ECLI:NL:RBROT:2025:827

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 januari 2025
Publicatiedatum
23 januari 2025
Zaaknummer
ROT 24/3516
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opleggen van onderzoek naar rijgeschiktheid en schorsing van rijbewijs na alcoholincident

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 24 januari 2025, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) behandeld. Eiseres, die eerder haar rijbewijs terugontvangen had, was het niet eens met het besluit van het CBR om een onderzoek naar haar rijgeschiktheid op te leggen en haar rijbewijs te schorsen. Dit besluit volgde op een incident waarbij eiseres op 7 oktober 2023 werd aangehouden met een alcoholgehalte van 1060 µg/l. De rechtbank oordeelt dat het CBR terecht heeft gehandeld. De rechtbank stelt vast dat het CBR op 22 december 2023 een mededeling van de politie ontving, waaruit bleek dat eiseres met een te hoog alcoholgehalte had gereden. Dit leidde tot de verplichting voor het CBR om een onderzoek naar de rijgeschiktheid op te leggen en het rijbewijs te schorsen, conform de Wegenverkeerswet 1994 en de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011. Eiseres had aangevoerd dat het CBR niet had moeten schorsen, omdat zij haar rijbewijs eerder had teruggekregen, maar de rechtbank oordeelt dat de wet geen ruimte laat voor een belangenafweging in dit geval. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het CBR in zijn besluit correct heeft gehandeld. Eiseres krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/3516

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 januari 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. Smit),
en

De algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: [persoon A] ).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het opleggen van een onderzoek naar de rijgeschiktheid en het schorsen van het rijbewijs van eiseres. Eiseres is het niet eens met dit besluit. Eiseres meent dat het CBR, nadat het eerder haar rijbewijs had teruggegeven, niet alsnog een onderzoek mocht opleggen en het rijbewijs niet meer mocht schorsen. Aan de hand van deze beroepsgrond beoordeelt de rechtbank het opleggen van een onderzoek en de schorsing van de geldigheid van het rijbewijs.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het CBR terecht heeft besloten om aan eiseres het onderzoek naar de rijgeschiktheid op te leggen en om haar rijbewijs te schorsen. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 8 januari 2024 heeft het CBR besloten om aan eiseres een onderzoek naar de rijgeschiktheid op te leggen en om haar rijbewijs te schorsen. Met het bestreden besluit van 5 maart 2024 op het bezwaar van eiseres is het CBR bij dit besluit gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van het CBR. Eiseres en haar gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3. Eiseres is op 7 oktober 2023 aangehouden omdat de politie het vermoeden had dat zij reed onder invloed van alcohol. Bij eiseres is vervolgens een alcoholgehalte van 1060 µg/l geconstateerd. De politie heeft het rijbewijs van eiseres ingevorderd en het Parket Centrale Verwerking Openbaar Ministerie heeft per brief van 3 november 2023 het rijbewijs aan het CBR toegezonden. Het CBR heeft op 4 december 2023 het rijbewijs aan eiseres retour gezonden, omdat zij toen nog geen mededeling van de politie hadden ontvangen met de reden van het toezenden van het rijbewijs.
4. Op 22 december 2023 heeft het CBR een mededeling van de politie als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVV94) ontvangen, waaruit blijkt dat eiseres is aangehouden met een alcoholgehalte van 1060 µg/l. Het CBR heeft hierop eiseres verzocht om haar rijbewijs terug te sturen en heeft vervolgens bij het primaire besluit een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd en het rijbewijs geschorst.
Had het CBR moeten afzien van het opleggen van een onderzoek en schorsing van het rijbewijs?
5. Eiseres voert aan dat het CBR op 3 december 2023 op de hoogte was van feiten en omstandigheden om een onderzoek te laten plaats vinden. Volgens eiseres volgt dit uit het feit dat de politie het rijbewijs naar het CBR heeft gestuurd. Toch heeft het CBR het rijbewijs op 3 december 2023 aan eiseres teruggestuurd. Volgens eiseres heeft het CBR niet gemotiveerd waarom eiseres na 4 januari 2024 niet meer in staat was een voertuig te besturen, maar dit tussen 3 december 2023 en 4 januari 2024 wel kon.
5.1.
Op grond van artikel 131, eerste lid, aanhef en onder b van de WVW94 geldt dat, indien een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de WVW94 is gedaan, het CBR in bij ministeriële regeling aangegeven gevallen besluit tot oplegging van een onderzoek naar de rijvaardigheid of geschiktheid.
Op grond van artikel 23, eerste lid, aanhef en onder a van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (de Regeling) besluit het CBR dat een betrokkene zich dient te onderwerpen aan een onderzoek naar de geschiktheid als bedoeld in artikel 131, eerste lid, van de WVW94 indien bij betrokkene een adem- of bloedalcoholgehalte is geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l.
Op grond van artikel 6 van de Regeling dient het CBR het rijbewijs te schorsen in de gevallen bedoeld in artikel 5 van de Regeling. In artikel 5, aanhef en onder j, van de Regeling geschiedt een vordering tot overgifte van het rijbewijs in het geval dat bij een betrokkene als bestuurder van een motorrijtuig een adem- of bloedalcoholgehalte wordt geconstateerd dat gelijk is aan of hoger is dan 785 µg/l.
5.2.
De beroepsgrond slaagt niet. Het CBR heeft toegelicht dat op 3 december 2023 nog geen mededeling van de politie was ontvangen. Eén maand na het ontvangen van het rijbewijs hebben zij het daarom geretourneerd aan eiseres. Nadat het CBR op 22 december 2023 wel een mededeling had ontvangen was het CBR gehouden, gelet op de hiervoor onder 5.1. weergegeven regels aan eiseres een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen en de geldigheid van het rijbewijs van eiseres te schorsen. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) (onder meer de uitspraken van 21 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:928, en 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1574) volgt dat de toepasselijke bepalingen uit de WVW94 en de Regeling geen ruimte laten om een belangenafweging te maken en op grond van persoonlijke omstandigheden daarvan af te wijken. Een rechter kan alleen in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 3 december 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2889), maar daarvan is in dit geval niet gebleken. Dat het rijbewijs eerder door het CBR zelf naar eiser is teruggezonden, maakt niet dat het CBR na het ontvangen van de mededeling als bedoeld in artikel 130 WVW94 geen onderzoek meer mocht opleggen. De wet en regelgeving schrijven dwingend voor dat bij een dergelijk hoog alcoholgehalte een onderzoek naar de rijgeschiktheid moet worden opgelegd en dat de geldigheid van het rijbewijs moet worden geschorst. De door eiseres geschetste omstandigheden kunnen geen reden zijn om af te wijken van de regelgeving.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het CBR terecht heeft besloten om aan eiseres het onderzoek naar de rijgeschiktheid op te leggen en om haar rijbewijs te schorsen. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.