ECLI:NL:RBROT:2025:6784

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
10 juni 2025
Zaaknummer
C/10/678274 / HA ZA 24-365
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij schadevaring tussen schip en Nieuwe Botlekbrug

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid voor een schadevaring tussen het binnenschip 'Camaro IV' en de Nieuwe Botlekbrug op 28 december 2016. De rechtbank Rotterdam heeft geoordeeld dat zowel de schipper van de 'Camaro IV' als de brugwachter van de Oude Botlekbrug fouten hebben gemaakt die hebben bijgedragen aan de schade. De schipper had een verkeerde kruiphoogte doorgegeven en niet om bevestiging gevraagd dat beide bruggen geopend zouden worden. De brugwachter heeft niet de juiste verlichting getoond en de ontvangst van berichten niet bevestigd, wat leidde tot miscommunicatie. De rechtbank heeft de schuldverdeling vastgesteld op 60% voor Rijkswaterstaat (RWS) en 40% voor de 'Camaro IV'. RWS is aansprakelijk voor de fouten van de brugwachter op grond van artikel 6:170 BW. De rechtbank heeft de vorderingen van de eiseressen, Camaro en TVM, toegewezen, waarbij RWS is veroordeeld tot betaling van schadevergoeding. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de proceskosten worden gecompenseerd, zodat elke partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/678274 / HA ZA 24-365
Vonnis van 28 mei 2025
in de zaak van
1.
SCHEEPVAARTBEDRIJF CAMARO B.V.,
gevestigd te Lage Zwaluwe,
2.
TVM VERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
advocaat mr. J. Blussé van Oud-Alblas te Rotterdam,
tegen
DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat),
gevestigd te Den Haag,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A.C.M. Remmé te Utrecht.
Eiseressen zullen hierna Camaro, TVM en (gezamenlijk) Camaro c.s. genoemd worden.
Gedaagde zal hierna RWS genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Camaro is de eigenaar van het schip de ‘Camaro IV’, TVM is de (casco)verzekeraar. RWS is de eigenaar en beheerder van de Nieuwe Botlekbrug. Op 28 december 2016 omstreeks 04:45 uur is het schip ‘Camaro IV’, vlak nadat zij onder de geopende Oude Botlekbrug door was gevaren, met haar stuurhut tegen de gesloten Nieuwe Botlekbrug aan gevaren. Zowel de ‘Camaro IV’ als de Nieuwe Botlekbrug hebben daardoor schade opgelopen.
1.2.
Camaro c.s. vinden dat de brugwachters van de Oude en de Nieuwe Botlekbrug fouten hebben gemaakt en dat RWS in overwegende mate aansprakelijk is voor de ontstane schade. RWS vindt dat de schipper van de ‘Camaro IV’ zelf fouten heeft gemaakt en dat daarom de ‘Camaro IV’ 100% schuld heeft aan de schadevaring.
1.3.
De rechtbank beslist in deze zaak dat de gedragingen van zowel de schipper van de ‘Camaro IV’ als van de brugwachter van de Oude Botlekbrug hebben bijgedragen aan het plaatsvinden van de schadevaring van de ‘Camaro IV’ tegen de Nieuwe Botlekbrug. De onderlinge schuldverdeling stelt de rechtbank vast op 60-40 in het voordeel van RWS. De rechtbank motiveert in dit vonnis hoe zij tot dit oordeel is gekomen.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 19 april 2024, met producties 1 tot en met 15;
- de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met producties 1 tot en met 8;
- de oproepingsbrief van deze rechtbank van 29 augustus 2024 op grond waarvan partijen voor de zitting zijn opgeroepen;
- de conclusie van antwoord in reconventie, tevens van wijziging van eis in conventie, met producties 16 tot en met 23;
- de spreekaantekeningen van partijen, die zij op de zitting hebben voorgedragen (in de spreekaantekeningen van Camaro c.s. is een gecorrigeerde eiswijziging opgenomen);
- de mondelinge behandeling van 26 november 2024, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt.
2.2.
Vervolgens is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Het schip ‘Camaro IV’ is een binnenschip van 135 meter lang en 11,33 meter breed. De ‘Camaro IV’ vaart met een hydraulisch in hoogte verstelbare stuurhut die zich op de achterzijde van het schip bevindt.
3.2.
De ‘Camaro IV’ is eigendom van Camaro. [1] TVM is de cascoverzekeraar van de ‘Camaro IV’.
3.3.
De Nieuwe Botlekbrug was en is in eigendom en beheer van RWS.
3.4.
De Oude Botlekbrug is inmiddels gesloopt, maar was in december 2016 nog – naast de Nieuwe Botlekbrug – in functie. De Oude Botlekbrug bevond zich op een relatief korte afstand (van circa 30 tot 100 meter) van de Nieuwe Botlekbrug en was destijds in beheer bij het Havenbedrijf Rotterdam (“HBR”). Schepen die via de Oude Maas richting het zuiden voeren, voeren in die tijdelijke situatie eerst onder de Oude Botlekbrug door en vervolgens onder de Nieuwe Botlekbrug. De (uit het politiedossier afkomstige) afbeelding hierna illustreert de feitelijke situatie op 28 december 2016.
3.5.
De Nieuwe Botlekbrug en de Oude Botlekbrug hadden elk hun eigen brugwachter. De brugwachter van de Oude Botlekbrug bediende deze brug vanuit het bedieningshuis ter plaatse. De brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug bevond zich op de verkeerspost in Rhoon. Voor het openen van de Oude Botlekbrug en Nieuwe Botlekbrug moesten passerende schippers de brugwachter van de Oude Botlekbrug oproepen met de marifoon via VHF kanaal 18. Op 28 december 2016 was dat brugwachter de heer [brugwachter A] (‘de brugwachter van de Oude Botlekbrug’). De brugwachter van de Oude Botlekbrug voerde alle communicatie met de schippers via de marifoon. Als de Nieuwe Botlekbrug (ook) moest worden geopend, gaf de brugwachter van de Oude Botlekbrug dat via de C2000 portofoon door aan de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug.
3.6.
De opening en sluiting van de verderop gelegen Spijkenisserbrug verliep via de brugwachter van de Spijkenisserbrug.
3.7.
De doorvaarthoogte van de Oude Botlekbrug was op het moment van de schadevaring 7,90 meter boven NAP.
3.8.
De doorvaarthoogte van de Nieuwe Botlekbrug was op het moment van de schadevaring 13,20 meter boven NAP.
3.9.
De doorvaarthoogte van de Spijkenisserbrug was op het moment van de schadevaring 12 meter boven NAP.
3.10.
Op 28 december 2016 even na 03:00 uur is de ‘Camaro IV’ vanaf de Maasvlakte gaan varen met een lading lege containers, die vier breed en vijf hoog over het ruim waren verdeeld, tot een hoogte van circa 12,4 meter (vanaf het wateroppervlak tot aan de bovenkant van de containers), met bestemming Antwerpen via de Oude Maas. De navigatie werd verzorgd door [schipper] en [stuurman] .
3.11.
Het was donker en door de dichte mist was het zicht (zeer) beperkt. De stuurhut van de ‘Camaro IV’ die, met de radarmast, desgewenst geheel achter de containers kon worden neergelaten, stak ten behoeve van het gebruik van de radar boven de lading uit, tot een hoogte van circa 15,5 meter boven het wateroppervlak.
3.12.
De ‘Camaro IV’ voer op 28 december 2016 achter de ’Nassaukade’ over de Oude Maas. Omstreeks 04:34 uur heeft [schipper] de brugwachter van de Oude Botlekbrug verzocht om (zoals te lezen is in onderstaand verslag) ‘een opening voor beide bruggen’. Daarbij heeft [schipper] aan de brugwachter doorgegeven dat zijn kruiphoogte 12,5 meter was. De brugwachter heeft de Oude Botlekbrug geopend voor de ‘Nassaukade’ en heeft aan [schipper] gecommuniceerd dat de ‘Camaro IV’ met deze brugopening achter de ‘Nassaukade’ aan kon varen. De brugwachter heeft geen instructie gegeven aan de op de verkeerspost in Rhoon aanwezige brugwachter om de Nieuwe Botlekbrug te openen. De Nieuwe Botlekbrug werd dus niet geopend. Rond 04:43 uur is de stuurhut van de ‘Camaro IV’ in aanraking gekomen met de Nieuwe Botlekbrug. Een poging van de bemanning van de ‘Camaro IV’ om de stuurhut vlak voor de schadevaring met spoed te laten zakken, was tevergeefs.
