ECLI:NL:RBSGR:2008:BG4018

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
19 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/28414
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring en zicht op uitzetting naar China

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 19 augustus 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen het voortduren van de bewaring van een Chinese vreemdeling, geboren in 1985, die momenteel verblijft in het detentiecentrum Zeist. De eiseres, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. F. Ben-Saddek, heeft beroep ingesteld tegen de bewaring, stellende dat er geen zicht is op uitzetting naar China. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds april 2007 geen laissez-passers zijn verstrekt aan ongedocumenteerde vreemdelingen door de Chinese autoriteiten, en dat het diplomatiek overleg tussen Nederland en China niet heeft geleid tot concrete resultaten. De rechtbank heeft op basis van de beschikbare informatie geconcludeerd dat er geen reëel zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de opheffing van de bewaring bevolen met ingang van 19 augustus 2008. Tevens is het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank heeft verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, veroordeeld in de proceskosten van de eiseres, die zijn vastgesteld op € 644,-. De uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink, met mr. A. Akfidan - Turan als griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE
Sector Bestuursrecht
vreemdelingenkamer
nevenzittingsplaats Almelo
regnr.: Awb 08/28414 VRONTN/CM
uitspraak van de enkelvoudige kamer
op het beroep tegen het voortduren van de bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende:
[eiseres],
geboren op [1985] te Ping Yang,
van Chinese nationaliteit,
thans verblijvende in het detentiecentrum Zeist te Soesterberg,
Justitienummer: 0109.10.2058,
eiseres,
gemachtigde: mr. F. Ben-Saddek, advocaat te Breda;
tegen
DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE
verweerder,
vertegenwoordigd door mr. R. Zandbelt, ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
1. Procesverloop
Bij brief van 6 augustus 2008 is beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken aan eiseres en aan de rechtbank toegezonden. Eiseres is in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Eiser heeft bij brief van12 augustus 2008 van deze gelegenheid gebruik gemaakt.
Het beroep is behandeld ter zitting van 18 augustus 2008. Eiseres is niet verschenen, maar heeft zich doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen.
2. Standpunten
Eiseres stelt zich op het standpunt dat er geen zicht is op uitzetting, nu gedurende 2007 geen laissez-passers zijn verstrekt. ook het diplomatiek overleg met China heeft niet tot enig akkoord geleid. Eiseres heeft de rechtbank verzocht het beroep gegrond te verklaren, de opheffing van de bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen.
Verweerder heeft voortgangsgegevens verstrekt en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Overwegingen
Op 15 april 2008 is eiseres in bewaring gesteld. Bij uitspraak van 29 april 2008 heeft de rechtbank een eerder tegen de bewaring gericht beroep ongegrond verklaard. Thans staat ter beoordeling of het voortduren van de bewaring gerechtvaardigd is.
Gemachtigde van eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zicht op uitzetting naar China ontbreekt. Gebleken is immers dat sinds april 2007 door de Chinese autoriteiten aan ongedocumenteerde vreemdelingen, noch aan gedocumenteerde vreemdelingen een laissez-passer (LP) wordt verstrekt. Voorts lijkt het er allerminst op dat het overleg tussen Nederlandse bewindspersonen en de Chinese autoriteiten iets oplevert, aldus eiseres.
Voorts is namens eiseres gesteld dat zij minderjarig was toen zij uit China vertrok en dat zij daarom niet voorkomt in de Hukou registratie.
Verweerder heeft ter zitting gesteld dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. Verweerder voert in dit verband aan dat van eiseres gevergd mag worden dat zij actieve en volledige medewerking verleent aan het onderzoek ter vaststelling van haar identiteit en nationaliteit, teneinde de uitzetting te bespoedigen. Verweerder verwijst hierbij naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de raad van State (hierna: de Afdeling) van 6 augustus 2008 in de zaak nr. 200805059/1.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het zicht op uitzetting als volgt.
In de door verweerder aangehaalde uitspraak van de Afdeling van 6 augustus 2008 in de zaak nr. 200805059/1, overweegt de Afdeling onder 2.2.1. dat van de vreemdeling kan worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen. Nu aan deze overweging de constatering voorafgaat dat vaststaat dat in het jaar 2007 en tot juni 2008 door de Chinese autoriteiten geen LP’s zijn verstrekt aan ongedocumenteerde vreemdelingen, neemt de rechtbank aan dat aan de overwegingen onder 2.1.1 de gedachte ten grondslag ligt dat de vreemdeling door te zorgen dat hij (alsnog) gedocumenteerd raakt kan bewerkstelligen dat de Chinese autoriteiten een LP verstrekken. Zoals deze rechtbank, nevenzitingsplaats Zwolle, echter heeft overwogen in de uitspraak van 26 juni 2008, gepubliceerd onder LJ-Nummer BD5672, hebben de Chinese autoriteiten na april 2007 ook geen LP’s meer verstrekt aan (deels) gedocumenteerden. Dit was reeds naar voren gekomen uit antwoorden van verweerder op vragen van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Groningen, in de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 20 juni 2008, gepubliceerd onder LJ-Nummer BD5011, en is door verweerder ter zitting bij de behandeling van de zaak die heeft geleid tot de uitspraak van 26 juni 2008 bevestigd.
Verweerder heeft ter zitting ten aanzien van het overleg tussen de Nederlandse bewindspersonen en de Chinese autoriteiten, en over de mogelijke uitkomst daarvan, geen nadere gegevens kunnen verschaffen. Weliswaar heeft verweerder ter zitting aangegeven dat er op 9 mei 2008 contact is geweest met de Chinese autoriteiten, dat er interdepartementaal overleg is geweest op 17 juli 2008 en dat de minister president, die op bezoek is geweest in China in augustus 2008, deze problematiek zou aankaarten bij de Chinese autoriteiten, doch verweerder heeft geen (nadere) toelichting kunnen geven omtrent enige concrete voortgang op dit punt noch omtrent enig structureel overleg, gericht op de afgifte van Lp’s, met de Chinese autoriteiten. De uitnodiging aan de Chinese autoriteiten om deze problematiek te bespreken is nog niet gedaan. Ter zitting is niet duidelijk geworden of en wanneer dit wel gedaan zal worden. Van enig concreet zicht op een resultaat binnen redelijke termijn is dan ook geen sprake.
Hetgeen hiervoor is overwogen leidt de rechtbank thans tot de conclusie dat niet gesproken kan worden van een reëel zich op uitzetting binnen een redelijke termijn.
Het beroep zal gegrond worden verklaard en de opheffing van de bewaring zal worden bevolen met ingang van heden, 19 augustus 2008. Hetgeen overigens is aangevoerd, behoeft thans geen bespreking meer.
Voor schadevergoeding bestaat geen aanleiding.
Er bestaat aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken, onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechtspersoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
4. Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt de opheffing van de bewaring met ingang van heden, 19 augustus 2008;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten ad € 644,- onder aanwijzing van de Staat der Nederlanden als rechts¬persoon die deze kosten aan de griffier van deze rechtbank moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.B. Elferink en in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan - Turan als griffier in het openbaar uitgesproken op 19 augustus 2008.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden: 19 augustus 2008