Uitspraak
gevestigd te Tiel,
gevestigd te Dublin, Ierland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
- i) In opdracht van ProRail heeft BAM Rail B.V. (hierna: BAM) onderhoudswerkzaamheden verricht aan het spoor op het baanvak Boxtel-Eindhoven. BAM was verzekerd bij Zurich.
- ii) Bij de werkzaamheden is een gedeelte van het spoor buiten dienst gesteld. Dit betekent onder meer dat er geen treinen rijden en dat beveiligingssystemen worden uitgeschakeld. In zo’n situatie is er sprake van een ‘tijdelijk veiligheidsregime’.
- iii) BAM en JMV hebben in 2004 een raamcontract (hierna: het raamcontract) gesloten. In het raamcontract is onder meer bepaald:
3. deze overeenkomst gebaseerd is op het feit dat opdrachtnemer deskundige is op het gebied van spoorwegveiligheid en dat opdrachtgever (…) opdrachtnemer op basis van deze hoedanigheid gecontracteerd heeft voor het leveren van goederen
(…)
10 Veiligheid
10.7 Opdrachtnemer verplicht zich om zorg te dragen voor het feit dat de ingehuurde krachten beschikken over de, voor de desbetreffende opdracht, vereiste kwalificaties.
(…)
12 Kwaliteit
(…)
12.4 De opdrachtgever verplicht zich jegens de opdrachtnemer om volledige en goed gespecificeerde werkopdrachten te verstrekken, onderbouwd met kwaliteitseisen en/of normen, ter toetsing. Zodra de opdrachtnemer constateert dat de specificaties ontbreken of onduidelijk zijn, dient hij dit onverwijld, schriftelijk te melden aan de opdrachtgever.
(…)”
- v) JMV heeft bij de uitvoering van de overeenkomsten gebruikgemaakt van werknemers van [A] .
- vi) In de nacht van 19 op 20 februari 2008 heeft BAM met werktrein nummer 96936 werkzaamheden verricht op het baanvak Boxtel-Eindhoven. JMV heeft in het kader van deze werkzaamheden werknemers van [A] , onder wie een werktreinbegeleider (WTB-er), hierna ook aan te duiden als ‘de betrokken WTB-er’, ter beschikking gesteld aan BAM.
- vii) De Leider Werkplek Beveiliging (LWB) is hoofdverantwoordelijk voor de veiligheid ter plaatse van de werkzaamheden. Hij geeft daartoe instructies aan de Lokale Leider Veiligheid (LLV) en de WTB-er. Een taak van de WTB-er is te controleren of wissels in de juiste stand staan. Hij ontvangt instructies over het desbetreffende baanvak. Hij ontvangt onder andere een routekaart en de werktreininstructie (WTI), waarop risicogebieden, zoals wissels, zijn aangegeven.
- viii) In de, o.a. door de betrokken WTB-er ondertekende WTI die voor de onderhavige opdracht door BAM was uitgebracht, is onder meer vermeld “Altijd een dusdanige snelheid aanhouden dat voor elk object gestopt kan worden”, “Let op juiste stand van wissels”. Voorts is op de WTI op de vraag “Zijn er meerdere werktreinen actief op het buitendienst gestelde gebied” het hokje “ja” aangekruist.
- ix) In de nacht van 19 op 20 februari 2008 waren, naast de WTB-er, een machinist en een gereedschapsmachinist op de trein aanwezig. De trein is het hogesnelheidswissel 1273B bij Liempde genaderd met een gemiddelde snelheid van 30 km/u. De betrokken WTB-er heeft de machinist opgedragen stapvoets te rijden. Hij is niet uitgestapt. Vervolgens heeft hij de machinist opdracht gegeven door te rijden. Doordat het wissel niet in de juiste stand stond, heeft de trein het wissel opengereden. Hierbij is het beweegbare puntstuk van het wissel beschadigd.
- x) Zurich heeft op 5 november 2009 aan ProRail de aan het wissel toegebrachte schade ten belope van € 117.910,75 vergoed.
