Op grond van artikel 19aa, eerste lid, van de ZW, voor zover hier van belang, heeft de verzekerde die geen werkgever heeft, nadat na de eerste dag van de ongeschiktheid tot werken een tijdvak van 52 weken van ongeschiktheid tot werken is verstreken, recht op ziekengeld indien de verzekerde (a) ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid en (b) wegens een rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur. Op grond van het tweede lid van dit artikel heeft de verzekerde, indien hij in staat is om meer dan 65% van het maatmaninkomen per uur te verdienen, recht op ziekengeld tot een maand na de dag waarop hij hiertoe in staat is geacht.
ziektetoestand;
ongeschiktheid tot werken welke voortspruit uit een ziektetoestand en welke derving van inkomsten uit arbeid met zich brengt, zoals nader geregeld bij de nationale wetgeving;
algeheel verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven of gedeeltelijk verlies van zodanige geschiktheid, uitgaande boven een voorgeschreven minimum, wanneer het waarschijnlijk is dat dit gehele of gedeeltelijke verlies blijvend zal zijn, alsmede overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid;
verlies van middelen van bestaan, ten gevolge van het overlijden van de kostwinner, door voorgeschreven categorieën rechthebbenden.
Ingeval van verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven, wanneer dit verlies waarschijnlijk blijvend zal zijn, of van overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid, worden de uitkeringen verleend in alle gevallen waarin dit verlies of deze vermindering een voorgeschreven graad overschrijdt en na afloop van het tijdvak gedurende hetwelk uitkeringen overeenkomstig artikel 13 verschuldigd zijn nog voortduurt.
Ingeval van algeheel verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven, wanneer dit verlies waarschijnlijk blijvend zal zijn, of ingeval van een overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid, bestaat de uitkering in een periodieke betaling, berekend overeenkomstig de bepalingen van artikel 19 of artikel 20.
Ingeval van een aanmerkelijk gedeeltelijk verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven, boven een voorgeschreven graad, indien dit verlies waarschijnlijk blijvend zal zijn, of ingeval van een overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid, bestaat de uitkering in een periodieke betaling, in een billijke verhouding staande tot die bedoeld in lid 2 van dit artikel.
Ingeval van een niet aanmerkelijk gedeeltelijk verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven, doch boven de voorgeschreven graad bedoeld in lid 1, wanneer dit verlies waarschijnlijk blijvend zal zijn of ingeval van overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid, kan de uitkering geschieden in de vorm van een betaling ineens.
De graden van verlies van de geschiktheid om inkomsten uit arbeid te verwerven of van de overeenkomstige vermindering van de lichaamsgesteldheid bedoeld in de leden 1 en 3 van dit artikel, worden door de nationale wetgeving zodanig vastgesteld, dat de betrokkenen niet in behoeftige omstandigheden geraken.