ECLI:NL:RBROT:2025:6835

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
ROT 24/7160 V
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van verzet tegen hoogte van dwangsom in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 juni 2025 uitspraak gedaan op het verzet van opposante tegen een eerdere uitspraak van 10 september 2024. Het verzet betreft de door de rechtbank vastgestelde hoogte van de dwangsom in een bestuursrechtelijke procedure, waarbij de rechtbank had bepaald dat de dwangsom € 50 per dag zou zijn, met een maximum van € 15.000. Opposante, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.L.M. Klinkhamer, betwistte deze hoogte en stelde dat een dwangsom van € 250 per dag met een maximum van € 37.500 rechtvaardiger zou zijn. De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, omdat de hoogte van de dwangsom in overeenstemming was met eerdere uitspraken van de rechtbank en de rechtbank van oordeel was dat de beslissing om zonder zitting te oordelen terecht was. De rechtbank heeft benadrukt dat de vaststelling van de hoogte van een dwangsom een discretionaire bevoegdheid van de rechter is en dat het verzet in feite een verkapt hoger beroep was, wat niet de bedoeling van de verzetprocedure is. De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7160 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 juni 2025 op het verzet van

[opposante], uit [plaatsnaam], opposante [1]
(gemachtigde: mr. M.L.M. Klinkhamer),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 10 september 2024 in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van opposante gaat over de uitspraak van de rechtbank van 10 september 2024 waarin de rechtbank het beroep van opposante met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gegrond heeft verklaard (de buitenzitting uitspraak).
1.1.
De rechtbank heeft het verzet op 20 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: opposante, de zaakwaarnemer van de gemachtigde van opposante
mr. L. Ori en de gemachtigde van Dienst Toeslagen.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt in deze uitspraak uitsluitend of de rechtbank terecht bij de uitspraak van 10 september 2024 het beroep zonder zitting heeft afgedaan. De rechtbank komt tot het oordeel dat het verzet ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Relevante feiten
3. Opposante heeft zich gemeld bij de Commissie Werkelijke Schade (CWS) omdat zij meent dat de door haar werkelijk geleden schade hoger is dan de door Dienst Toeslagen toegekende compensatie. Tot op heden is nog geen besluit genomen op dit verzoek. Met een uitspraak van 10 september 2024 heeft deze rechtbank op het beroep van opposante tegen het niet tijdig beslissen op haar verzoek beslist.
De uitspraak van 10 september 2024
4. De rechtbank heeft het beroep kennelijk gegrond geacht, omdat Dienst Toeslagen nog geen besluit had genomen en daarmee de beslistermijn overschreed. De rechtbank heeft daarbij Dienst Toeslagen opgedragen binnen 34 weken na verzending van de uitspraak een besluit bekend te maken op het verzoek om aanvullende compensatie voor de werkelijke schade op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,- per dag, met een maximum van € 15.000,-.
Het beroep van opposante
5. Het verzet is uitsluitend gericht tegen de hoogte van de dwangsom die de rechtbank heeft bepaald. Volgens opposante is een dwangsom van € 50,- per dag met een maximum van € 15.000,- onrechtvaardig en onjuist en dient de rechtbank een dwangsom vast te stellen van € 250,- per dag met een maximum van € 37.500,-. Opposante wijst er op dat de afwijkende lijn van de rechtbank leidt tot rechtsongelijkheid en in strijd is met de meerderheidsregel en rechtszekerheid dan wel vertrouwensbeginsel, omdat andere rechtbanken wel een hogere dwangsom hanteren.
5.1.
Het betoog van opposante slaagt niet. Voorop staat dat de rechtbank uitspraak zonder zitting mag doen als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. Dat was hier het geval. Het verzet ziet uitsluitend op de door de rechtbank geboden nadere beslistermijn en de daaraan verbonden hoogte van de dwangsom als bedoeld in artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht. De nadere beslistermijn en de dwangsomhoogte zijn in overeenstemming met de uitspraak van een meervoudige kamer van de rechtbank van 15 juli 2024 [2] . De rechtbank is van oordeel dat hiermee toereikend is gemotiveerd waarom voortaan door de rechtbank in deze zaken de dwangsom wordt bepaald op € 50 per dag met een maximum van € 15.000. Deze lijn heeft een meervoudige kamer van de rechtbank nadien herhaald. [3] De verzetrechter concludeert dan ook dat het verzetschrift in feite een verkapt hoger beroepschrift is, kennelijk omdat opposante het niet eens is met het oordeel van de rechtbank. Daarvoor is de verzetprocedure echter niet bedoeld. Bovendien is het vaststellen van de hoogte van een dwangsom een discretionaire bevoegdheid van de rechter. Gelet op het voorgaande zal het verzet ongegrond worden verklaard.

Conclusie en gevolgen

6. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat de buitenzitting uitspraak in stand blijft.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. Vogtschmidt, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 12 juni 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Met opposante wordt bedoeld de indiener van het verzetschrift.