ECLI:NL:RBSGR:2000:AA6815
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf; niet-ontvankelijkheid bezwaar
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Georgische nationaliteit houdende vreemdeling, om toelating als vluchteling en om een vergunning tot verblijf. De aanvraag werd op 3 augustus 1998 door verweerder afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 16 november 1998 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 14 maart 2000, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. P.J. Wapperom. Verweerder werd vertegenwoordigd door mr. J.W. de Graaf.
De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat het bezwaarschrift van eiseres niet voldeed aan de eisen van artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat het niet voldoende gemotiveerd was. Eiseres had op 26 augustus 1998 bezwaar gemaakt, maar verweerder had haar de gelegenheid gegeven om het verzuim te herstellen binnen een termijn van twee weken. Eiseres stelde dat zij de herstelbrief pas op 17 september 1998 had ontvangen, maar de rechtbank oordeelde dat het risico van verzending per gewone post voor rekening van de afzender komt. Dit leidde tot de conclusie dat het bezwaarschrift terecht niet-ontvankelijk was verklaard.
De rechtbank heeft ook overwogen dat de gronden van het bezwaarschrift niet voldoende waren gespecificeerd en niet waren toegespitst op de motivering van het bestreden besluit. De rechtbank concludeerde dat noch het verbod tot refoulement noch het verbod op foltering of onmenselijke behandeling een terughoudender toepassing van artikel 6:6 van de Awb rechtvaardigde. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van verweerder.