ECLI:NL:RBSGR:2007:BI3193

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
264223 - HA ZA 06-1405
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handeling door de Staat in verband met ministeriële regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vraag centraal of de Staat der Nederlanden onrechtmatig had gehandeld jegens de eiseres, de besloten vennootschap EXPORTSLACHTERIJ [A.] EN ZOON B.V., door het vaststellen van een ministeriële regeling. Deze regeling, die op 19 januari 2001 was vastgesteld, betrof een wijziging van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten uit 1993. De eiseres stelde dat de regeling onrechtmatig was en dat dit onderwerp ook aan de orde was in een bestuursrechtelijke procedure die aanhangig was bij de Raad van State.

De rechtbank oordeelde dat het wenselijk was om de civiele procedure aan te houden totdat de hoogste bestuursrechter, de Raad van State, zijn oordeel had gegeven over de (on)verbindendheid van de regeling. Dit was van belang om tegenstrijdige uitspraken te voorkomen en om een goede taakverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter te waarborgen. De rechtbank verwees naar eerdere jurisprudentie van de Hoge Raad, waarin was vastgesteld dat de civiele rechter zijn uitspraak mag aanhouden in vergelijkbare situaties.

De rechtbank besloot de zaak pro forma aan te houden tot 29 december 2007, met de mogelijkheid voor partijen om de zaak eerder op te brengen indien nodig. Tevens werd er hoger beroep open gesteld tegen deze rolbeslissing, gezien het principiële karakter ervan. De uitspraak werd gedaan door mr. E. Weiss en openbaar uitgesproken op 14 maart 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 264223 / HA ZA 06-1405
Vonnis van 14 maart 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
EXPORTSLACHTERIJ [A.] EN ZOON B.V.,
gevestigd te [plaats]
eiseres,
procureur mr. P.J.M. von Schmidt auf Altenstadt,
tegen
de STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit),
gevestigd te 's-Gravenhage,
gedaagde,
procureur mr. R.J.M. van den Tweel.
Partijen zullen hierna [eiseres] en de Staat genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 april 2006;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
[eiseres] heeft ter rolzitting van 31 januari 2007 om pleidooi verzocht. De Staat heeft bij brief van 6 februari 2007 tegen dit verzoek bezwaar gemaakt. Vervolgens heeft [eiseres] bij brief van 12 februari 2007 haar verzoek van een onderbouwing voorzien en bij brief van 16 februari 2007 gereageerd op het bezwaar van de Staat.
De beoordeling
In het onderhavige geschil gaat het er (uitsluitend) om of de Staat jegens [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld door het vaststellen van de Regeling, aldus letterlijk [eiseres] bij conclusie van repliek (randnummer 18). Met de Regeling wordt gedoeld op de ministeriële regeling van 19 januari 2001, houdende wijziging van de Regeling tarieven keuring vlees en vleesproducten 1993 (Stcrt. 19 januari 2001, nr. 14).
De (on)verbindendheid van de Regeling is eveneens onderwerp van geschil in een door [eiseres] aangespannen bestuursrechtelijke procedure, die thans aanhangig is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Ter voorkoming van tegenstrijdige uitspraken en met het oog op een behoorlijke taakverdeling tussen de burgerlijke rechter en de bestuursrechter, acht de rechtbank het wenselijk dat de onderhavige zaak wordt aangehouden totdat de hoogste bestuursrechter zijn oordeel zal hebben gegeven. In dit verband is van belang dat het in geschillen tussen overheid en burger de taak van de burgerlijke rechter is aanvullende rechtsbescherming te bieden (zie ook het arrest van de Hoge Raad van 17 december 2004, NJ 2005/152). Pas op het moment dat een onherroepelijke uitspraak van de bestuursrechter zal zijn verkregen, is een beslissing op het pleidooiverzoek van [eiseres] opportuun. Dat de civiele rechter zijn uitspraak tot dat tijdstip mag aanhouden, is in een vergelijkbare situatie reeds uitgemaakt door de Hoge Raad in zijn arrest van 7 april 1995, NJ 1997/166.
2.2. De rechtbank zal derhalve de zaak in de stand waarin deze zich thans bevindt pro forma aanhouden, vooralsnog tot zaterdag 29 december 2007 te 23.00 uur. Partijen kunnen de zaak eerder opbrengen indien daartoe aanleiding bestaat.
2.3. Gezien het principiële karakter van deze rolbeslissing, stelt de rechtbank daartegen aanstonds hoger beroep open.
De beslissing
De rechtbank:
- houdt de zaak pro forma aan tot zaterdag 29 december 2007 te 23.00 uur;
- bepaalt dat tegen dit tussenvonnis aanstonds hoger beroep openstaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Weiss en in het openbaar uitgesproken op 14 maart 2007