ECLI:NL:RBSGR:2008:BC8984
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vreemdelingenbewaring en verblijf in asielzoekerscentrum
In deze zaak heeft de rechtbank 's-Gravenhage op 3 april 2008 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Congolese vreemdeling, eiser, die op 17 maart 2008 door de Staatssecretaris van Justitie was opgelegd. Eiser stelde dat hij over een woonplaats beschikte, aangezien hij in het asielzoekerscentrum (azc) te Ter Apel verbleef. De rechtbank oordeelde dat het azc als een vaste woon- of verblijfplaats kan worden aangemerkt, ondanks dat eiser mogelijk niet op dit adres was ingeschreven in de GBA. De rechtbank verwees naar eerdere uitspraken die deze opvatting ondersteunen.
De rechtbank concludeerde dat eiser in het azc voldoende middelen van bestaan had, omdat hij daar verstrekkingen ontving. Aangezien er geen bewijs was dat het COA deze verstrekkingen had beëindigd, was de grondslag voor de maatregel dat eiser niet over een vaste woon- of verblijfplaats en voldoende middelen van bestaan beschikte, onterecht. Desondanks oordeelde de rechtbank dat andere gronden voor de maatregel wel geldig waren. Eiser had geen identiteitspapier en had zich niet gehouden aan zijn vertrektermijn na zijn eerdere asielaanvraag, wat leidde tot het vermoeden van onttrekking aan de uitzetting.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak benadrukt de noodzaak om alle betrokken belangen af te wegen bij de toepassing van de maatregel van bewaring, en bevestigt dat de openbare orde kan vereisen dat vreemdelingen in bewaring worden gesteld als er gevaar voor onttrekking aan de uitzetting bestaat.