ECLI:NL:RBSGR:2008:BG3327

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
30 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 08/37413
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Gorter
  • K.S. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vreemdelingenbewaring van een Chinese vreemdeling met zicht op uitzetting

In deze zaak gaat het om de vreemdelingenbewaring van een Chinese vreemdeling, die op 18 oktober 2008 in bewaring is gesteld met het oog op uitzetting. De vreemdeling heeft op 20 oktober 2008 beroep ingesteld tegen deze maatregel. De rechtbank heeft op 30 oktober 2008 uitspraak gedaan. Tijdens de zitting heeft de verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, aangegeven dat op 21 oktober 2008 een laissez-passer (LP) is verstrekt aan een ongedocumenteerde Chinese vreemdeling, wat betekent dat er zicht op uitzetting bestaat. De rechtbank heeft overwogen dat in eerdere uitspraken over Chinese vreemdelingen rekening is gehouden met de onderhandelingen tussen de Nederlandse autoriteiten en de Chinese autoriteiten. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht op uitzetting bestaat, ondanks de stelling van de eiser dat dit niet het geval is. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de maatregel van bewaring in overeenstemming is met de Vreemdelingenwet en dat er geen gronden zijn voor opheffing van de maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittinghoudende te Utrecht
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 08/37413 VRONTN
uitspraak op het beroep tegen de maatregel van bewaring op grond van artikel 59 Vreemdelingenwet 2000 (Vw) van de enkelvoudige kamer d.d. 30 oktober 2008
inzake
[eiser], geboren op [1969], van Chinese nationaliteit,
eiser, verblijvende in de Penitentiaire Inrichting te Zaandam,
gemachtigde: mr. B.D. Lit, advocaat te Amsterdam,
tegen een besluit van
de Staatssecretaris van Justitie, verweerder.
gemachtigde: mr. K. Bijkerk, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag.
Inleiding
1.1 Verweerder heeft op 18 oktober 2008 aan eiser met het oog op de uitzetting de maatregel van bewaring ex artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, Vw opgelegd.
1.2 Eiser heeft hiertegen op 20 oktober 2008 beroep ingesteld bij deze rechtbank. Ingevolge artikel 94, eerste lid, Vw strekt dit beroep tevens tot toekenning van schadevergoeding.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 27 oktober 2008. Eiser en verweerder hebben ter zitting bij monde van hun gemachtigden hun standpunten toegelicht.
1.4 De rechtbank heeft het onderzoek geschorst in afwachting van een nader onderzoek door verweerder en de reactie daarop van eiser. Partijen hebben de rechtbank schriftelijk doen weten dat een nadere zitting achterwege kan blijven. Hierop is het onderzoek met toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gesloten.
Overwegingen
2.1 Ingevolge artikel 94, vierde lid, Vw verklaart de rechtbank het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan, indien zij van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is.
2.2 Eiser heeft de rechtbank verzocht de opheffing van de maatregel van bewaring te bevelen en schadevergoeding toe te kennen en voert daartoe aan dat zicht op uitzetting naar China ontbreekt.
2.3 Verweerder heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep en tot afwijzing van het verzoek om schadevergoeding.
De rechtbank overweegt als volgt.
2.4 Niet bestreden is dat de procedure leidend tot de inbewaringstelling en de wijze van tenuitvoerlegging van de bewaring in overeenstemming zijn met de wettelijke vereisten.
2.5 Ter zitting, en vervolgens op verzoek van de rechtbank door verweerder schriftelijk bevestigd, is door verweerder aangevoerd dat de Chinese autoriteiten op 21 oktober 2008 ten behoeve van een Chinese vreemdeling een laissez-passer (LP) hebben afgegeven.
In eerdere recente bewaringsuitspraken inzake Chinese vreemdelingen heeft deze rechtbank in haar afweging steeds betrokken de tussen verweerder en de Chinese autoriteiten lopende onderhandelingen. Voormeld feit kan er op wijzen dat in die onderhandelingen thans vooruitgang is gekomen, met name omdat is gebleken dat de op 21 oktober afgegeven LP ziet op een ongedocumenteerde vreemdeling.
Gezien deze omstandigheid, gevoegd bij het feit dat aan eiser op 18 oktober 2008 de maatregel van bewaring is opgelegd, hij tot op heden geen bescheiden inzake de vaststelling van zijn identiteit heeft overgelegd, terwijl de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen (bijvoorbeeld in de uitspraak van 13 juni 2008, nr. 200803407/1) dat van een vreemdeling op wie de rechtsplicht rust Nederland te verlaten, kan worden gevergd dat hij actieve en volledige medewerking verleent aan het verkrijgen van concrete en verifieerbare gegevens, waaronder documenten, die nodig zijn om de beoogde uitzetting te bewerkstelligen en dat hij ook zelf de nodige, controleerbare inspanningen verricht om dergelijke gegevens te verkrijgen, is de rechtbank van oordeel dat thans nog voldoende zicht op uitzetting bestaat. Eisers nadere verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 9 oktober 2008, nr 200806946, kan hem niet baten nu de Afdeling ten tijde van die uitspraak het verlenen van de onderhavige LP nog niet in haar beoordeling kon betrekken.
2.6 Gelet op het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat de toepassing noch tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring ten aanzien van eiser in strijd is met de Vw. Evenmin is gebleken dat bij afweging van alle daarbij betrokken belangen de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in redelijkheid niet gerechtvaardigd is te achten.
2.7 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. De opheffing van de maatregel van bewaring wordt niet bevolen. Gelet hierop bestaat evenmin grond voor het toekennen van schadevergoeding, zodat het verzoek daartoe wordt afgewezen.
2.8 Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond;
wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Aldus vastgesteld door mr. H. Gorter en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2008.
De griffier: De rechter:
mr. K.S. Smits mr. H. Gorter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Ingevolge artikel 95 van de Vw staat tegen deze uitspraak binnen een week na de dag van bekendmaking hiervan voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven tegen deze uitspraak te bevatten.
Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten.