AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Vaststelling nadere beslistermijn en dwangsom bij beroepen niet tijdig beslissen UWV
In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 30 juli 2025, in de zaak ROT 25/3376, heeft de rechtbank zich gebogen over beroepen 'niet tijdig beslissen' (ntb) in UWV-zaken. De rechtbank heeft een nadere beslistermijn vastgesteld voor het UWV, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen beroepen van werknemers en werkgevers. Voor werknemersberoepen dient het UWV binnen 30 weken een besluit te nemen, terwijl voor werkgeversberoepen een termijn van 40 weken geldt, gerekend vanaf de datum van ontvangst van het beroep. Deze beslistermijnen zijn vastgesteld om te voldoen aan de eisen van zorgvuldigheid en realisme, gezien het structurele tekort aan verzekeringsartsen bij het UWV. De rechtbank heeft ook de hoogte van de dwangsom bepaald op € 100,- per dag, met een maximum van € 15.000,-. Voor al aanhangige beroepen ntb hanteert de rechtbank een kortere beslistermijn van acht weken voor werknemers en 18 weken voor werkgevers. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet tijdig heeft beslist op het bezwaar van eiser tegen het besluit van 6 september 2024, waarin zijn uitkering op grond van de Ziektewet werd beëindigd. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het UWV opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een beslissing te nemen. Tevens is het UWV een bestuurlijke dwangsom van € 1.442,- opgelegd voor het niet tijdig nemen van een besluit.
Voetnoten
1.Dit staat (onder andere) in artikel 6:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Te weten een termijn van 17 weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken (artikel 73a, eerste lid, van de ZW), welke termijn op grond van artikel 7:10, derde lid, van de Awb met zes weken is verdaagd.
3.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
4.Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7.Zie hiervoor onder meer de brieven aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 21 mei 2024, Kamerstukken II 2023-2024, 26 488, nr. 756 en 11 juni 2025, Kamerstukken II 2024-2025, 26 448, nr. 846.
8.Zie hiervoor de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 11 juni 2025, Kamerstukken II 2024-2025, 26 448, nr. 846.
9.In de zin van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
12.In de zin van artikel 4:15 van de Awb.
13.Artikel 8:55b, eerste lid, van de Awb.
15.OCTAS, ‘Toekomst van het arbeidsongeschiktheidsstelsel. Meer aandacht, vertrouwen en zekerheid’ van 29 februari 2024.
16.Dit volgt uit artikel 4:17 van de Awb.