ECLI:NL:RVS:2008:BC5224
Raad van State
- Hoger beroep
- H.G. Lubberdink
- R. van der Spoel
- H.G. Sevenster
- Rechtspraak.nl
Toepassing van de Schengengrenscode op derdelanders in vreemdelingenbewaring
In deze zaak gaat het om de rechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van een onderdaan van een derde land, die als familielid van een burger van de Unie in Nederland is staande gehouden. De vreemdeling werd op 23 september 2007 gecontroleerd in het kader van het Mobiel Toezicht Vreemdelingen (MTV) en had geen document getoond waaruit zijn verblijfsrecht in Zweden bleek. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vreemdeling rechtmatig verblijf had, maar de staatssecretaris van Justitie ging in hoger beroep tegen deze uitspraak. De Raad van State oordeelde dat de vreemdeling niet had aangetoond dat hij voldeed aan de vereisten van de Schengengrenscode en de Schengenuitvoeringsovereenkomst (SUO). De Raad concludeerde dat de vreemdeling niet als derdelander rechtmatig verblijf kon claimen, omdat hij niet samen met de burger van de Unie reisde of zich bij deze voegde. De rechtbank had ten onrechte overwogen dat de vreemdeling rechtmatig verblijf had, en het hoger beroep werd gegrond verklaard. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en het beroep van de vreemdeling werd ongegrond verklaard.