3.13.
In het proces-verbaal van de politie is onderstaand marifoonverslag opgenomen. In het verslag zijn [schipper] , de brugwachter van de Oude Botlekbrug, de ‘Nassaukade’ en de brugwachter van de Spijkenisserbrug achtereenvolgens CAM, BB, NAS en SPB genoemd.
04:33:55
CAM
Botlekbrug, de Camaro Vier.
04:33:58
BB
Camaro Vier, goeie morgen.
04:34:00
CAM
Ja, hele goeie morgen… achter de Nassaukade de Camaro Vier, met twaalf en een halve meter hoogte. Wij hadden graag ..eh.. voor beide bruggen een opening.
04:34:12
BB
Ja, dat is ontvangen, alleen de ..eh.. de ouwe en de Spijk?
04:34:18
CAM
Ik heb u niet verstaan, wat zegt u?
04:34:23
BB
Ik zeg Nieuwe is veertien meter op NAP op moment een waterstand van tachtig plus.
04:34:29
CAM
Ah, met dit weer wil ik de Spijkenisserbrug ook een opening alsjeblieft
04:34:34
BB
Ja, dat zei ik ook. Van de Ouwe Botlekbrug en de Spijkenisserbrug. Niet van de Nieuwe van de Botlekbrug.
04:34:48
BB
Binnenvaart voor je uit, Camaro Vier, die gebruikt ook, maakt ook gebruik van de opening
04:35:04
CAM
Riep jij Nassaukade?
04:35:08
BB
Nee, hoor Nassaukade, ik..eh, eh.. ik riep de Camaro Vier
04:35:15
CAM
Ja, hier de Camaro Vier
04:35:22
BB
Ik heb u niet horen roepen Camaro Vier de….
04:35:24
CAM
Ja, ah, oké [naam] , dank je
[…]
[…]
[…]
04:36:39
BB
Nassaukade, brug loopt open
04:36:43
NAS
Brug loopt open, Oké, wij gaan vaart maken, dank je wel
04:36:46
BB
Camaro Vier, Botlekbrug
04:36:49
CAM
Camaro Vier.
04:36:50
BB
Brug loopt open, Lichies (spreek taal) rood, groen.
04:36:54
CAM
Oké, dan komen we door
04:36:56
BB
En roep gelijk ook even de Spijkenisserbrug op, dat u een opening wenst, over
04:37:03
CAM
Welk kanaal is dat? Ook achttien? Nee, dat andere kanaal hè?
04:37:07
BB
Nee achttien, je had het goed
04:37:10
CAM
Ah, toch, Spijkenisserbrug, Camaro IV
04:37:15
SPB
Camaro Vier, Spijkenisserbrug, goeie morgen.
04:37:18
CAM
Hele goeie morgen. Wij komen zo meteen door de Botlekbrug, met een opening en we hadden graag bij u ook graag een opening., eh.., over.
04:37:26
SPB
Ja, Camero.., Camaro Vier dat is ontvangen, door de Spijkenisserbrug. Ik hoor u graag als u in de Botlekbrug bent.
04:37:33
CAM
Ja, ik roep als ik in de brug zitten. Tot zo.
04:37:39
BB
Brug staat open, Nassaukade. Lampie groen.
04:37:40
NAS
Ja, dank je wel.
04:37:46
BB
Camaro Vier, ook meegekregen?
04:37:46
CAM
Camaro Vier, meegekregen, lampies zijn groen.
[…]
[…]
[…]
04:44:08
BB
Wat raak je nou Camaro?

4.Het geschil

in conventie

4.1.
Camaro c.s. vorderen na wijziging van eis om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
voor recht te verklaren dat RWS in overwegende mate, voor ten minste 75%, aansprakelijk is voor de aanvaring en gehouden is de door Camaro c.s. geleden en nog te lijden schade te vergoeden;
RWS te veroordelen om aan Camaro te betalen een bedrag van (ten minste 75% van) € 7.963,56 wegens niet onder de verzekering vergoede cascoschade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 28 december 2016 tot de dag der algehele voldoening, en RWS te veroordelen tot betaling van (tenminste 75% van) de door Camaro geleden stilligschade van € 117.542,99, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover ingaande het einde van iedere verlette dag tot aan de dag van volledige betaling;
RWS te veroordelen om aan TVM te betalen een bedrag van (ten minste 75% van) € 141.877,17, wegens cascoschade en € 9.983,30 aan expertisekosten, alles te vermeerderen met de wettelijke rente daaover vanaf 28 december 2016, althans 7 juni 2018, althans datum dagvaarding tot aan de dag van volledige betaling;
RWS te veroordelen tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten van € 3.193,71;
RWS te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover voor zover voldoening ervan uitblijft vanaf 14 dagen na het vonnis.
4.2.
RWS voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen van Camaro c.s., met veroordeling van Camaro c.s. in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de 14e dag na het vonnis.
in voorwaardelijke reconventie
4.3.
RWS vordert – samengevat – een verklaring voor recht dat Camaro als eigenaar van het schip aansprakelijk is voor de door RWS aan de Nieuwe Botlekbrug geleden schade vanwege schuld van het schip althans onrechtmatig handelen jegens RWS, onder veroordeling van Camaro c.s. in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 14 dagen na het vonnis.
4.4.
Camaro c.s. voeren verweer en concluderen tot niet-ontvankelijkverklaring dan wel afwijzing van de vorderingen van RWS, met veroordeling van RWS in de kosten van het geding, te vermeerderen met de wettelijke rente als deze kosten niet binnen 7 dagen na het vonnis zijn voldaan.
het verzoek ex artikelen 843a, 85 en 22 Rv
4.5.
In hun conclusie van antwoord in reconventie hebben Camaro c.s. de rechtbank verzocht om, zowel op grond van artikel 843a Rv als op grond van de artikelen 85 en 22 Rv, RWS te bevelen om de volledige OSBI (Object Specifieke Bedien Instructie) zonder weglakkingen in het geding te brengen, zulks op straffe rechtens. Op de zitting hebben zij het verzoek om de volledige OSBI over te leggen herhaald en aangevuld met het verzoek om RWS ook te bevelen de bijlagen bij de OSBI en de gebruikshandleiding in het geding te brengen. De aanleiding voor dit verzoek is het beroep van RWS op paragrafen 6.3 en 6.4 van de OSBI, die volgens RWS zien op de bijzondere onderlinge (werk)afspraken tussen RWS en HBR voor de duur van de tijdelijke situatie waarin de beide Botlekbruggen naast elkaar in gebruik waren. Camaro c.s. vinden dat RWS de gehele OSBI in het geding moet brengen, zodat zij de stellingen van RWS op juistheid kunnen controleren en kunnen weerspreken.
4.6.
RWS heeft volledige inzage/overlegging in/van de OSBI geweigerd, omdat de overige inhoud van de OSBI voor het geschil tussen partijen volgens RWS niet relevant is en Camaro c.s. geen rechtmatig belang hebben bij overlegging van de volledige OSBI.

5.De beoordeling

inleiding

5.1.
De vorderingen van Camaro c.s. en RWS over en weer gaan in essentie over de vraag welke partij in welke mate aansprakelijk is voor de schadevaring tussen de ‘Camaro IV’ en de Nieuwe Botlekbrug op 28 december 2016.
5.2.
Camaro c.s. menen dat de ‘Camaro IV’ voor hooguit 25% schuld heeft aan de schadevaring en dat RWS voor minimaal 75% aansprakelijk is voor de door de schadevaring veroorzaakte schade. Zij nemen de volgende standpunten in:
RWS is aansprakelijk voor de schade ontstaan door de onrechtmatige gedragingen van de brugwachters (artikel 6:162 in verbinding met 6:170 BW). Deze onrechtmatigheid bestaat volgens Camaro c.s. uit 1) de onzorgvuldige en verwarrende marifooncommunicatie van de brugwachter van de Oude Botlekbrug en het vervolgens niet tonen van de juiste brugverlichting en 2) bedieningsfouten van de brugwachter van de Oude Botlekbrug. Ook de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug is tekort geschoten in de zorgvuldige uitvoering van zijn taak, nu hij meeluisterde met zijn collega van de Spijkenisserbrug op kanaal 18 en het verzoek van de ‘Camaro IV’ om een opening van beide Botlekbruggen en de bevestiging daarvan door zijn collega heeft kunnen (en had moeten) horen.
