ECLI:NL:RBSGR:2008:BH5092
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.J. van den Bergh
- M.P. de Valk
- G.M.G. Hink
- Rechtspraak.nl
Toekenning van AWBZ-zorgindicatie voor onderwijsondersteuning en tijdelijk verblijf voor een kind met PDD-NOS, ADHD en ODD
In deze zaak gaat het om de toekenning van een AWBZ-zorgindicatie voor een minderjarige, [zoon], die gediagnosticeerd is met PDD-NOS, ADHD en ODD. [Zoon] heeft een laag gemiddeld IQ en volgt sinds januari 2004 geen regulier onderwijs meer, maar is aangewezen op speciaal onderwijs in de vorm van een cluster IV-school. Vanwege een wachtlijst kon hij niet op deze school geplaatst worden, waardoor hij thuis moest blijven. De ouders hebben op 6 februari 2006 een verzoek ingediend bij het indicatieorgaan Bureau Jeugdzorg Haaglanden voor een AWBZ-zorgindicatie ter ontlasting van de gezinssituatie. Dit verzoek leidde tot een indicatie voor ondersteunende begeleiding en tijdelijk verblijf, waarvoor een persoonsgebonden budget (PGB) werd toegekend.
Echter, het Zorgkantoor heeft in een later besluit gesteld dat de door de ouders ingekochte zorg niet kan worden beschouwd als ondersteunende begeleiding en tijdelijk verblijf in de zin van de AWBZ. De ouders hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat uiteindelijk leidde tot een beroep bij de rechtbank. De rechtbank heeft geoordeeld dat het Zorgkantoor onvoldoende kennis heeft vergaard over de relevante feiten en omstandigheden, zoals vereist door de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat de zorg- en begeleidingstaken binnen het onderwijs voor een deel voor rekening van de AWBZ kunnen komen, en dat de indicatiesteller een berekening moet maken van de zorgbehoefte van [zoon].
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en draagt het Zorgkantoor op om een nieuw besluit te nemen, waarbij ook de mogelijkheid van het inzetten van de AWBZ-functies voor de zorgbehoefte van [zoon] in overweging moet worden genomen. Tevens wordt het Zorgkantoor veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de ouders. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de zorgbehoefte van kinderen met speciale behoeften en de rol van zowel onderwijs als AWBZ in het bieden van ondersteuning.