ECLI:NL:RBSGR:2011:BT8828

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
11 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 11 / 29403
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige bewaring en contactverplichting na onherroepelijk vonnis

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 11 oktober 2011 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot vreemdelingenrecht. De eiser, een Venezolaanse nationaliteit, was in bewaring gesteld, maar de rechtbank oordeelde dat deze bewaring onrechtmatig was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de Vreemdelingencirculaire 2000, specifiek paragraaf A6/5.3.7.2, die stelt dat de verweerder contact moet opnemen met het Openbaar Ministerie (OM) zodra hij op de hoogte is van een onherroepelijk vonnis. De verweerder had op 8 september 2011 kennisgenomen van een onherroepelijk vonnis waarbij de eiser tot een gevangenisstraf van één week was veroordeeld, maar had nagelaten om binnen de vereiste termijn contact op te nemen met het OM.

De rechtbank concludeerde dat de verweerder in strijd met deze beleidsregel had gehandeld, wat leidde tot de onrechtmatigheid van de bewaring vanaf 14 september 2011. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van 7 februari 2008, waarin werd vastgesteld dat de term 'zodra' impliceert dat de verweerder binnen vijf werkdagen na kennisname van het vonnis contact moet opnemen met het OM. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond en beval de opheffing van de bewaring. Tevens werd de Staat der Nederlanden veroordeeld tot schadevergoeding van € 1040 aan de eiser en werd de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser, die op € 874 werden begroot.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verweerder om tijdig te handelen na kennisname van een onherroepelijk vonnis, om belangenbenadeling van de betrokken vreemdeling te voorkomen. De rechtbank stelde vast dat de onmogelijkheid om nu al een mogelijke belangenbenadeling vast te stellen, niet voor risico van de eiser mocht komen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE
Sector bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 11 / 29403
V-nr: [V-nr]
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 28 september 2011 in de zaak tussen
[eiser],
geboren op [1972], van (gestelde) Venezolaanse nationaliteit, eiser,
gemachtigde: mr. R.M. Seth Paul, advocaat te Amsterdam,
en
de minister voor Immigratie en Asiel,
verweerder,
gemachtigde: drs. P.E.G. Heijdanus Meershoek, werkzaam bij de Immigratie en Naturalisatiedienst.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2011. Eiser is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde. Ook verweerder is vertegenwoordigd door zijn voornoemde gemachtigde.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en beveelt dat de bewaring met ingang van heden wordt opgeheven. De rechtbank veroordeelt de Staat der Nederlanden tot vergoeding van de schade, groot € 1040,-- (zegge: eenduizend en veertig euro) aan eiser.
De rechtbank veroordeelt verweerder als in het ongelijk gestelde partij in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep bij de rechtbank redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 874,-- (zegge: achthonderd en vierenzeventig euro) als kosten van verleende rechtsbijstand, te betalen aan de griffier van deze rechtbank.
Motivering
De rechtbank is van oordeel dat uit paragraaf A6/5.3.7.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 volgt dat verweerder, zodra verweerder - ongeacht de manier waarop - op de hoogte is van een onherroepelijk vonnis, contact dient op te nemen met het Openbaar Ministerie (OM) omtrent de tenuitvoerlegging hiervan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in strijd met deze beleidsregel heeft gehandeld. Verweerder droeg al op 8 september 2011 kennis van een onherroepelijk vonnis waarbij eiser tot 1 week gevangenisstraf is veroordeeld en er is nog steeds geen contact opgenomen met het OM over de executie van het vonnis.
Aangezien in het onderhavige geval alleen de toekomst kan uitwijzen of eiser hierdoor in zijn belangen zal worden geschaad en de onmogelijkheid om een mogelijke belangenbenadeling thans vast te stellen naar het oordeel van de rechtbank niet voor risico van eiser dient te komen, oordeelt de rechtbank de bewaring onrechtmatig vanaf 14 september 2011. Hierbij verwijst de rechtbank naar een eerdere uitspraak van de rechtbank aangaande deze kwestie van 7 februari 2008 (LJN BD0581), waaruit voortvloeit dat een redelijke uitleg van voornoemde term ‘zodra’ met zich brengt dat verweerder binnen vijf werkdagen na kennis te hebben genomen van het vonnis, contact moet opnemen met het OM.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal.
mr. M.E. Pluymaekers mr. R.A. Sipkens
griffier rechter
afschrift verzonden op: 11 oktober 2011
Conc.: RP
Coll:
D: B
VK
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.