RWS heeft met de inrichting en de gekozen bedieningswijze van de Botlekbrug niet voldaan aan haar verplichting als beheerder en exploitant van de brug voor een veilige bediening van de bruggen (artikel 6:162 in verbinding met 6:174 BW). Daarbij wijzen Camaro c.s. kort gezegd op de gebrekkige inrichting van de bediening van de bruggen en het gebrek aan duidelijke protocollen.
5.3.
RWS betwist dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug haar ondergeschikte is en dat zij voor zijn gedragingen aansprakelijk is. Verder betwist RWS dat de brugwachters onzorgvuldig hebben gehandeld en/of een fout in de bediening van de brug(gen) hebben gemaakt. Ook betwist RWS de door Camaro c.s. gestelde aansprakelijkheid als beheerder en exploitant voor de bruggen. RWS stelt zich op het standpunt dat de schadevaring volledig aan de schuld van de ‘Camaro IV’ is te wijten, omdat de schipper van de ‘Camaro IV’ meerdere fouten heeft gemaakt.
5.4.
RWS vordert op haar beurt een verklaring voor recht dat Camaro aansprakelijk is voor de aan de Nieuwe Botlekbrug toegebrachte schade. Tussen partijen is niet in geschil dat deze vordering is verjaard, maar RWS beoogt een eventuele toegewezen vordering van Camaro c.s. met haar eigen vordering vanwege schade aan de Nieuwe Botlekbrug te verrekenen. RWS heeft haar tegenvordering voorwaardelijk ingesteld. Dit betekent dat daaraan pas wordt toegekomen als de rechtbank van oordeel is dat de vordering van Camaro c.s. (deels) moet worden toegewezen.
5.5.
De rechtbank zal hierna eerst de vorderingen van Camaro c.s. beoordelen.
in conventie
de aansprakelijkheid van RWS voor fouten van de brugwachters
5.6.
De eerste vraag die voorligt is of RWS kan worden aangesproken voor (eventueel nog vast te stellen) fouten van de brugwachters.
5.7.
Camaro c.s. stellen dat RWS in eerste plaats op grond van artikel 6:170 BW als werkgever althans als gezaghebbende en verantwoordelijke, verantwoordelijk is voor fouten van de brugwachters. Voor een buitenstaander als Camaro is niet in te zien bij wie iemand in dienst is en dit kan RWS dan ook worden aangerekend.
5.8.
RWS heeft weersproken dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug haar ondergeschikte is. Zij betoogt dat zij onterecht is gedagvaard en dat Camaro c.s. HBR hadden moeten dagvaarden, omdat de brugwachter in dienst was bij HBR.
5.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Om de (risico)aansprakelijkheid op grond van artikel 6:170 BW te doen intreden, is vereist dat voldoende verband bestaat tussen de fout van de ondergeschikte en de aan hem opgedragen taak. Hieraan is in beginsel voldaan als de kans op de fout door de opdracht tot het verrichten van deze taak is vergroot en de werkgever juridische zeggenschap had over de gedragingen waarin de fout was gelegen. Tussen partijen is niet in geschil dat aan het eerste vereiste, te weten de kanseis, is voldaan nu de brugwachter van de Oude Botlekbrug de door Camaro c.s. gestelde fouten beging toen hij in functie was als brugwachter. Partijen zijn wel verdeeld over de vraag of voldaan is aan het vereiste dat sprake was van zeggenschap van RWS over de brugwachter van de Oude Botlekbrug.
5.10.
De rechtbank stelt voorop dat het begrip zeggenschap ruim moet worden opgevat, in de zin van een juridische gezagsverhouding. Er hoeft geen sprake te zijn van een dienstbetrekking uit een arbeidsovereenkomst. In het geval van in/uitlening van een werknemer kan sprake zijn van een cumulatieve aansprakelijkheid van zowel de formele werkgever als de feitelijke werkgever. Zodra degene in wiens dienst de ondergeschikte stond bevoegd is om ten aanzien van de werkzaamheden waarbij de ondergeschikte de fout heeft gemaakt enige instructies te geven, is sprake van een ondergeschiktheidsverhouding. Daarbij is niet beslissend of die instructiebevoegdheid een rechtstreekse is, of dat daarvan vaak gebruik wordt gemaakt. [2]
5.11.
Vast staat dat HBR de formele werkgever was van de brugwachter van de Oude Botlekbrug en dat de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug in dienst was van RWS. RWS was als beheerder / eigenaar verantwoordelijk voor de wijze waarop de Nieuwe Botlekbrug werd bediend en maakte voor deze bediening gebruik van de inzet (en samenwerking) van de brugwachter van de Oude- en de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug. In de door RWS opgestelde OSBI staan instructies die aan beide brugwachters voorschrijven hoe zij de bediening van de Oude- en Nieuwe Botlekbrug dienen uit te voeren en op elkaar af dienen te stemmen voor de duur van de tijdelijke situatie waarin de beide Botlekbruggen naast elkaar in gebruik waren. RWS had als werkgever dan ook (in ieder geval) de bevoegdheid om deze instructies te geven aan de brugwachter van de Oude Botlekbrug. Daarmee is de ondergeschiktheid van de brugwachter van de Oude Botlekbrug aan RWS gegeven en is RWS op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk voor een fout van deze brugwachter.
5.12.
De brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug kwalificeert vanwege het dienstverband met RWS reeds als ondergeschikte van RWS in de zin van 6:170 BW en dit is tussen partijen ook niet in geschil. De aansprakelijkheid van RWS voor gedragingen van de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug blijft hierna echter buiten beschouwing, omdat deze brugwachter (zoals hierna wordt gemotiveerd) geen fout heeft gemaakt.
heeft de brugwachter van de Oude Botlekbrug onzorgvuldig gehandeld en/of bedieningsfouten gemaakt?- het 843a Rv verzoek van Camaro c.s.
5.13.
Camaro c.s. stellen zich op het standpunt dat de schipper van de ‘Camaro IV’ duidelijk heeft verzocht om een opening van de Oude Botlekbrug en de Nieuwe Botlekbrug en dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug de beide Botlekbruggen had moeten (doen) openen. Volgens hen heeft de brugwachter van de Oude Botlekbrug onzorgvuldig gehandeld danwel bedieningsfouten gemaakt en daartoe voeren zij (samengevat) aan dat:
  • de brugwachter van de Oude Botlekbrug onduidelijk en verwarrend heeft gecommuniceerd over de marifoon. Onder verwijzing naar het RAINWAT-akkoord en Handboek radiocommunicatie binnenvaart voeren Camaro c.s. aan dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug in strijd met de regels voor marifooncommunicatie de ontvangst van berichten niet heeft geverifieerd en niet helder en bondig heeft gecommuniceerd;
  • de brugwachter van de Oude Botlekbrug de brugverlichting aan had moeten passen. De Oude Botlekbrug toonde bij het passeren vier groene lichten. Bij het gesloten blijven van de Nieuwe Botlekbrug, hadden twee groene lichten en twee gele lichten (rondjes of wybertjes) moeten worden getoond. Door niet de juiste lichten te tonen heeft de brugwachter bijgedragen aan de onzorgvuldige communicatie;
  • de brugwachter van de Oude Botlekbrug ten onrechte geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek om beide Botlekbruggen te openen. Ondanks de doorgegeven kruiphoogte van de ‘Camaro IV’ was de brugwachter van de Oude Botlekbrug verplicht om gevolg te geven aan het verzoek van de schipper van de ‘Camaro IV’ en om de Nieuwe Botlekbrug te (doen) openen. De brugwachter van de Oude Botlekbrug mocht hierin niet zelf een afweging maken op basis van de waterstand en de gecommuniceerde doorkruiphoogte. Ter onderbouwing van deze stelling verwijzen Camaro c.s. naar artikel 6.26 Binnenvaartpolitiereglement 2016 (BPR 2016), de Richtlijnen Vaarwegen 2011 met daarin opgenomen de richtlijnen voor bediening van kunstwerken 1996, het Bedienhandboek en de OSBI;
  • de Nieuwe Botlekbrug en de Oude Botlekbrug in tandem bediend hadden moeten worden, omdat deze bruggen zich op een korte afstand van elkaar bevonden, hetgeen blijkt uit de Richtlijnen Vaarwegen 2011;
  • de brugwachter van de Oude Botlekbrug had moeten schouwen.
