Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het verzoekschrift (ontvangen op 28 januari 2025), met bijlagen;
- het verweerschrift, met bijlagen;
- de brief van 23 juni 2025 van mr. Cav, met bijlagen;
- de spreekaantekeningen van mr. Cav.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [verzoekster], en haar werkgever, First Security Group B.V. (FSG). De werknemer vorderde een transitievergoeding van € 14.195,49 netto, omdat zij van 1 januari 2007 tot 30 oktober 2024 bij (rechtsvoorgangers van) FSG had gewerkt. De werkgever betwistte de verplichting tot betaling van de transitievergoeding, met als argument dat de werknemer zelf ontslag had genomen. De kantonrechter oordeelde echter dat de werkgever de arbeidsovereenkomst had beëindigd en dat de werknemer recht had op de gevorderde transitievergoeding. De kantonrechter overwoog dat de werkgever verplicht is om een transitievergoeding te betalen wanneer de arbeidsovereenkomst door de werkgever is opgezegd, en dat in dit geval aan die voorwaarde was voldaan. De kantonrechter concludeerde dat er sprake was van opvolgend werkgeverschap, waardoor de periode van dienstverband bij de rechtsvoorgangers van FSG ook moest worden meegerekend bij de berekening van de transitievergoeding. Daarnaast werd de wettelijke rente over de transitievergoeding toegewezen vanaf een maand na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. FSG werd ook veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 768,- werden begroot. De beschikking werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.