ECLI:NL:RBDHA:2019:1049

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
31 januari 2019
Publicatiedatum
7 februari 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 5566
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzetting van studiefinanciering in een gift na niet behalen diploma op niveau 3

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 januari 2019 uitspraak gedaan in een geschil over de omzetting van een prestatiebeurs in een gift. Eiseres, die haar opleiding op niveau 3 niet heeft afgesloten met een diploma, verzocht de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap om haar prestatiebeurs om te zetten in een gift, nadat zij een diploma op niveau 2 had behaald. De rechtbank moest beoordelen of de afwijzing van dit verzoek door de Minister terecht was.

Eiseres had in het najaar van 2009 een MBO-opleiding instructeur paardensport op niveau 3 gestart, waarvoor zij een prestatiebeurs ontving. In 2013 bleek dat zij de opleiding niet kon afronden op niveau 3 en zij besloot over te stappen naar een opleiding op niveau 2, waar zij wel een diploma behaalde. De Minister wees het verzoek om omzetting van de prestatiebeurs af, omdat eiseres niet voldeed aan de voorwaarden van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf), die vereisen dat een diploma op niveau 3 behaald moet worden om in aanmerking te komen voor omzetting in een gift.

De rechtbank oordeelde dat de Minister terecht had afgewezen, omdat eiseres niet het vereiste diploma op niveau 3 had behaald. De rechtbank concludeerde dat de situatie van eiseres, waarin zij niet over de capaciteiten beschikte om haar studie op niveau 3 af te ronden, niet als een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4.14 Wsf kon worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de beslissing van de Minister.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 18/5566

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 31 januari 2019 in de zaak tussen

