadevergoedingsverplichting niet voortvloeide uit de opzegging door de curator. De kantonrechter stelde vast dat de schade al tijdens de looptijd van de huurovereenkomst voor rekening van de BV kwam en dat de BV deze schade tijdig diende te herstellen. De kantonrechter verwierp het argument van de verhuurder dat de schade als boedelschuld moest worden aangemerkt, omdat de verplichting tot herstel van de schade niet was ontstaan als gevolg van de rechtshandeling van de curator.
De vordering van de verhuurder tot schadevergoeding werd afgewezen, met veroordeling van de verhuurder in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van de afspraken in de huurovereenkomst en de rol van de curator in faillissementssituaties, waarbij de verplichtingen van de huurder niet automatisch als boedelschuld worden gekwalificeerd.