ECLI:NL:RBSGR:2011:BT7181
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de 30%-fictie bij navordering van belastingaanslagen
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 27 september 2011, staat de vraag centraal of de 30%-fictie van artikel 16, tweede lid, onderdeel c, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) van toepassing is bij navordering van belastingaanslagen. Eiser, die in beroep ging tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2008, betoogde dat er sprake was van een ambtelijk verzuim dat navordering verhinderde. Hij stelde dat de primitieve aanslag was opgelegd zonder de uitkomsten van een lopend boekenonderzoek af te wachten, en dat dit niet kon worden aangemerkt als een kenbare ambtelijke fout.
Verweerder, de inspecteur van de Belastingdienst, voerde aan dat de primitieve aanslag conform de aangifte was opgelegd, maar dat er een kenbare ambtelijke fout was gemaakt. De rechtbank oordeelde dat de 30%-fictie van toepassing was, omdat de aanvankelijk te weinig geheven belasting meer dan 30% van de verschuldigde belasting bedroeg. De rechtbank concludeerde dat de belastingplichtige zich niet kon beroepen op het vertrouwen dat hij aan de primitieve aanslag ontleende, aangezien de fout kenbaar was.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de reikwijdte van de 30%-fictie en de voorwaarden waaronder navordering mogelijk is, vooral in gevallen waarin de belastingplichtige op de hoogte was van de discrepantie tussen de aangifte en de werkelijke belastingplicht. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Gravenhage.