ECLI:NL:RBROT:2025:596

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
C/10/681745 / HA ZA 24-575
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling op derdengeldenrekening van eigen advocaat als voldoende zekerheid in civiele procedure

In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, is op 8 januari 2025 vonnis gewezen in de zaak tussen de rechtspersoon naar vreemd recht Divine Investments Limited en de gedaagden, waaronder de besloten vennootschap Yur Advocaten B.V. De procedure betreft de vraag of Divine voldoende zekerheid heeft gesteld in de zin van artikel 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) door een bedrag van € 7.000,00 te storten op de derdengeldenrekening van haar eigen advocaat. Dit bedrag was bedoeld als zekerheid voor de proceskosten in de hoofdzaak. De rechtbank had eerder, in een tussenvonnis van 9 oktober 2024, bepaald dat Divine uiterlijk op 6 november 2024 zekerheid moest stellen, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak.

Divine heeft tijdig voldaan aan deze verplichting door het bedrag over te maken. De gedaagden, [gedaagde] en Yur Advocaten, betwistten echter of deze vorm van zekerheid voldoende was, omdat niet duidelijk was of zij zonder moeite verhaal konden nemen op het gestorte bedrag. De rechtbank overwoog dat de keuze van de wijze van zekerheidstelling aan de schuldenaar is, mits de vordering behoorlijk gedekt is en de schuldeiser zonder moeite verhaal kan nemen. De rechtbank concludeerde dat de door Divine gestelde zekerheid voldeed aan de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW, en verwierp de bezwaren van de gedaagden.

De rechtbank verklaarde Divine ontvankelijk in de hoofdzaak en verwees deze naar de rol voor conclusie van antwoord. De verdere beslissing werd aangehouden, en de zaak zal op 19 februari 2025 opnieuw op de rol komen voor het nemen van een conclusie van antwoord door de gedaagden.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/681745 / HA ZA 24-575
Vonnis van 8 januari 2025
in de zaak van
de rechtspersoon naar vreemd recht
DIVINE INVESTMENTS LIMITED,
gevestigd te Ras Al Khaimah, Verenigde Arabische Emiraten,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. G.C.L. van de Corput te Breda,
tegen

1.[gedaagde],

kantoorhoudende te Rotterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
YUR ADVOCATEN B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
advocaat mr. M.R. Lauxtermann te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Divine, [gedaagde] en Yur Advocaten genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis in het incident van 9 oktober 2024 en de daarin vermelde stukken,
  • de akte van Divine, met bijlagen
  • de antwoordakte van [gedaagde] en Yur Advocaten.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.

2.De verdere beoordeling in het incident

2.1.
In het tussenvonnis van 9 oktober 2024 heeft de rechtbank Divine veroordeeld om, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, uiterlijk op 6 november 2024 zekerheid stellen in de zin van artikel 224 Rv voor een bedrag van € 7.000,00.
2.2.
Divine heeft op 4 november 2024 een bedrag van € 7.000,00 overgemaakt op de derdengeldenrekening van haar eigen advocaat. De vraag is of Divine daarmee genoegzaam zekerheid heeft gesteld als bedoeld in artikel 224 Rv.
2.3.
[gedaagde] en Yur Advocaten hebben aangevoerd dat zij geen genoegen nemen met de door Divine gekozen vorm van zekerheid. Het is geenszins verzekerd dat zij zonder moeite verhaal kunnen nemen op het bedrag dat Divine op derdengeldenrekening van haar advocaat heeft gestort. Niet duidelijk is voor wie de betreffende stichting derdengelden het gestorte bedrag houdt, of dit vatbaar is voor beslag door derden en welke instructies gelden bij een uitvoerbaar bij voorraad verklaarde proceskostenveroordeling ten gunste van [gedaagde] en Yur Advocaten.
2.4.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis overwogen dat degene die zekerheid moet stellen, de keuze heeft op welke wijze hij de zekerheid aanbiedt. Wel moet de vordering behoorlijk gedekt zijn en moet de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal kunnen nemen (zie 3.15 tussenvonnis).
2.5.
Niet in geschil is dat de omvang van de gestelde zekerheid voldoende is en dat de zekerheid tijdig is gesteld. De vraag resteert of [gedaagde] en Yur Advocaten zonder moeite verhaal kunnen nemen op het gestorte bedrag. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
2.6.
De omschrijving bij de overboeking van 4 november 2024 (zie 2.2) luidt:
“zekerheidstelling proceskosten tgv Yur advocaten-[gedaagde] cfm vonnis 09-10-2024 Divine/[gedaagde]-Yur advocaten C/10/681745 HA ZA 24-575”.Verder heeft de advocaat van Divine bij e-mail van 5 november 2024 aan de advocaat van [gedaagde] en Yur Advocaten geschreven:
“(…) Divine heeft (…) een bedrag van € 7.000,00 doen bijschrijven op de derdengeldenrekening van mijn kantoor ten gunste van uw cliënten mr. [gedaagde] en Yur Advocaten als zekerheid voor de proceskosten tot betaling waarvan Divine jegens mr. [gedaagde] en Yur Advocaten in onderhavige procedure kan worden veroordeeld (…)”.
Naar het oordeel van de rechtbank kan hieruit worden afgeleid dat Stichting Derdengelden Lexion Advocaten het door Divine gestorte bedrag van € 7.000,00 houdt ten behoeve [gedaagde] en Yur Advocaten voor een eventuele proceskostenveroordeling in hun voordeel.
2.7.
De verwijzing door Mailiepaard en Yur naar het vonnis van deze rechtbank van 4 mei 2022 (ECLI:NL:RBROT:2022:3484) – waarin de rechtbank overwoog dat een depotstorting op de derdengeldrekening van de eigen advocaat in het daar voorliggende geval niet gold als voldoende zekerheid – gaat niet op. Tegen de achtergrond van hetgeen hiervoor onder 2.6 is overwogen en gelet op hetgeen de Hoge Raad inmiddels in zijn arrest van 9 september 2022 (r.o. 3.5; ECLI:NL:HR:2022:1181) heeft overwogen, moet aangenomen worden dat [gedaagde] en Yur Advocaten zonder moeite verhaal kunnen nemen op de door Divine aangeboden zekerheid. Hiervoor is niet vereist dat sprake moet zijn van een door partijen getekende depotovereenkomst. Conclusie van het voorgaande is dat de door Divine gestelde zekerheid in overeenstemming is met de eisen van artikel 6:51 lid 2 BW. De rechtbank verwerpt dan ook de bezwaren van [gedaagde] en Yur Advocaten tegen de geboden zekerheid.
2.8.
Nu Divine heeft voldaan aan het vonnis van 9 oktober 2024, is zij ontvankelijk is de hoofdzaak. De hoofdzaak zal worden verwezen naar de rol voor conclusie van antwoord.
2.9.
De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

3.De beslissing

De rechtbank
3.1.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
19 februari 2025voor het nemen van een conclusie van antwoord door [gedaagde] en Yur Advocaten,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J. Arts. Het is ondertekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.
[2083/3455]