4.1.2.Beoordeling
Vaststelling feiten en omstandigheden
Op grond van het procesdossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 27 september 2023 kwam er omstreeks 20:00 uur bij de meldkamer van de politie een melding binnen van een mishandeling door een groep personen op de Molièreweg te Rotterdam. Eenmaal ter plaatse trof de politie het 71-jarige slachtoffer [slachtoffer] (hierna: het slachtoffer) aan. Hij bleek diverse verwondingen te hebben, waaronder een steekwond. Het slachtoffer is ter plaatse overleden.
Uit forensisch pathologisch onderzoek blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van één steekletsel aan de linker borst. Voorts zijn er middels een
CT total body scanmeerdere onderhuidse zwellingen op het hoofd en een kleine fractuur aan de voorzijde van het linker slaapbeen met lucht/gas zowel aan de binnenzijde van de schedel alsook in de weke delen aan de buitenzijde van de schedel zichtbaar. Deze zijn te duiden in het kader van een stompe externe krachtsinwerking, zoals vallen, slaan of stoten. Ook zijn er een zwelling in de onderhuidse weke delen van de rechterflank ter hoogte van de elfde rib en een zwelling aan de achterzijde van de rechter nier als zodanig te duiden.
Het slachtoffer was woonachtig aan de [adres 1] te Rotterdam. Het slachtoffer was al geruime tijd verwikkeld in een conflict met verdachte, zijn buurman, over (onder meer) geluidsoverlast. Verdachte was woonachtig aan de [adres 2] . Tussen zijn woning en die van het slachtoffer bevond zich de woning van getuige [getuige 2] , op nummer [adres 3] .
Het slachtoffer had eerder op de betreffende dag de woonbegeleider van zowel het slachtoffer als de verdachte, gebeld over een uit de hand gelopen ruzie tussen de twee. De woonbegeleider is ter plaatse gekomen en heeft hen beiden gesproken. Later op de betreffende dag heeft het slachtoffer wederom naar de woonbegeleider gebeld en een voicemailbericht ingesproken. Hierop is te horen dat het slachtoffer wederom last had van de verdachte en de visite die aanwezig zou zijn in de tuin van verdachte en volgens het slachtoffer dronken en vervelend was. Even later heeft de getuige [getuige 2] naar de woonbegeleider gebeld met het bericht dat het slachtoffer in elkaar was geslagen en op dat moment bewusteloos op de grond lag.
De verdachte is de betreffende avond op heterdaad aangehouden.
Ten aanzien van de gebeurtenissen die aan de dood van het slachtoffer voorafgegaan zijn, kan op basis van het dossier in ieder geval het volgende in grote lijnen worden vastgesteld. Er waren gedurende de dag al spanningen tussen het slachtoffer en de personen die zich bevonden in de tuin van verdachte, zoals ook blijkt uit de eerder vermelde telefoongesprekken met de woonbegeleider. Iets voor acht uur ’s avonds is de situatie verder geëscaleerd en heeft een grote groep van circa tien mensen uit de tuin van verdachte zich begeven naar de tuin van het slachtoffer. Het tuinhek van het slachtoffer is omver getrapt of geduwd en in de tuin van het slachtoffer zijn vervolgens geweldshandelingen tegen hem gepleegd. Op enig moment is het slachtoffer zijn tuin uit gevlucht richting het veldje achter de woningen aan de Molièreweg. Daarbij is hij achtervolgd door enkele personen, die daar opnieuw geweldshandelingen tegen het slachtoffer hebben gepleegd. Hier is het slachtoffer achtergelaten en uiteindelijk overleden.
