ECLI:NL:RBSGR:2009:BK0405
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vergoeding voor contra-expertise in asielprocedure
In deze zaak heeft eiser, geboren in 1983 en van Burundische nationaliteit, verzocht om vergoeding van de kosten voor een contra-expertise naar aanleiding van documenten die hij had ingediend ter onderbouwing van zijn herhaalde asielaanvraag. De aanvraag om vergoeding werd door verweerder, het bestuur van het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA), afgewezen op grond dat deze kosten niet noodzakelijk waren volgens artikel 17 van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005). De rechtbank oordeelt dat het bestuursorgaan geen beoordelingsvrijheid toekomt bij de beoordeling van noodzakelijke kosten en dat de bestuursrechter zich een eigen oordeel moet vormen, onafhankelijk van het beleid van het bestuursorgaan.
De rechtbank stelt vast dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de door eiser verzochte vergoeding geen noodzakelijke kosten zijn. De rechtbank wijst erop dat eiser het recht heeft om een contra-expertise te laten verrichten, en dat de afwijzing van de vergoeding niet houdbaar is. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--.
De uitspraak is gedaan door mr. L.J.P. Lambooij op 23 september 2009, na behandeling van de zaak op 17 september 2009, waar partijen niet zijn verschenen. De rechtbank benadrukt dat de kosten voor vergoeding in aanmerking komen indien zij voor de betrokkene onontbeerlijk zijn, en dat de rechter moet uitgaan van de juistheid van op ambtseed opgemaakte proces-verbalen, tenzij er tegenbewijs is geleverd.