ECLI:NL:RBSGR:2008:BD9471
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vreemdelingenbewaring en schadevergoeding na overdracht aan Belgische autoriteiten
In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 6 augustus 2008 uitspraak gedaan over de onrechtmatigheid van de vreemdelingenbewaring van eiser, een Libanese vreemdeling, die in Detentiecentrum Zeist verbleef. De bewaring was opgeheven op 28 juli 2008 in verband met de overdracht aan de Belgische autoriteiten. Eiser had op 21 juli 2008 beroep ingesteld tegen het voortduren van de bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was vanaf 11 juli 2008, omdat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie, niet de vereiste voortvarendheid had betracht na het claimakkoord met de Belgische autoriteiten op 10 juli 2008.
De rechtbank verwierp het standpunt van verweerder dat er een termijn van veertien dagen moest worden gegund voor de feitelijke uitzetting. De rechtbank stelde vast dat er geen bijzondere omstandigheden waren die de lange duur tussen het claimakkoord en de daadwerkelijke overdracht konden rechtvaardigen. De rechtbank oordeelde dat de maatregel met ingang van 11 juli 2008 voor onrechtmatig moest worden gehouden, en dat het voortduren van de bewaring niet langer gerechtvaardigd was. Eiser werd een schadevergoeding van € 1.260,00 toegekend, evenals een vergoeding voor proceskosten van € 322,00.
De uitspraak benadrukt de noodzaak van voortvarendheid bij de uitvoering van uitzettingsmaatregelen en de rechten van vreemdelingen in het kader van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank volgde eerdere uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State die de noodzaak van individuele beoordeling en voortvarendheid bij uitzettingen onderstreepten.