5.14.
RWS betwist dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug onzorgvuldig heeft gecommuniceerd of bedieningsfouten heeft gemaakt. RWS betoogt daartoe (hoofdzakelijk en voor zover relevant) dat:
  • de schipper van de ‘Camaro IV’ niet aan de brugwachter van de Oude Botlekbrug heeft gevraagd om (ook) de Nieuwe Botlekbrug te openen;
  • het verzoek van de schipper van de ‘Camaro IV’ om ‘beide bruggen te openen’ betrekking had op een opening van de Oude Botlekbrug en de Spijkenisserbrug;
  • de brugwachter van de Oude Botlekbrug heeft gecommuniceerd dat de Oude Botlekbrug zou worden geopend en de Nieuwe Botlekbrug niet en dat de schipper van de ‘Camaro IV’ de marifoon (kennelijk) niet goed heeft uitgeluisterd of verkeerd heeft geïnterpreteerd;
  • de schipper/bemanning van de ‘Camaro IV’ is vergeten de stuurhut te laten zakken om het schip in overeenstemming te brengen met de opgegeven doorkruiphoogte van 12,5 meter, met welke doorkruiphoogte het schip onder de gesloten Nieuwe Botlekbrug door had kunnen varen.
5.15.
De rechtbank overweegt als volgt. De Regional Arrangement on the Radiocommunication Service for Inland Waterways (het RAINWAT-akkoord, hierna: de Regionale Regeling) is volgens de daarin opgenomen preambule ontstaan met het doel om gemeenschappelijke principes en regels vast te stellen voor verbeterde veiligheid in de binnenvaart. Met name de harmonisatie van de radiocommunicatie moet volgens de preambule bijdragen aan een veiligere binnenvaart. In ‘Resolution N°.1’ van de Regionale Regeling is onder meer vastgelegd “
that the Central Commission for the navigation of the Rhine (CCNR) and the Danube Commission (DC) shall prepare a Guide concerning radiotelephone service on Inland Waterways according to an uniform model and publish it” en “
that Administrations shall take the necessary steps that the Guide is carried on board ships”.
5.16.
Het ‘Handboek voor de radiocommunicatie in de binnenvaart’ (afkomstig van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart) is gebaseerd op Resolutie 1 van de Regionale Regeling. Het bepaalt over de marifooncommunicatie, voor zover relevant:
“4.1.2 Marifoongespreksdiscipline
In de categorieën schip-schip, nautische informatie en schip-havenautoriteiten mogen alleen berichten worden uitgewisseld die uitsluitend betrekking hebben op de bescherming van het menselijk leven, de navigatie of de veiligheid van schepen; dit geldt niet voor de schipschipkanalen die voor communicatie van sociale aard zijn voorzien.
Ten behoeve van een vlotte afwikkeling van het marifoonverkeer moeten een aantal eenvoudige maar belangrijke algemene regels in acht worden genomen:
• eerst uitluisteren, dan zenden;
• kort en bondig, langzaam en duidelijk spreken;
• geen uitzending zonder identificering;
• beperken tot noodzakelijke gesprekken;
• volgens de procedureregels handelen;
• de spreekknop niet langer dan noodzakelijk ingedrukt houden;
• het zendvermogen in de categorie nautische informatie zo gering mogelijk houden, teneinde storing van andere verbindingen te vermijden;
• de ontvangst van een aan een scheepsstation gerichte melding moet worden bevestigd.”
5.17.
Deze voorschriften bevatten breed gedragen uitgangspunten voor de marifooncommunicatie in de binnenvaart, allemaal bedoeld om miscommunicaties zoveel mogelijk te voorkomen. Dat hebben Camaro c.s. bepleit en is in zoverre niet door RWS weersproken. De rechtbank betrekt deze voorschriften dan ook bij haar oordeel over de gevoerde marifooncommunicatie.
5.18.
De schipper van de ‘Camaro IV’ heeft de brugwachter van de Oude Botlekbrug opgeroepen en gezegd dat hij graag een opening voor beide bruggen had (04.34.00). De rechtbank stelt vast – en dat blijkt ook uit de eigen stellingen – dat de schipper bedoeld heeft om een brugopening voor beide Botlekbruggen te vragen. Dat een bemanningslid van de ‘Nassaukade’ heeft verklaard dat hij de ‘Camaro IV’ niet heeft horen verzoeken om een brugopening voor de Nieuwe Botlekbrug, zoals RWS aanvoert, neemt niet weg dat dit wel de bedoeling van de schipper kan zijn geweest. De rechtbank acht het vanuit het perspectief van de schipper van de ‘Camaro IV’ niet onbegrijpelijk dat hij de brugwachter van de Oude Botlekbrug, die ook de regie had over de Nieuwe Botlekbrug, heeft verzocht om beide bruggen te openen. Vanuit zijn perspectief was dat verzoek om die reden helder. Voor een opening van de Spijkenisserbrug moest de schipper van de ‘Camaro IV’ immers de brugwachter van de Spijkenisserbrug oproepen. Vervolgens bevestigt de brugwachter van de Oude Botlekbrug de ontvangst van het bericht en vraagt hij ‘
alleen de (…) ouwe en de Spijk?’ (04.34.12). Daarop vraagt de schipper van de ‘Camaro IV’ om het bericht te herhalen, omdat hij het niet had verstaan, waarna de brugwachter van de Oude Botlekbrug niet zijn boodschap herhaalt, maar doorgeeft wat de waterstand op dat moment was (04.34.23). Daarop reageert de schipper van de ‘Camaro IV’ dat hij ook een opening van de Spijkenisserbrug wil (04.34.29), waarop de brugwachter vervolgens om 04.34.34 zegt: ‘
Ja, dat zei ik ook. Van de Ouwe Botlekbrug en de Spijkenisserbrug. Niet van de Nieuwe van de Botlekbrug’. Op dat bericht komt geen reactie van de schipper van de ‘Camaro IV’. Tegen de achtergrond van de hiervoor vermelde voorschriften en uitgangspunten over heldere marifooncommunicatie, had de brugwachter van de Oude Botlekbrug uitdrukkelijk moeten verifiëren of de schipper van de ‘Camaro IV’ zijn berichten had begrepen. Daar was te meer reden toe, omdat de brugwachter van de Oude Botlekbrug zelf ter sprake bracht of de Spijkenisserbrug ook moest worden geopend. Aan RWS kan worden toegegeven dat de brugwachter twee keer in de marifooncommunicatie navraagt of de gevraagde opening ziet op de Oude Botlekbrug en de Spijkenisserbrug en dat zijn berichten op zichzelf – als die ook door de schipper van de ‘Camaro IV’ zijn verstaan – duidelijk zijn. Mede gelet op de bijzondere tijdelijke situatie waarin hij ook de door schippers te benaderen persoon was voor een opening van de Nieuwe Botlekbrug en dat de Spijkenisserbrug niet onder zijn verantwoordelijkheid viel, had hij echter moeten nagaan of de schipper van de ‘Camaro IV’ zijn berichten had ontvangen en had begrepen dat alleen de Oude Botlekbrug zou worden geopend. Deze handelswijze heeft bijgedragen aan de miscommunicatie met de schadevaring tot gevolg.
Dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug er vanwege de doorgegeven kruiphoogte van 12,5 meter (die niet bleek te kloppen, omdat de kruiphoogte inclusief de stuurhut die omhoog bleef circa 15,5 meter was), de hoogte van de Nieuwe Botlekbrug en de waterstand vanuit is gegaan dat de Nieuwe Botlekbrug niet hoefde te worden geopend, omdat de ‘Camaro IV’ er onderdoor had kunnen varen, doet niet af aan het belang van heldere en zorgvuldige marifooncommunicatie.