Waarde van de getuigenverklaringen
In het dossier bevindt zich een groot aantal getuigenverklaringen over hetgeen zich precies heeft afgespeeld. Deze verklaringen zijn op diverse onderdelen sterk uiteenlopend. Sommige getuigen zijn meermalen gehoord, door de politie en door de rechter-commissaris. Een aantal getuigen spreekt zichzelf en elkaar tegen, met name waar het aankomt op de cruciale vragen wie op welk moment aanwezig was en wie welke geweldshandelingen pleegde. Dit is enerzijds verklaarbaar omdat vrijwel alle getuigen de gebeurtenissen slechts gedeeltelijk hebben kunnen waarnemen. Dit komt doordat de geweldshandelingen zich op verschillende locaties en (weliswaar kort opeenvolgende) momenten hebben afgespeeld. De getuigen bevonden zich bovendien op verschillende posities en afstanden van het gebeurde en sommigen van hen zijn weggegaan of juist pas aangekomen gedurende de relevante gebeurtenissen.
Anderzijds geldt dat een aantal getuigenverklaringen afkomstig is van familieleden of bekenden van één of meerdere verdachten, die er mogelijk belang bij hebben be- of ontlastend te verklaren ten aanzien van bepaalde verdachten. Dit vermoeden wordt gesterkt door de inhoud van later opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen bepaalde getuigen en verdachten. Verder was een flink aantal van de aanwezigen onder invloed van alcohol en/of drugs.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank bij haar beoordeling behoedzaam is omgegaan met de getuigenverklaringen en slechts de getuigenverklaringen heeft gebruikt die afkomstig zijn van onafhankelijke en objectieve getuigen en die kunnen worden verankerd in verdere objectieve gegevens.
Rol verdachte
Bij het vaststellen van de rol van de verdachte neemt de rechtbank de verklaringen van getuige [getuige 1] en van de toevallige passanten [getuige 3] en [getuige 4] als uitgangspunt. Getuige [getuige 1] was met onder anderen de medeverdachte [medeverdachte 2] op visite bij de verdachte, tevens de oom van [medeverdachte 2] . Getuige [getuige 1] kende de verdachte niet.
De rechtbank kan op grond van deze getuigenverklaringen - in combinatie met de overige bewijsmiddelen uit het dossier - het volgende vaststellen.
Er was sprake van een langdurig conflict tussen de verdachte en het slachtoffer dat ook eerder op die dag al meermaals was opgelaaid. Op de in beslag genomen tablet van het slachtoffer is een video aangetroffen die is gemaakt op de bewuste avond om 19:40 uur. Daarop is onder meer te zien dat de verdachte met de medeverdachte [medeverdachte 3] voor de tuin van het slachtoffer staat en te horen is dat een mannenstem in het Antilliaans zegt: “Geef hem een messteek.”. Ook is te horen dat de verdachte zegt: “Ik (ntv) jou doden!”, “Ik geef je een schop” en “Ik ga hem slaan.”.
De getuige [getuige 1] heeft bij de politie het volgende verklaard. Bij de verdachte thuis was
- naast het gezelschap met wie de getuige was gekomen - de vader van [medeverdachte 2] (medeverdachte [medeverdachte 1] ) aanwezig, evenals ‘de Antilliaanse man die daar woonde’, die volgens de getuige de oom is van medeverdachte [medeverdachte 2] (verdachte), en nog een aantal andere personen. Het slachtoffer begon met zijn tablet te filmen. Medeverdachte [medeverdachte 2] werd na een aantal keer waarschuwen boos op het slachtoffer en de getuige hoorde toen een hek vallen. Zij zag dat medeverdachte [medeverdachte 2] met het hek van de tuin van het slachtoffer op de grond lag waarna hij naar het slachtoffer toe rende dat zich bij de achterdeur van zijn woning bevond. De twee raakten in gevecht. Voorts zag de getuige dat de verdachte vanaf zijn woning met een groot mes in zijn rechterhand langs haar heen liep, de tuin van het slachtoffer in. Daarna rende het slachtoffer het huis uit, naar de boom toe. Daar werd het slachtoffer op de grond geslagen en geschopt door de verdachte en medeverdachte
[medeverdachte 1] . Zij zag dat de verdachte één steekbeweging maakte, recht in het slachtoffer, dat op de grond lag.
