3.2.Op 19 april 2024 heeft eiser de minister verzocht de prestatiebeurs om te zetten in een gift. Bij het verzoek was een verklaring van een aan de onderwijsinstelling verbonden orthopedagoog gevoegd, waarin, kortgezegd, is geconcludeerd dat niveau 3 van voornoemde opleiding niet haalbaar is voor eiser gelet op onvoldoende cognitieve capaciteiten. Om die reden kan hij de opleiding niet afronden met een diploma.
Totstandkoming van het bestreden besluit
4. In het bestreden besluit heeft de minister de afwijzing van het verzoek van eiser gehandhaafd. Het feit dat een niveau niet haalbaar is, is geen structurele bijzondere omstandigheid op grond waarvan de prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift. Er is geen sprake van een structurele medische omstandigheid op grond waarvan de prestatiebeurs kan worden omgezet. Het beschikken over onvoldoende capaciteiten is ook geen structurele bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4.14 van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf 2000). Hierbij heeft de minister onder meer verwezen naar de uitspraak van 12 augustus 2020 van de Centrale Raad van Beroep (de Raad), ECLI:NL:CRVB:2020:1825. Het standpunt van eiser
5. Eiser had zeer veel moeite met de lesstof en later is uit het onderzoek van de orthopedagoog gebleken dat hij vanwege zijn cognitieve capaciteiten niet in staat is om een opleiding op niveau 3 te volgen en af te ronden. Volgens eiser zijn de feiten en omstandigheden in de uitspraak waar de minister naar verwezen heeft niet te vergelijken met zijn zaak, omdat bij hem een orthopedagoog een uitgebreid capaciteiten onderzoek heeft gedaan naar de cognitieve capaciteiten. Verder blijkt uit die uitspraak niet dat het om tekortschietende cognitieve capaciteiten ging.
Ter zitting heeft eiser nog een beroep gedaan op de evenredigheid, omdat het om een terugvordering ineens gaat. Dat pakt voor eiser onevenredig uit gelet op zijn privé situatie. Eiser volgt nu geen studie, hij heeft geen baan en hij heeft problemen met zijn partner, waar hij een kind mee heeft.
Het oordeel van de rechtbank
6. De rechtbank beoordeelt of de minister het verzoek om omzetting van de prestatiebeurs in een gift terecht heeft afgewezen.
7. In de Wet studiefinanciering 2000 is bepaald dat een toegekende prestatiebeurs kan worden omgezet in een gift. Hiervoor is vereist dat de mbo-student als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen met goed gevolg te behalen.De bijzondere omstandigheden kunnen – als deze van medische aard zijn – uitsluitend worden aangetoond door gedagtekende verklaringen van een arts en de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de student is ingeschreven. Als sprake is van bijzondere omstandigheden van niet-medische aard, volstaat een gedagtekende verklaring van de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de mbo-student is ingeschreven.
8. Volgens vaste rechtspraak geldt dat het niet beschikken over de capaciteiten om de studie af te ronden op het niveau waarop hij is gestart, geen bijzondere omstandigheid in de zin van de wet is.In de wetsgeschiedenis is omschreven welke omstandigheden wel een bijzondere omstandigheid in de zin van de wet kunnen zijn. Een voorbeeld hiervan is als iemand vlak voor zijn afsluitend examen staat en aan het einde van de diplomatermijn te maken krijgt met een ziekte, waardoor hij uitgeschakeld is. Een ander voorbeeld uit de rechtspraak is dat sprake is van een structurele medische omstandigheid met een wisselend klacht- en beperkingenpatroon, waardoor de student niet in straat is zijn diploma binnen de diplomatermijn te halen.In de situatie van eiser is gesteld noch gebleken dat sprake is van dergelijke omstandigheden.
9. De stelling van eiser dat de feiten en omstandigheden in de uitspraak waar verweerder naar heeft verwezen niet te vergelijken met zijn zaak, slaagt niet.