[eiseres], te [plaats], eiseres

en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft tegen het hierna onder 5 te noemen besluit bezwaar gemaakt.
Verweerder heeft bij besluit van 14 juli 2018 het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2018.
Namens eiseres is haar moeder [moeder] verschenen.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door T. Holtrop.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is in het najaar van 2009 gestart met een MBO opleiding instructeur paardensport op niveau 3. Aan eiseres is gedurende de maanden oktober 2009 tot en met juli 2011 een prestatiebeurs hiervoor toegekend.
2. In februari 2013 is de opbouw van de aan eiseres verstrekte studiefinanciering als volgt:
- Aan eiseres toegekende prestatiebeurs € 6.379,05
- Niet geactiveerde OV-studentenkaart (november/december 2009) € 160,50
- Rentedragende lening € 5.898,96.
- Schuld DUO (te veel betaalde studiefinanciering)
€ 3.697,70
Totaal € 16.136,21
3. Eiseres heeft de opleiding op niveau 3 niet afgesloten met een diploma. Wel heeft zij een diploma op niveau 2 behaald.
4. Naar aanleiding van het behaalde diploma op niveau 2 heeft eiseres met dagtekening 5 januari 2018 verweerder verzocht om kwijtschelding/omzetting van haar prestatiebeurs in een gift.
5. Verweerder heeft bij besluit van 13 april 2018 het verzoek van eiseres afgewezen.
6. Eiseres heeft hiertegen een bezwaarschrift ingediend. Bij beslissing op bezwaar van 14 juli 2018 is het bezwaarschrift van eiseres ongegrond verklaard.
Geschil7. In geschil is of verweerder terecht het verzoek van eiseres tot omzetting van de prestatiebeurs in een gift heeft afgewezen.
8. Eiseres stelt dat gedurende het tweede jaar van de opleiding haar duidelijk werd dat zij het niveau niet aankon. Zij heeft toen op advies van haar studieadviseur besloten haar opleiding af te ronden op niveau 2. Zij heeft het diploma paardenverzorging op niveau 2 behaald. Eiseres beroept zich op artikel 4.14, derde lid van de Wet studiefinanciering 2000 (Wsf). Indien zij bij aanvang van de studie een opleiding op niveau 2 had gevolgd had zij evenveel studiefinanciering ontvangen en was haar studiefinanciering wel verstrekt in de vorm van een gift. Eiseres verzoekt verder de schuld die is ontstaan door het ov-reisproduct en de daarover berekende rente om te zetten in een gift. Daarnaast verzoekt eiseres haar aanvullende beurs om te zetten in een gift.
9. Verweerder stelt onder andere dat de prestatiebeurs van eiseres op grond van de wettelijke regeling niet kan worden omgezet in een gift aangezien eiseres het minimaal te behalen diploma niet heeft behaald. Eiseres had bovendien de mogelijkheid om haar studiefinanciering voor 1 februari van het eerste studiejaar stop te zetten, zodat dit was omgezet in een gift. Daarna had zij kunnen overstappen naar de door haar gevolgde opleiding op niveau 2. Verder stelt verweerder dat er geen sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor eiseres niet binnen de diplomatermijn een diploma op minimaal niveau 3 kon behalen.
Beoordeling van het geschil
Wettelijk kader
10. Artikel 4.1 Wsf luidt:
Deze paragraaf is uitsluitend van toepassing:
a. op deelnemers die in Nederland een opleiding niveau 1 of 2 volgen, en
b. op deelnemers die in Nederland een beroepsopleiding volgen en die voor 1 augustus 2005 voor het volgen van beroepsonderwijs studiefinanciering ontvingen.
11. Artikel 4.2 Wsf luidt:
Studiefinanciering wordt verstrekt in de vorm van een gift of een lening.
12. Artikel 4.7, eerste lid, Wsf bepaalt het volgende:
Prestatiebeurs beroepsonderwijs wordt voor een opleiding niveau 3 of 4 binnen en buiten Nederland tezamen gedurende ten hoogste 4 jaren verstrekt in de vorm van een prestatiebeurs, met dien verstande dat de aanvullende beurs in de eerste 12 maanden waarvoor aanspraak op studiefinanciering bestaat wordt verstrekt in de vorm van een gift.
13. Artikel 4.10 eerste lid, Wsf bepaalt het volgende:
Indien een deelnemer binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 met goed gevolg heeft afgelegd, wordt de aan hem ingevolge artikel 4.7, eerste lid toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
14. Artikel 4.11 Wsf luidt:
Indien een deelnemer in het eerste jaar van een opleiding voor het eerst prestatiebeurs beroepsonderwijs geniet en hij in dat studiejaar ophoudt studiefinanciering te genieten vóór 1 februari, en hij niet over datzelfde studiejaar opnieuw studiefinanciering voor het volgen van een opleiding niveau 3 of 4 dan wel voor hoger onderwijs krijgt toegekend, wordt op zijn aanvraag per 1 januari van het kalenderjaar volgend op het einde van dat studiejaar de over dat studiejaar toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
15. Artikel 4.14 Wsf luidt:
1. Indien een deelnemer als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van tijdelijke aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt deze termijn verlengd met de duur van die bijzondere omstandigheden.
2. Indien een deelnemer als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt deze termijn, op aanvraag, verlengd met 5 jaren. Onder bijzondere omstandigheden van structurele aard kunnen in ieder geval worden verstaan functiebeperking of chronische ziekte.
3. Indien een deelnemer als direct gevolg van bijzondere omstandigheden van structurele aard niet in staat is binnen de diplomatermijn beroepsonderwijs of binnen de, op grond van het tweede lid, verlengde diplomatermijn beroepsonderwijs met goed gevolg het afsluitend examen van een opleiding niveau 3 of 4 te behalen, wordt de aan hem toegekende prestatiebeurs beroepsonderwijs omgezet in een gift.
4. Indien een deelnemer als direct gevolg van een tijdens de studie verworven handicap, ten gevolge van een zich tijdens de studie verergerende handicap of ten gevolge van een zich tijdens de studie manifesterende chronische ziekte genoodzaakt is een reeds begonnen opleiding te beëindigen, ontvangt de deelnemer bij keuze voor een passender opleiding nieuwe aanspraak op studiefinanciering.
5. Onze Minister stelt op aanvraag van de deelnemer vast of er sprake is van bijzondere omstandigheden in de zin van dit artikel. De bijzondere omstandigheden kunnen uitsluitend worden aangetoond door gedagtekende verklaringen van een arts en de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar hij is ingeschreven. Indien de bijzondere omstandigheden uitsluitend van niet-medische aard zijn, volstaat een gedagtekende verklaring van de natuurlijke persoon of het bestuur van de rechtspersoon van de onderwijsinstelling waar de deelnemer is ingeschreven.