De getuige [getuige 3] heeft de betreffende avond bij de politie onder andere het volgende verklaard. De getuige reed over de Molièreweg op het moment dat hij zag dat twee mannen een man op de grond gooiden. Man 1 was 1.75-1.80 meter lang, had een donkere huidskleur, droeg een T-shirt met korte mouwen en een lange broek en had een flinke buik. Man 2 was 1.70 meter, donkergetint, droeg een snapback petje en had een dun postuur. [getuige 3] zag dat man 2 - toen het slachtoffer op de grond lag - twee keer probeerde op het hoofd van het slachtoffer te stampen. De vriend van de getuige, [getuige 4] , zei dat hij op afstand moest blijven, omdat hij dacht dat hij een mes had gezien. De getuige zag vervolgens dat de twee mannen in de richting van de Rousseaustraat renden en dat ze in één van de eerste drie woningen, welke grenzen aan de Molièreweg en het grasveldje, naar binnen gingen.
De getuige [getuige 4] heeft de betreffende avond bij de politie verklaard dat hij zag dat een blanke man op de grond lag en dat twee Antilliaanse of Surinaamse mannen van boven de veertig jaar tegen het hoofd van de op de grond liggende man aan schopten. Toen de mannen zich omdraaiden zag hij dat de langere man iets scherps in zijn hand had, een mes. Getuige [getuige 4] heeft later bij de rechter-commissaris verklaard dat de langere man een kaal hoofd had, rond de 1.85 meter lang was, een tanktop droeg en een grote buik had. De verdachte past – als enige van de verdachten – in dit signalement.
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie suggestieve en leidende vragen aan de getuigen heeft gesteld tijdens de verhoren. De raadsman heeft echter de gelegenheid gehad om de getuigen bij de rechter-commissaris nogmaals (niet sturend) te bevragen en heeft derhalve gebruik kunnen maken van zijn ondervragingsrecht. De getuigen hebben toen op hoofdlijnen identiek verklaard. De rechtbank ziet dan ook geen reden om de bij de politie afgelegde getuigenverklaringen buiten beschouwing te laten, te meer nu deze verklaringen kort na het incident zijn afgelegd.
De raadsman heeft voorts aangevoerd dat de verklaring van getuige [getuige 1] onbetrouwbaar is, onder meer in verband met haar psychische problemen, lage IQ en het beperkte zicht van de getuige. Zoals reeds overwogen dient behoedzaam te worden omgegaan met getuigenverklaringen. De rechtbank is van oordeel dat de omstandigheden dat een getuige met psychische problemen kampt en mogelijk een laag IQ heeft, niet maken dat getwijfeld moet worden aan de waarneming van die getuige, tenzij er een concrete aanleiding is te veronderstellen dat de waarneming daardoor werd gestoord. Daarvan is in dit geval niet gebleken. Nu de getuige op korte afstand stond, maakt ook haar beperkte zicht niet dat haar verklaring onbetrouwbaar moet worden geacht. Zij heeft immers verklaard dat de verdachte vlak achter haar langs liep. De verklaring van de getuige vindt bovendien steun in de verklaringen van de getuigen [getuige 4] en [getuige 3] , voor wie de door de verdediging opgeworpen bezwaren niet opgaan. Het verweer wordt verworpen.
Tot slot blijkt uit forensisch onderzoek dat onder de nagels van de linkerhand van de verdachte DNA is aangetroffen, waarvan de kans dat het van het slachtoffer is, erg groot is (meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker) en voorts dat er bloedspatten van het slachtoffer op de schoenen en rechterbroekspijp van de verdachte zijn aangetroffen. Het NFI acht de kans klein, dat de aangetroffen bloedsporen zouden kunnen zijn ontstaan indien iemand anders de (bloedende) letsels zoals beschreven in het sectierapport aan het slachtoffer heeft toegebracht en de verdachte daarbij niet aanwezig is geweest maar alleen naast het slachtoffer heeft gestaan en met zijn rechtervoet het slachtoffer heeft aangeraakt nadat het slachtoffer bloedend gewond was geraakt en op de grond lag.