5.19.
De rechtbank komt voorts tot het oordeel dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug, zoals Camaro c.s. hebben gesteld, niet de juiste verlichting heeft getoond of heeft gecommuniceerd bij de Botlekbruggen. Niet weersproken is dat alle brugverlichting op groen stond op het moment dat ‘Camaro IV’ de Botlekbruggen ging passeren. Bovendien volgt uit het marifoonverslag dat dit ook is gecommuniceerd. De brugwachter van de Oude Botlekbrug bericht om 04.37.33 aan de ‘Nassaukade’
‘lampie groen’ en vraagt vervolgens aan de schipper van de ‘Camaro IV’ ‘
ook meegekregen?’ (04.37.46). In reactie daarop meldt de schipper van de ‘Camaro IV’: ‘
meegekregen, lampies zijn groen.
Op grond van paragraaf 6.4 tweede alinea van de OSBI geldt dat in het geval waarin alleen de Oude Botlekbrug wordt geopend, de onderdoorvaartlichten zo moeten worden aangepast dat het passeren van de gesloten brug kan plaatsvinden volgens de geldende regelgeving.
In lijn met artikel 6.26 lid 4 sub h BPR 2016 had naast het groene licht dan ook geel licht getoond moeten worden aangezien de doorvaart voor de Nieuwe Botlekbrug slechts was toegestaan voor schepen van een beperkte hoogte. Het gegeven dat – zoals RWS stelt – de brugwachter van de Oude Botlekbrug had besloten dat de ‘Camaro IV’ makkelijk zonder opening onder de Nieuwe Botlekbrug kon doorvaren, maakt niet dat daarom alle lichten op groen mochten worden gezet. De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug niet de regels voor het tonen van de juiste doorvaartverlichting heeft nageleefd waarmee – zoals Camaro c.s. stellen – is bijgedragen aan de onzorgvuldige communicatie.
5.20.
De rechtbank volgt Camaro c.s. niet in de stelling dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug een fout heeft gemaakt, omdat hij de Nieuwe Botlekbrug en de Oude Botlekbrug niet in tandem heeft bediend. Als de verplichting om de bruggen in tandem te bedienen al uit de Richtlijnen Vaarwegen 2011 zou volgen – hetgeen RWS betwist – dan maakt dit nog niet dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug een fout heeft gemaakt. Deze richtlijnen dienen immers als kader voor gebruik door en voor RWS waar onder omstandigheden van mag worden afgeweken en leggen aan de brugwachter geen (rechtstreekse) verplichtingen op. Gezien het hoogteverschil tussen de Oude- en de Nieuwe Botlekbrug ligt het niet voor de hand dat de bruggen in tandem bediend moesten worden, omdat het juist de bedoeling van de hogere Nieuwe Botlekbrug was dat die minder vaak hoefde te worden geopend voor passerend scheepvaartverkeer en het wegverkeer minder werd gestremd. De brugwachter handelde in lijn met de instructies die hij had gekregen (die zagen op de situatie dat de bruggen niet in tandem werden bediend): indien nodig contact opnemen met de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug teneinde hem te verzoeken die brug (ook) te openen. Dat deze werkwijze ook bij Camaro c.s. bekend was blijkt onder andere uit hun stelling in de dagvaarding dat er voor het scheepvaartverkeer slechts de Botlekbrug was, bestaande uit twee bruggen, met één brugwachter op te roepen op kanaal 18
voor een opening van één, of een opening van beide, bruggen.
5.21.
De rechtbank gaat niet mee in het argument van Camaro c.s. dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug had moeten schouwen – hetgeen betekent dat hij volgens Camaro c.s. vooraf had moeten controleren of het veilig was om de Oude Botlekbrug wel, maar de Nieuwe Botlekbrug niet te openen. Met RWS is de rechtbank van mening dat het ‘schouwen’ zoals dit is omschreven in het Bedienhandboek waar Camaro c.s. naar verwijzen niet is bedoeld om te beoordelen of een brug moet worden geopend, nog daargelaten dat schouwen praktisch weinig nut had, omdat het zicht zeer beperkt was door de dichte mist.
5.22.
Het standpunt van Camaro c.s. dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug bedieningsfouten heeft gemaakt en, zonder een eigen afweging te maken op basis van de gecommuniceerde doorkruiphoogte van 12,5 meter, verplicht was om gehoor te geven aan het verzoek om opening van de beide Botlekbruggen van de schipper (5.13 derde gedachtestreepje) is gebaseerd op hun veronderstelling dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug ook daadwerkelijk heeft begrepen of moeten begrijpen dat het verzoek van de schipper van de ‘Camaro IV’ inhield dat een opening werd verzocht voor beide Botlekbruggen. Uit het marifoonverkeer zoals dit is weergegeven in het marifoonverslag onder 3.13 blijkt echter niet (objectief) dat de schipper om een opening van de Oude- en de Nieuwe Botlekbrug heeft verzocht en bovendien, zoals hierna onder 5.35 nog wordt overwogen, mocht de schipper er ook niet zo maar van uitgaan dat allebei de bruggen zouden worden geopend. Nu de veronderstelling waarop dit standpunt van Camaro c.s. is gebaseerd (al) niet juist is wordt aan een verdere beoordeling hiervan niet toegekomen. Ter verdere onderbouwing van dit standpunt hebben Camaro c.s. het artikel 843a Rv verzoek gedaan om inzage te verkrijgen in de volledige OSBI. Dat verzoek zal, gelet op het voorgaande, worden afgewezen in verband met het ontbreken van een belang.
heeft de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug onzorgvuldig gehandeld en/of fouten gemaakt?
5.23.
Camaro c.s. hebben ook nog gesteld dat de brugwachter van de Nieuwe Botlekbrug onrechtmatig heeft gehandeld en fouten heeft gemaakt, omdat hij tijdens het meeluisteren van het marifoonverkeer had kunnen (en moeten) horen dat beide bruggen geopend moesten worden, maar daarin gaat de rechtbank niet mee. Vast staat immers dat uit het marifoonverkeer niet blijkt dat de schipper van de ‘Camaro IV’ om een opening van (ook) de Nieuwe Botlekbrug heeft verzocht.
de gestelde aansprakelijkheid van RWS op grond van artikel 6:174 BW
5.24.
De rechtbank komt niet toe aan de beoordeling van deze grondslag, omdat RWS al op grond van artikel 6:162 jo 6:170 BW risico-aansprakelijk is voor de hiervoor vastgestelde fouten van de brugwachter van de Oude Botlekbrug.
tussenconclusie
5.25.
Uit het voorgaande volgt dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug een toerekenbare onrechtmatige daad heeft gepleegd waarvoor RWS op grond van artikel 6:170 BW kan worden aangesproken. Die onrechtmatige daad bestaat eruit dat hij in strijd met de geldende voorschriften niet de ontvangst van zijn bericht (dat hij het verzoek begreep als een verzoek om opening van de Oude Botlekbrug en de Spijkenisserbrug, en niet van de Nieuwe Botlekbrug) heeft laten bevestigen. Bovendien heeft de brugwachter de onjuiste brugverlichting getoond bij het onderdoor varen van de Botlekbruggen, waarmee is bijgedragen aan de onzorgvuldige communicatie.
5.26.
De rechtbank gaat hierna eerst in op de vraag of de ‘Camaro IV’ schuld heeft aan de schadevaring. Vervolgens komen de onderlinge schuldverdeling en de gevorderde schades aan de orde.
in voorwaardelijke reconventie
5.27.
De rechtbank komt, gelet op het oordeel in conventie, toe aan behandeling van de reconventionele vorderingen van RWS.
de schuld van de ‘Camaro IV’ – schuldvermoeden niet van toepassing
5.28.
De rechtbank neemt voor de beoordeling van de aansprakelijkheid van Camaro het volgende kader als uitgangspunt. Niet in geschil is dat sprake is van een schadevaring en dat de aanvaringsbepalingen van artikelen 8:1001 e.v. BW van toepassing zijn. De vraag of Camaro jegens RWS aansprakelijk is voor de door RWS geleden schade moet dus aan de hand van de maatstaf van artikel 8:1004 BW worden beoordeeld.
