Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
gevestigd te Zevenaar,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) [verzoeker] is in dienst geweest van Constar International Holland (Plastics) B.V. (hierna: Constar International). Op 28 mei 2014 is deze vennootschap in staat van faillissement verklaard. De curator heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] vervolgens opgezegd.
- ii) De curator heeft de activa van Constar International overgedragen aan een derde, die een deel van de activiteiten van Constar International heeft voortgezet in de daarvoor opgerichte nieuwe vennootschap Constar (verweerster in cassatie).
- iii) Constar heeft 23 van de 51 werknemers van Constar International, onder wie [verzoeker] , in dienst genomen. Met hen zijn met ingang van 10 juni 2014 arbeidsovereenkomsten gesloten voor de duur van drie maanden. De arbeidsovereenkomsten zijn vervolgens verlengd met één jaar tot 10 september 2015.
- iv) Omdat de financiële resultaten van Constar niet goed waren, is besloten haar activiteiten te beëindigen. In een brief van 13 augustus 2015 is namens Constar aan [verzoeker] het volgende bericht:
Kwalificatie van rechtsverschijnselen. In een rechtsregel plegen vereisten te worden gesteld voor het intreden van een bepaald rechtsgevolg. Zo’n vereiste kan inhouden een zeker juridisch gekwalificeerd feit. Zo wordt voor de zgn. verkrijgende verjaring het bezit van een goed gedurende een bij de wet vastgestelde periode verlangd. Een vraag die in het overgangsrecht rijst, is nu of voor de periode vóór de inwerkingtreding van de nieuwe rechtsregel bezit volgens het oude recht dan wel volgens de maatstaven van het nieuwe moet hebben bestaan. Het ontwerp gaat ervan uit dat deze vraag in de zin van het eerste alternatief – dat wil zeggen het oude recht – moet worden opgelost.”
1 juli 2015 een nieuwe arbeidsovereenkomst is aangegaan. Voorts brengen de leden 2 en 3 van art. XXIIe WWZ, kort gezegd, mee dat de ingevolge art. 7:668a lid 1 (oud) BW voor tussenpozen tussen opvolgende arbeidsovereenkomsten geldende termijn van maximaal drie maanden, van toepassing blijft voor de tussenpozen tussen opvolgende arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan voor 1 juli 2015 (in plaats van de thans daarvoor geldende termijn van maximaal zes maanden). Een en ander is onder meer als volgt toegelicht:
vande transitievergoeding beoordeeld worden aan de hand van de maatstaf van het arrest Van Tuinen/Wolters.
4.Beslissing
17 november 2017.