Tegenover de hiervoor benoemde bewijsmiddelen staan de steeds sterk wisselende en aantoonbaar leugenachtige verklaringen die de verdachte heeft afgelegd. Zo heeft hij eerst verklaard dat hij niet bij het incident aanwezig was, omdat hij elders bij zijn vrouw plinten aan het leggen was. Later verklaarde hij dat hij op dat moment bij de Jumbo boodschappen deed. Na het nagaan van de pintransacties bleek echter dat de verdachte reeds in de middag bij de Jumbo was geweest en niet in de avond, tijdens het incident. Pas nadat uit forensisch onderzoek bleek dat er bloedsporen van het slachtoffer op zijn schoenen en broekspijp waren aangetroffen, gaf de verdachte als verklaring dat hij wel bij het slachtoffer heeft gestaan op het moment dat hij op de grond lag. De rechtbank zal de lezing van de verdachte dan ook als ongeloofwaardig terzijde stellen.
Ten aanzien van het door de raadsman ter terechtzitting geschetste alternatieve scenario, inhoudende dat de medeverdachte [medeverdachte 1] degene is geweest die het slachtoffer heeft gestoken, merkt de rechtbank op dat dit alternatieve scenario niet voortvloeit uit de verklaring van de verdachte zelf. Bovendien wordt dit alternatieve scenario weerlegd door de overige bewijsmiddelen in het dossier.
Doodslag
De rechtbank komt in het licht van al het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte degene is geweest die bij het slachtoffer de dodelijke steekverwonding heeft toegebracht. Hij past in het door de getuige [getuige 4] opgegeven signalement als de persoon die hij met het mes heeft gezien en ook getuige [getuige 1] heeft waargenomen dat de verdachte met een mes liep en even later een steekbeweging maakte. Bovendien vindt dit steun in de op de schoenen en broekspijp van de verdachte aangetroffen bloedspatten, die afkomstig zijn van het slachtoffer.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat de wil van de verdachte naar de uiterlijke verschijningsvorm – het steken in het bovenlichaam, waar zich vitale organen bevinden – gericht was op de dood van het slachtoffer en dat daarmee sprake is van vol opzet. De rechtbank acht daarmee de onder 1 ten laste gelegde doodslag wettig en overtuigend worden bewezen.
Overeenkomstig hetgeen de officier van justitie en de raadsman hebben opgemerkt, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte dit feit tezamen en in vereniging met een ander heeft gepleegd, zodat de verdachte van het onderdeel medeplegen zal worden vrijgesproken.
Openlijk geweld
Voorts heeft de verdachte samen met de medeverdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 1] openlijk en in vereniging geweld gepleegd jegens het slachtoffer. Het geweld is begonnen in de achtertuin van het slachtoffer alwaar een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen [medeverdachte 2] en het slachtoffer waarbij het slachtoffer meerdere keren is geslagen en waar meerdere personen vanuit de groep van de verdachten bij aanwezig waren. Daarna heeft het geweld zich voortgezet toen het slachtoffer enkele meters verderop bij een boom op het grasveld terechtkwam en er jegens hem door onder meer de verdachte geweldshandelingen zijn verricht. Dit is de plek waar het slachtoffer is komen te overlijden. In haar vonnissen van heden heeft de rechtbank geoordeeld dat ook medeverdachten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] in dit stadium geweldshandelingen hebben verricht.
De verdachte heeft het slachtoffer op de openbare weg de dodelijke steekverwonding toegebracht en tevens geschopt en geslagen. De verdachte heeft daarmee een significante en wezenlijke bijdrage geleverd aan het openlijke geweld. Omdat het slachtoffer is overleden als gevolg van de steekverwonding die de verdachte heeft toegebracht, is ook de strafverzwarende omstandigheid dat het openlijke geweld de dood van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad, wettig en overtuigend bewezen.