Op grond van artikel 8:1005 BW is de eigenaar van een schip, indien de aanvaring door de schuld van dat schip is veroorzaakt, verplicht de schade te vergoeden. Uit het arrest van de Hoge Raad van 30 november 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD3922 (Casuele/De Toekomst) volgt dat sprake is van schuld van een schip indien de schade het gevolg is van (a) een fout van een persoon voor wie de eigenaar van het schip aansprakelijk is volgens de artikelen 6:169-6:171 BW, (b) een fout van een persoon of van personen die ten behoeve van het schip of van de lading arbeid verricht/verrichten of heeft/hebben verricht, begaan in de uitoefening van hun werkzaamheden, of (c) de verwezenlijking van een bijzonder gevaar voor personen of zaken dat in het leven is geroepen doordat het schip niet voldeed aan de eisen die men in de gegeven omstandigheden eraan mocht stellen.
5.29.
RWS beroept zich op het schuldvermoeden van artikel 8:1004 lid 1 tweede zin BW, dat inhoudt dat een schip dat in aanraking komt met een andere, zo nodig behoorlijk verlichte, vaste of te bekwamer plaats vastgemaakte zaak (geen schip zijnde) in beginsel aansprakelijk is. Dit vermoeden is volgens RWS van toepassing omdat de ‘Camaro IV’ in aanraking is gekomen met de onderdoorvaartverlichting van de Nieuwe Botlekbrug, welke valt aan te merken als een vastgemaakte zaak.
5.30.
Camaro c.s. bestrijden dat het schuldvermoeden in dit geval toepassing vindt.
5.31.
Het in artikel 8:1004 lid 1 BW neergelegde bewijsvermoeden is ontstaan uit de gedachte dat het in het algemeen redelijk is de reder te belasten met het bewijs dat de botsing of aanraking van een schip met een vast voorwerp niet is veroorzaakt door schuld van het schip. Aangenomen moet worden aangenomen dat voor de toepassing van deze bewijslastregel geen plaats is, wanneer het gaat om een botsing of aanraking van een schip met het beweegbare gedeelte van een brug die met het oog op het verlenen van doorvaart aan schepen van dit beweegbare gedeelte is voorzien en met het oog daarop is bemand, zulks tenzij de vaststaande feiten meebrengen dat reeds bij voorbaat uitgesloten moet worden geacht dat de bewegingen die met dit gedeelte zijn gemaakt of het nalaten daarvan tot het ontstaan van de botsing of aanraking hebben bijgedragen. [3]
Nu de ‘Camaro IV’ tegen (de onderdoorvaartverlichting die vastzat aan) het beweegbare deel van de Nieuwe Botlekbrug, die werd bemand door een brugwachter, aan is gevaren en vast staat dat als de brugwachter het beweegbare deel van de Nieuwe Botlekbrug wel had geopend, de schadevaring niet had plaatsgevonden, is de rechtbank van oordeel dat voor toepassing van het bewijsvermoeden uit artikel 8:1004 lid 1 in deze zaak geen plaats is.
5.32.
RWS moet dus aantonen dat de ‘Camaro IV’ schuld had aan de schadevaring met de Nieuwe Botlekbrug. Ter onderbouwing van het standpunt dat de ‘Camaro IV’ 100% schuld had aan de schadevaring, neemt RWS de volgende stellingen in:
  • de schipper van de ‘Camaro IV’ beschikte niet over een radardiploma;
  • de schipper heeft niet gehandeld in overeenstemming met de opgegeven doorkruiphoogte van het schip, door tijdig zijn stuurhut te laten zakken;
  • de schipper heeft de informatie van de brugwachter van de Oude Botlekbrug verkeerd geïnterpreteerd of de marifoon niet goed uitgeluisterd. De schipper had de brugwachter van de Oude Botlekbrug zelf om opheldering moeten vragen;
  • bij het naderen van de brug heeft de schipper de maximum vaarsnelheid overschreden, terwijl hij in verband met het slechte weer juist snelheid had moeten minderen bij het naderen van de bruggen. Mede door de te hoge snelheid was het niet meer mogelijk om tijdig af te remmen om de ergste schade te voorkomen;
  • de schipper heeft niet alle voorzorgsmaatregelen genomen die van hem gevergd konden worden op basis van goed zeemanschap: hij had de stuurhut moeten laten zakken.
5.33.
Camaro c.s. bestrijden al deze stellingen van RWS en menen dat de ‘Camaro IV’ slechts een beperkt aandeel heeft in de schadevaring. Op de door RWS aangevoerde argumenten wordt hierna ingegaan.
5.34.
De rechtbank neemt ook in reconventie tot uitgangspunt dat de ontstane miscommunicatie tussen de schipper van de ‘Camaro IV’ en de brugwachter van de Oude Botlekbrug de voornaamste aanleiding is geweest voor het plaatsvinden van de schadevaring.
5.35.
Vast staat dat de doorvaarthoogte van de Nieuwe Botlekbrug groter is dan die van de Oude Botlekbrug. Vast staat ook – bij gebreke van een voldoende onderbouwde betwisting – dat de ‘Camaro IV’ de gesloten Nieuwe Botlekbrug had kunnen passeren, als de kruiphoogte 12,5 meter was geweest. Nu de stuurhut van de ‘Camaro IV’ niet omlaag was gehaald was de kruiphoogte van de ‘Camaro IV’ circa 15,5 meter. De schipper van de ‘Camaro IV’ heeft dan ook ten onrechte aan de brugwachter van de Oude Botlekbrug doorgegeven dat de kruiphoogte van de ‘Camaro IV’ 12,5 meter was.
Zoals ook volgt uit de stellingen van RWS heeft de brugwachter van de Oude Botlekbrug vanwege die mededeling gedacht dat de ‘Camaro IV’ een opening nodig had van de Oude Botlekbrug en van de Spijkenisserbrug. Dat er geen verplichting voor de schipper bestond om de kruiphoogte door te geven doet daaraan niet af. Uit het marifoonverslag blijkt dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug geprobeerd heeft die aanname te controleren in de berichten aan de ‘Camaro IV’ van 04.34.12 uur en 04.34.34 uur. Camaro c.s. hebben tegen het marifoonverslag ingebracht dat niet alles in het verslag op dat moment ook daadwerkelijk aan boord van het schip te horen was aangezien het een ‘simplex’ kanaal betrof. Maar dat doet er niet aan af dat van de schipper van de ‘Camaro IV’ kon en mocht worden verwacht dat hij om de bevestiging zou vragen dat de Oude Botlekbrug en de Nieuwe Botlekbrug zouden worden geopend. Daar was des te meer aanleiding toe, nu zijn verzoek om beide Botlekbruggen te openen niet werd bevestigd door de brugwachter van de Oude Botlekbrug. In plaats van een bevestiging dat beide Botlekbruggen zouden worden geopend, stelde de brugwachter van de Oude Botlekbrug de vraag ‘
alleen de ..eh.. de ouwe en de Spijk?’ (om 04.34.12), waarop de schipper van de ‘Camaro IV’ reageerde met: ‘
ik heb u niet verstaan, wat zegt u?’ (04.34.18). Dit had de schipper aanleiding moeten geven om een eenduidig antwoord of een bevestiging van de brugwachter van de Oude Botlekbrug te krijgen op zijn verzoek om beide Botlekbruggen te openen. De schipper en stuurman van de ‘Camaro IV’ hebben, zonder te verifiëren, aangenomen dat beide Botlekbruggen zouden worden geopend. De bemanning van de ‘Camaro IV’ mocht er niet zo maar van uitgaan dat allebei de bruggen zouden worden geopend. Dat de schipper om de hiervoor bedoelde bevestiging heeft gevraagd is niet gesteld en blijkt ook niet uit het marifoonverslag. Deze als onzorgvuldigheid aan te merken marifooncommunicatie levert een fout op van de schipper van de ‘Camaro IV’, waarvoor Camaro aansprakelijk kan worden gehouden.
5.36.
Op basis van de overige stellingen van RWS komt de rechtbank niet tot aansprakelijkheid van de ‘Camaro IV’.
5.37.