- xi) Zurich is krachtens subrogatie gerechtigd de door haar terzake van de schade gedane uitkeringen te verhalen op de aansprakelijke partij.
De machinist moet uitvoeren wat de WTB-er hem opdraagt. Een hoofdtaak van een WTB-er hierbij is te controleren of wissels goed liggen tijdens werkzaamheden aan het spoor, dit ter voorkoming van aanzienlijke schade aan de wissel zoals in dit geval is opgetreden. Tussen partijen is in geschil of gebruikelijk was dat steeds bij het controleren van een (iedere) wissel werd afgestapt, zoals nadien door BAM is voorgeschreven, maar wel staat vast dat de WTB-er moest afstappen wanneer niet goed kon worden gezien/beoordeeld of de wissel goed lag. [X] heeft dit ter comparitie ook verklaard, en heeft tevens verklaard dat op hem als WTB-er op de werktrein (waar hij vergezeld werd door de machinist [Y] en gereedschapsmachinist [Z]) de (eind)verantwoordelijkheid rustte voor de beslissing of wel of niet over een wissel kon worden gereden omdat deze op grond van zijn (visuele) controle goed lag. Het schadevoorval vond plaats in de nacht, met hier en daar mistflarden. Volgens [X] was bij de onderhavige wissel geen mist maar wel veel vocht in de lucht en was het zicht 50 - 100 meter. Zoveel vorst als die nacht had [X] volgens zijn verklaring nog niet eerder meegemaakt. De spoorstaven waren door de vorst wit uitgeslagen. De trein reed langzaam als gevolg van de waarschuwing van [X] dat er een wissel aankwam. De trein was aan de voorzijde (voor de cabine waarin [X] zich bevond) voorzien van een lange bak (…). [X] heeft over deze bak heen gekeken naar de wissel en meende te kunnen zien dat deze goed lag. BAM heeft niet (concreet) geïnstrueerd dat hij moest afstappen, maar in de vorm van een Werktreininstructie (WTI), vooraf door de (eveneens van JMV/ [A] afkomstige) Leider Werkplek Beveiliging verstrekte algemene instructies gegeven. Op de WTI stond “let goed op de stand van de wissels". [X] wist, aldus zijn (onbetwiste) verklaring, dat hij een eigen taak en (eind)verantwoordelijkheid had voor de controle en als niet goed kon worden gezien of de wissel goed stond, moest worden gestopt en afgestapt voor de controle. Hoewel [X] zich hiervan bewust was, meende hij - naar is gebleken: ten onrechte - toch (voldoende) te kunnen zien dat de wissel goed lag en niet behoefde te worden afgestapt en gestopt.
Het onderdeel wijst daartoe op de door JMV gestelde en niet kenbaardoor het hof in zijn beoordeling betrokken omstandigheden (i) dat het zicht tijdens de onderhoudsnacht 50-100 meter was, (ii) dat het zicht (daarom) goed was en de betrokken WTB-er het wissel goed kon zien, (iii) dat ook de genoemde machinisten [Y] en [Z] op de werktrein hadden gezegd dat het wissel volgens hen goed lag, en (iv) dat het destijds gebruikelijk was om de stand van het wissel - behoudens bij slecht zicht - vanuit de trein te beoordelen.
voor de voor toepassing van art. 6:170 lid 1 BW vereiste ondergeschiktheid (vgl. HR 13 mei 1988, ECLI:NL:HR:1988:AC3070, NJ 1989/896). Een andere opvatting, die zou meebrengen dat de benadeelde voor het antwoord op de vraag wie ingevolge art. 6:170 BW jegens hem aansprakelijk is, bekend moet zijn met de afspraken die tussen de verschillende in aanmerking komende ‘werkgevers’ met betrekking tot de instructiebevoegdheid van de ondergeschikte zijn gemaakt, zou afbreuk doen aan de door die bepaling beoogde bescherming van de benadeelde.
4.Beslissing
14 juli 2017.