Inhoudelijke beoordeling

16. Eiseres is begonnen met een MBO opleiding instructeur paardensport op niveau 3. Tijdens de opleiding is zij overgestapt naar een MBO opleiding paardenverzorging op niveau 2 bij hetzelfde opleidingsinstituut. Van laatst genoemde opleiding heeft zij een diploma behaald. Aangezien eiseres daarmee niet voldoet aan de voorwaarden zoals vermeld in artikel 4.10, eerste lid, Wsf, te weten het met goed gevolg afleggen van een examen op niveau 3, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht het verzoek van eiseres om omzetting van haar prestatiebeurs in een gift afgewezen.
Dat indien eiseres bij aanvang van haar opleiding direct niveau 2 had gevolgd haar prestatiebeurs wel was omgezet in een gift, is ter beoordeling van de vraag of bij het afsluiten van een opleiding die is gestart op niveau 3 maar afgesloten met een diploma op niveau 2 niet relevant. De wettelijke regeling biedt geen mogelijkheden om in een dergelijk geval de prestatiebeurs om te zetten in een gift.
17. Eiseres doet, naar wat de rechtbank begrijpt, voor wat betreft de toegekende prestatiebeurs van € 6.379,05 een beroep op artikel 4.14 Wsf. Eiseres stelt dat sprake is van een bijzondere omstandigheid nu tijdens haar studie bleek dat zij niet over de capaciteiten beschikte om haar studie op niveau 3 af te ronden. Artikel 4.14 Wsf ziet echter niet op de situatie waarmee eiseres te maken had.
18. De wetgever heeft er voor gekozen om de bijzondere omstandigheden van tijdelijke en structurele aard zoals vermeld in artikel 4.14 Wsf niet exact in de wettekst te omschrijven. Wel zijn in de parlementaire geschiedenis een aantal voorbeelden aangegeven wat ermee bedoeld wordt. In de Nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 1999/00, 26 873, nr. 8, p. 42) is opgenomen dat functiebeperking en chronische ziekte in een concreet geval kunnen leiden tot toepassing van artikel 5.16 (oud) Wsf (huidig artikel 4.14 Wsf). Ook in de Memorie van toelichting (Kamerstukken II 1999/00, 26 873, nr. 3, p 59) heeft de minister voorbeelden gegeven van wat in zijn ogen voorbeelden zijn van bijzondere omstandigheden. Een student die bijvoorbeeld tijdens de eerste jaren van zijn studie een half jaar is uitgeschakeld wegens een ziekte, zal voldoende speelruimte hebben in de diplomatermijn om zijn studie tijdig te kunnen voltooien. Een student echter die vlak voor zijn doctoraalexamen staat en aan het einde van de diplomatermijn te maken krijgt met een vergelijkbare ziekte, zou omwille van de redelijkheid en billijkheid een verlenging moeten krijgen. Een ander voorbeeld is de student die een redelijk gebruik maakt van de mogelijkheden om een of meer pauzes in te lassen in de studie en er vervolgens alles aan doet om binnen de diplomatermijn af te studeren, doch dan wordt geconfronteerd met onvoldoende ‘studeerbare’ onderwijsprogrammering.
19. Gelet op hetgeen is overwogen onder 18 is de situatie waarin eiseres verkeerde, te weten het niet over de capaciteiten beschikken om de studie op het niveau af te ronden waarmee zij was gestart, geen bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 4.14. Wsf. Het beroep van eiseres op dit artikel slaagt derhalve niet. Dat de situatie voor eiseres onrechtvaardig aanvoelt en buiten haar schuld is ontstaan doet aan voorgaand oordeel niet af.
20. Voorzover het verzoek van eiseres tot omzetting van de studiefinanciering in een gift betrekking heeft op de door eiseres ontvangen aanvullende lening, merkt de rechtbank op dat dit deel van de studiefinanciering sowieso niet in aanmerking komt voor omzetting in een gift. Dit deel van de studiefinanciering is verstrekt in de vorm van een lening en zal moeten worden terugbetaald.
21. Gelet op wat hiervoor is overwogen zal het beroep ongegrond worden verklaard.

Proceskosten22. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.D. van Riel, rechter, in aanwezigheid van
mr. B. van Eeuwijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
31 januari 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.