RWS meent dat de schipper van de ‘Camaro IV’ een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden door de stuurhut niet aan te passen aan de doorgegeven kruiphoogte. Camaro c.s. hebben daartegenover uitvoerig betoogd dat goed zeemanschap juist in deze weersomstandigheden, met dichte mist waarin een schipper alle optische hulpmiddelen wil benutten, maakte dat de stuurhut met de radarmast omhoog bleef zodat deze radar boven de lading gestapelde containers zou blijven uitsteken en de bemanning 360 graden radarzicht bleef houden. De rechtbank volgt Camaro c.s. hierin. De beslissing om onder de genoemde omstandigheden de stuurhut niet te laten zakken levert op zichzelf geen onzorgvuldig handelen of schuld van de ‘Camaro IV’ op.
5.38.
RWS heeft nog (terecht) erop gewezen dat de ‘Camaro IV’ vlak voor de schadevaring met een hogere snelheid (18,52 km/u) voer dan de toegestane snelheid (14 km/u) ter plaatse. Mede gezien het feit dat sprake was van dichte mist betreft dit een ernstige overtreding. Dat de snelheid van de ‘Camaro VI’ - zoals Camaro c.s. stellen - pas na de instructie ‘aansluiten op de Nassaukade’ om 4:36:17 uur weer opliep en dit geheel in lijn was met artikel 6:26 lid 1 BPR om de aanwijzingen van de autoriteiten, gegeven met het oog op een goede, veilige en vlotte voorvaart, zonder oponthoud op te volgen, maakt niet dat de ‘Camaro IV’ harder mocht (gaan) varen dan was toegestaan. Mede gezien de betwisting van Camaro c.s. heeft RWS echter het causaal verband tussen de te hoge snelheid en de schade(varing) onvoldoende (concreet) gesteld. De enkele stelling van RWS dat het ‘mede door te hoge snelheid niet meer mogelijk was om tijdig af te remmen om de ergste schade te voorkomen’ is hiertoe onvoldoende. De rechtbank neemt hierbij in aanmerking dat sprake was van dichte mist, waardoor het feit dat de Nieuwe Botlekbrug niet was geopend voor de bemanning van de ‘Camaro IV’ pas op korte afstand van de brug zichtbaar is geweest en tijd nodig is om een (ook niet te hard) varend schip tot stilstand te brengen danwel snelheid te laten verminderen. Bovendien is onduidelijk gebleven wat RWS bedoelt met ‘de ergste schade’.
5.39.
Tot slot kan een beoordeling van de stellingen van RWS over het ontbreken van een geldig radarpatent van de schipper van de ‘Camaro IV’ en over de (on)bekwaamheid van de bemanning in het midden blijven, omdat RWS onvoldoende onderbouwd heeft gesteld dat deze stellingen, voor zover zij juist zijn, een causaal verband hebben gehad met de schadevaring.
tussenconclusie
5.40.
Het voorgaande betekent dat de ‘Camaro IV’ schuld heeft aan de schadevaring met de Nieuwe Botlekbrug, omdat de schipper van de ‘Camaro IV’ een fout heeft gemaakt door via de marifoon niet om een duidelijke bevestiging te vragen dat de brugwachter van de Oude Botlekbrug zijn verzoek had begrepen en dat ook de Nieuwe Botlekbrug zou worden geopend. Bovendien is bij de brugwachter verwarring ontstaan doordat de schipper een ‘verkeerde’ doorkruiphoogte doorgaf.
in conventie en in reconventie
vaststelling van de schuldverdeling
5.41.
Bij het vaststellen van de schuldverdeling kijkt de rechtbank naar de mate waarin de handelingen van de schipper van de ‘Camaro IV’ en van de brugwachter van de Oude Botlekbrug hebben bijgedragen aan de schadevaring. Vast staat dat zowel de brugwachter van de Oude Botlekbrug als de schipper van de ‘Camaro IV’ fouten hebben gemaakt bij de communicatie via de marifoon en dat het tonen van de onjuiste brugverlichting bij het onderdoor varen van de Botlekbruggen door de brugwachter heeft bijgedragen aan zijn onzorgvuldige communicatie. Terwijl de brugwachter van de Oude Botlekbrug echter nog heeft gecommuniceerd dat de Nieuwe Botlekbrug niet werd geopend, maar - in strijd met voorschriften - niet de ontvangst van dit bericht heeft laten bevestigen, heeft de schipper van de ‘Camaro IV’ in het geheel geen bevestiging gevraagd of gekregen op zijn verzoek om beide Botlekbruggen te openen en bovendien de onjuiste mededeling gedaan dat de ‘Camaro IV’ een kruiphoogte had van 12,5 meter. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het aandeel van de schipper van de ‘Camaro IV’ in de miscommunicatie over de marifoon zwaarder weegt dan dat van de brugwachter. Alles afwegende stelt de rechtbank de schuldverdeling vast op 60-40 in het voordeel van RWS.
de vorderingen van Camaro c.s.
5.42.
Camaro c.s. stellen dat hun schade bestaat uit cascoschade, de na wijziging van eis begrote stilligschade, expertisekosten en buitengerechtelijke incassokosten. Camaro vordert betaling van niet onder de verzekering vergoede cascoschade (€ 7.963,56) en van stilligschade, die zij begroot op € 117.542,99. TVM vordert betaling van de onder de cascoverzekering vergoede cascoschade (€ 141.877,17) en expertisekosten (€ 9.983,30).
Daarnaast vorderen Camaro c.s. gezamenlijk betaling van buitengerechtelijke kosten en proceskosten, alsmede een verklaring voor recht dat RWS in overwegende mate aansprakelijk is voor de aanvaring en gehouden is tot schadevergoeding.
5.43.
RWS heeft de schade globaal betwist en heeft aangevoerd dat een nieuw voor oud aftrek toegepast moet worden, omdat een nieuwe stuurhut op de ‘Camaro IV’ is gebouwd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft RWS aangegeven zich nog schriftelijk te willen uitlaten over de omvang van de schade van Camaro c.s. omdat Camaro c.s. de schade pas in een laat stadium hebben onderbouwd.
5.44.
De rechtbank overweegt als volgt. De vorderingsgerechtigdheid van Camaro en TVM staat niet ter discussie. Camaro c.s. hebben in de dagvaarding uiteengezet van welke schadeposten zij vergoeding willen. Ter onderbouwing van de schadecijfers zijn bij dagvaarding in het geding gebracht een expertiserapport van Snijders Expertises B.V. en facturen met betrekking tot de cascoschade en de expertisekosten. Bij de akte wijziging van eis hebben Camaro c.s. hun eis gewijzigd voor zover het de stilligschade betrof. In de dagvaarding was gevorderd om RWS tot vergoeding van stilligschade te veroordelen nader op te maken bij staat. In de gewijzigde eis hebben Camaro c.s. de stilligschade begroot op € 117.542,99, helder toegelicht en onderbouwd met twee producties waaruit de door Camaro c.s. gemaakte berekening blijkt. RWS heeft de in haar conclusie van antwoord opgenomen globale betwisting tegen de in de dagvaarding uitgewerkte schade niet concreet gemaakt. RWS is ter zitting in het geheel niet meer ingegaan op de schades van Camaro c.s., behalve dan dat zij heeft aangegeven zich het recht voor te behouden om nader schriftelijk te reageren. Van RWS mocht worden verwacht dat zij op zitting op zijn minst op hoofdlijnen haar betwistingen tegen de schade van Camaro c.s. kenbaar had gemaakt. Nu zij dat niet heeft gedaan, zal de rechtbank RWS niet toestaan om nog schriftelijk op de schade van Camaro c.s. te reageren. De vorderingen tot betaling van Camaro c.s. worden toegewezen met toepassing van de door de rechtbank vastgestelde schuldverdeling.
Dat betekent dat de rechtbank RWS zal veroordelen tot betaling van:
  • een bedrag van € 3.185,42 aan Camaro wegens niet onder de verzekering vergoede cascoschade (40% van € 7.963,56);
  • een bedrag van € 47.017,20 aan Camaro wegens geleden stilligschade (40% van € 117.542,99);
  • een bedrag van € 56.750,87 aan TVM wegens onder de polis vergoede cascoschade (40% van € 141.877,17);
  • een bedrag van € 3.993,32 aan TVM wegens expertisekosten (40% van € 9.983,30).
