ECLI:NL:RBSGR:2011:BQ0918

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
7 april 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
374931 - HA RK 10-443
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • P.A. Koppen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vaststelling van het Nederlanderschap op basis van de Rijkswet op het Nederlanderschap

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 7 april 2011 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap. [verzoeker], geboren in 1981 in Suriname, stelt dat hij de Nederlandse nationaliteit bezit op grond van artikel 2 lid 1 sub a van de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap (WNI). Hij voert aan dat zijn ouders ten tijde van zijn geboorte in Nederland woonden en dat hij recht heeft op de Nederlandse nationaliteit omdat zijn vader in Nederland woonde. De IND (Immigratie- en Naturalisatiedienst) heeft echter betoogd dat [verzoeker] bij zijn geboorte de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen en dat hij niet aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit voldoet.

De rechtbank heeft vastgesteld dat ten tijde van de geboorte van [verzoeker] Suriname niet meer werd genoemd in artikel 2 lid 1 sub a WNI, aangezien Suriname op 25 november 1975 onafhankelijk werd. De rechtbank heeft geoordeeld dat [verzoeker] niet kan aantonen dat zijn grootmoeder aan vaderszijde ten tijde van de geboorte van zijn vader woonplaats had in Nederland of de Nederlandse Antillen, wat een vereiste is voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het verzoek van [verzoeker] moet worden afgewezen, omdat niet voldaan is aan de wettelijke voorwaarden voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit.

De beslissing van de rechtbank is genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechter, mr. P.A. Koppen, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting. De rechtbank heeft de beschikking op 7 april 2011 gegeven, waarbij het verzoek van [verzoeker] tot vaststelling van zijn Nederlanderschap werd afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
JKL
zaaknummer / rekestnummer: 374931 / HA RK 10-443
Beschikking van 7 april 2011
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats], Suriname,
verzoeker,
advocaat mr. F.H. Bruggink te Den Haag,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
Immigratie- en Naturalisatiedienst),
zetelende te Den Haag,
belanghebbende,
vertegenwoordigd door mr. I.S. IJserinkhuijsen.
Verzoeker wordt hierna aangeduid met "[verzoeker]" en belanghebbende met "de IND".
1. Het procesverloop
1.1.[verzoeker] heeft op 3 september 2010 een verzoekschrift ingediend waarin hij de rechtbank verzoekt zijn Nederlanderschap vast te stellen. Aanvullingen zijn ontvangen bij brieven van 26 oktober 2010 en 18 januari 2011.
1.2.De IND heeft bij brief van 10 november 2010 zijn standpunt met betrekking tot het verzoek kenbaar gemaakt. Hij concludeert tot afwijzing van het verzoek.
1.3.De officier van justitie heeft bij brief van 20 december 2010 medegedeeld zich aan te sluiten bij het advies van de IND en geen prijs te stellen op een behandeling ter zitting. [verzoeker] en de IND hebben te kennen gegeven geen behoefte te hebben aan een mondelinge behandeling.
2. Het verzoek
[verzoeker] voert ter onderbouwing van zijn verzoek aan dat hij op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 3 van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN), althans op grond van het ten tijde van zijn geboorte op [geboortedatum] 1981 geldende artikel 2 sub a van de Wet op het Nederlanderschap en het Ingezetenschap van 12 december 1898 (WNI), in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Zijn ouders hadden ten tijde van zijn geboorte hun hoofdverblijf in Nederland. Zijn grootouders, zowel aan vaderszijde als aan moederszijde, hadden ten tijde van de geboorte van zijn vader op [geboortedatum] 1951 respectievelijk zijn moeder op [geboortedatum] 1958, hoofdverblijf in Suriname, dat ten tijde van de geboorte van zijn ouders behoorde bij het Koninkrijk der Nederlanden.
3.Het standpunt van de IND
De IND voert aan dat [verzoeker] bij zijn geboorte de Surinaamse nationaliteit verkreeg op grond van artikel 3 sub a van de Surinaamse nationaliteitswet van 1975. Aan de door [verzoeker] aangehaalde artikelen kan hij niet de Nederlandse nationaliteit ontlenen, omdat de moeder van zijn vader ten tijde van de geboorte van zijn vader geen woonplaats had in Nederland of de Nederlandse Antillen. Voorts is de IND niet gebleken dat [verzoeker] op andere wijze het Nederlanderschap heeft verkregen.
4.De beoordeling
4.1.De rechtbank gaat uit van de volgende vaststaande feiten.
[verzoeker] is op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] geboren als zoon van [vader van verzoeker] en [moeder van verzoeker]. Beide ouders woonden ten tijde van zijn geboorte in Den Haag en waren in het bezit van de Surinaamse nationaliteit.
[vader van verzoeker], de vader van [verzoeker], is op [geboortedatum] 1951 in het District Suriname geboren, als zoon van [opa van verzoeker].
4.2.Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] was de WNI van kracht. Het door [verzoeker] primair aangehaalde artikel 3 lid 3 RWN is in deze zaak niet van toepassing aangezien de RWN pas in werking is getreden ná de geboorte van [verzoeker]. Het verzoek dient daarom te worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen in de WNI.
4.3.[verzoeker] stelt de Nederlandse nationaliteit te bezitten op grond van het bepaalde in artikel 2 lid 1 sub a WNI. Ten tijde van zijn geboorte luidde dit artikel:
"Nederlanders zijn ook: a) het kind van een tijdens de geboorte in Nederland of in de Nederlandse Antillen wonende vader of moeder, naar de in artikel 1, eerste lid, onder a en c, gemaakte onderscheidingen, die zelf geboren is uit een in een van deze landen wonende moeder."
Tot 25 november 1975 was in de redactie van genoemd artikel ook Suriname opgenomen. Die vermelding is komen te vervallen in verband met de onafhankelijkheid van Suriname.
4.4.Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] waren zijn ouders met elkaar getrouwd, zodat [verzoeker] een wettig kind is. Om op grond van artikel 2 lid 1 sub a WNI in aanmerking te komen voor de Nederlandse nationaliteit moet hij dan ook, gelet op het bepaalde in artikel 1 lid 1 onder a WNI, kunnen aantonen dat zijn vader op het moment van zijn geboorte woonplaats had binnen Nederland of de Nederlandse Antillen. Aan deze voorwaarde is voldaan. Vervolgens dient echter de moeder van de vader van [verzoeker] ten tijde van de geboorte van de vader eveneens woonplaats te hebben gehad in Nederland of de Nederlandse Antillen. Aan deze tweede voorwaarde is niet voldaan, omdat de grootmoeder op dat moment woonachtig was in Suriname. Aangezien ten tijde van de geboorte van [verzoeker] Suriname niet meer werd genoemd in artikel 2 lid 1 sub a WNI, is niet relevant dat Suriname tijdens de geboorte van de vader nog behoorde tot het Koninkrijk der Nederlanden. De rechtbank neemt hierbij in overweging dat de ratio van artikel 2 lid 1 sub a WNI was dat het (derde generatie) kind een sterke band heeft met het Koninkrijk. Ten tijde van de geboorte van [verzoeker] was Suriname sinds 25 november 1975 onafhankelijk en maakte het geen deel meer uit van het Koninkrijk.
4.5.Gelet op het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A. Koppen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 april 2011, in tegenwoordigheid van de griffier.