ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ7909
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Tijdelijke opheffing ongewenstverklaring voor Unieburger en zijn echtgenoot
In deze zaak verzocht de verzoeker, verblijvende in Marokko en gehuwd met een Belgische, om tijdelijke opheffing van zijn ongewenstverklaring. Dit verzoek was gericht op zijn aanwezigheid bij de zitting van 15 september 2009, waar zijn beroep inzake de opheffing van de ongewenstverklaring en beëindiging van zijn registratie in het (N)SIS zou worden behandeld. De verzoeker baseerde zijn verzoek op Richtlijn 2004/38, die het recht van vrij verkeer en verblijf voor Unieburgers en hun familieleden regelt. De voorzieningenrechter oordeelde dat, hoewel de verzoeker mogelijk aanspraak kan maken op de rechten uit deze richtlijn, er geen verplichting bestaat om hem in persoon aanwezig te laten zijn op de zitting. De voorzieningenrechter verwees naar artikel 31, vierde lid, van de richtlijn, waarin staat dat lidstaten de betrokkene niet mogen beletten zijn verdediging in persoon te voeren, maar dat deze plicht niet geldt voor procedures die betrekking hebben op de weigering van toegang tot het grondgebied. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker geen bijzondere belangen had aangevoerd die zijn aanwezigheid in persoon rechtvaardigden, en wees het verzoek af. De uitspraak werd gedaan door mr. C.W.M. Giesen, in tegenwoordigheid van mr. E.T.P. Scheers, griffier, en werd op 11 september 2009 bekendgemaakt.