5.45.
De gevorderde wettelijke rente over deze bedragen is niet betwist en wordt toegewezen als vermeld in de beslissing.
Voor de wettelijke rente over de stilligschade geldt het volgende. Camaro c.s. vorderen de wettelijke rente over de stilligschade vanaf het einde van iedere verlette dag tot aan de dag van volledige betaling. Nu Camaro c.s. het oplopen van de schade per verlette dag niet hebben gespecificeerd zal de rechtbank de wettelijke rente over de stilligschade toewijzen vanaf de laatste verlette dag (10 maart 2017).
5.46.
Van een voldoende belang bij de gevorderde verklaring voor recht naast toewijzing van de gevorderde betalingen is niet gebleken. Dit onderdeel van de vordering in conventie wordt afgewezen.
5.47.
De verschuldigdheid van de door Camaro c.s. gevorderde buitengerechtelijke kosten is niet betwist en staat daarmee vast. De hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke kosten wordt vastgesteld aan de hand van de staffel van het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De vergoeding voor buitengerechtelijke kosten wordt berekend op grond van de aan Camaro c.s. toe te wijzen hoofdsom van in totaal € 110.946,81. Dit leidt tot een vergoeding van € 1.884,47.
de vordering van RWS
5.48.
RWS vordert een verklaring voor recht dat Camaro aansprakelijk is voor de schade aan de onderdoorvaartverlichting en de coating van de Nieuwe Botlekbrug. Gelet op het oordeel van de rechtbank dat de ‘Camaro IV’ schuld heeft aan de schadevaring met de Nieuwe Botlekbrug en gelet op het door RWS gestelde belang dat zij zich wil beroepen op verrekening voor zover zij wordt veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan Camaro c.s., is de verklaring voor recht toewijsbaar. Hoewel in de gevorderde verklaring voor recht geen uitdrukkelijk schadebedrag door RWS is opgenomen, heeft zij die schade wel begroot en van enige onderbouwing voorzien. De rechtbank zal de hoogte van die schade hierna met het oog op het door RWS aangekondigde beroep op verrekening vaststellen.
5.49.
RWS begroot haar schade op € 25.587,77 (op basis van de door haar overgelegde specificatie van de herstelkosten). RWS heeft haar schade als volgt opgebouwd:
Herstel coating Botlekbrug (conserveringsschade)
€ 15.000,00
Door A-Lanes
Vervanging onderdoorvaartseinen
€ 9.000,00
Door A-Lanes
Arbeidsloon rijksambtenaar
€ 260,08
4 uren
Inzet van hulpmiddelen
€ 479,00
Patrouillevaartuig, 2 uren
Administratiekosten
€ 742,17
Wettelijke rente (a)
€ 106,52
over € 9.000,- van 28 december 2016 tot en met 31 juli 2017
Wettelijk rente (b)
€ 639,44
Over € 15.739,08 van 28 december 2016 tot en met 31 december 2018
Totaal
€ 25.587,77
5.50.
Camaro c.s. hebben de aard en de omvang van de schade van RWS gemotiveerd betwist en hebben (voor zover relevant) het volgende betoogd:
  • de schadeopstellingen zijn onbegrijpelijk. Er zit een overlap tussen de werkzaamheden, er staan onverklaarbare posten tussen en de data komen niet overeen;
  • het is onbegrijpelijk waarom de herstelkosten van de onderdoorvaartseinen veel duurder is uitgevallen dan de eerder begrote € 6.500,00, waarvoor RWS eerder een garantie heeft gekregen;
  • de conserveringsschade is pas een half jaar na het incident ontdekt, zodat de oorzaak daarvan niet meer is vast te stellen, omdat er na de schadevaring op 28 december 2016 nog meer incidenten / schadevaringen met de brug zijn geweest.
5.51.
De rechtbank overweegt als volgt. Tegen de gemotiveerde betwistingen van Camaro c.s. heeft RWS niets ingebracht. De rechtbank zal de schade van RWS als volgt vaststellen:
  • de herstelkosten voor de onderdoorvaartlichten wordt vastgesteld op € 6.500,- nu onvoldoende gemotiveerd is gehandhaafd dat die schade zoveel hoger is uitgevallen dan de eerdere begroting op basis waarvan een garantie is afgegeven;
  • de herstelkosten in verband met de conserveringsschade worden vastgesteld op nihil. Gelet op de betwisting van Camaro c.s. en het feit dat de inspectie pas een half jaar na het incident heeft plaatsgevonden, kan niet worden vastgesteld dat dit schade is in verband met de schadevaring van 28 december 2016. De in verband daarmee opgevoerde wettelijke rente (b) wordt ook vastgesteld op nihil;
  • het arbeidsloon van de rijksambtenaar en inzet van hulpmiddelen worden als onbetwist vastgesteld op de door RWS opgevoerde bedragen;
  • de administratiekosten worden vastgesteld op nihil, omdat RWS niet heeft gesteld waarom deze kosten schade als gevolg van de schadevaring zijn;
  • de wettelijke rente (a) wordt vastgesteld over € 6.500,- van 28 december 2016 tot en met 31 juli 2017, hetgeen neerkomt op een bedrag ad € 76,93.
5.52.
Dat betekent dat de schade van RWS in verband met de schadevaring aan de Nieuwe Botlekbrug wordt vastgesteld op in totaal € 7.316,01, waarvoor Camaro op grond van de vastgestelde schuldverdeling voor 60% = € 4.389,61 aansprakelijk is.
de proceskosten in conventie en in reconventie blijven over en weer voor eigen rekening
5.53.
De rechtbank heeft geoordeeld dat zowel de schipper van de ‘Camaro IV’ als de brugwachter fouten hebben gemaakt en heeft een schuldverdeling van 60-40 vastgesteld in het voordeel van RWS. Echter kan niet gezegd worden dat een partij overwegend in het (on)gelijk is gesteld. Partijen zijn over en weer op relevante punten in het (on)gelijk gesteld. De rechtbank ziet hierin aanleiding om de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij in conventie en in reconventie de eigen kosten moet dragen.
5.54.
Voor vergoeding van de wettelijke rente over de proceskosten (zoals door Camaro c.s. en RWS is gevorderd) bestaat dus geen aanleiding.
uitvoerbaar bij voorraad
5.55.
Dit vonnis wordt voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat partijen dat hebben geëist en de wederpartij daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv).

6.De beslissing

De rechtbank
in conventie
6.1.
veroordeelt RWS om aan Camaro te betalen:
- een bedrag van € 3.185,42 wegens niet onder de verzekering vergoede cascoschade, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 28 december 2016 tot de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 47.017,20 wegens stilligschade, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 10 maart 2017 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt RWS om aan TVM te betalen:
- een bedrag van € 56.750,87 wegens vergoede cascoschade, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 28 december 2016 tot de dag van volledige betaling;
- een bedrag van € 3.993,32 wegens expertisekosten, te vermeerderen met de wettelijke rente van artikel 6:119 BW vanaf 7 juni 2018 tot de dag van volledige betaling;
6.3.
veroordeelt RWS om aan Camaro c.s. te betalen een bedrag van € 1.884,47 aan buitengerechtelijke incassokosten;
in reconventie
6.4.
verklaart voor recht dat Camaro als eigenaar van het schip ‘Camaro IV’ aansprakelijk is voor 60% van de door RWS aan de Nieuwe Botlekbrug geleden schade;
in conventie en in reconventie
6.5.
compenseert de proceskosten in die zin, dat elke partij haar eigen kosten draagt;
6.6.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
6.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2025.
3266/2459/32

Voetnoten

1.Op het moment van het incident was Salero B.V. de geregistreerde eigenaar van de ‘Camaro IV’. In de dagvaarding is toegelicht dat Salero B.V. door een fusie met Ducotrans B.V. is verkregen door Camaro en dat de rechten en aanspraken van Salero B.V. op Camaro zijn overgegaan.
2.vgl. HR 17 januari 1983, ECLI:NL:PHR:1983:AG4517 en HR 14 juli 2017, ECLI:NL:HR:2017:1345
3.Zie HR 11 november 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1527 (Eerland/Rotterdam)