ECLI:NL:RBROT:2022:3484

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 mei 2022
Publicatiedatum
10 mei 2022
Zaaknummer
C/10/631379 / HA ZA 22-2
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident tot zekerheidstelling in civiele procedure tussen buitenlandse rechtspersoon en Nederlandse vennootschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 4 mei 2022 uitspraak gedaan in een incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv. De eiseres, Xiamen Suncare Medical Device Ltd., gevestigd in China, heeft in de hoofdzaak een vordering ingesteld tegen de Nederlandse vennootschap Bunnik Creations B.V. De rechtbank heeft geoordeeld dat Xiamen zekerheid moet stellen voor de proceskosten in de hoofdzaak, omdat zij geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Bunnik heeft verzocht om zekerheidstelling door middel van een bankgarantie van een Nederlandse grootbank, wat de rechtbank als de meest gebruikelijke manier heeft aangemerkt. Xiamen had echter een bedrag gestort op de derdengeldenrekening van haar advocaat, wat de rechtbank onvoldoende zekerheid achtte. De rechtbank heeft bepaald dat Xiamen een bedrag van € 12.413,00 moet stellen als zekerheid voor de proceskosten in de hoofdzaak, met een termijn van vier weken na de uitspraak om deze zekerheid te stellen. Tevens is Xiamen veroordeeld in de proceskosten van het incident, vastgesteld op € 563,00. De rechtbank heeft de zaak in de hoofdzaak aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team haven en handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/631379 / HA ZA 22-2
Vonnis in incident van 4 mei 2022
in de zaak van
de rechtspersoon naar buitenlands recht
XIAMEN SUNCARE MEDICAL DEVICE LTD.,
gevestigd te Xiamen, Volksrepubliek China,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A.P. van Stralen te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUNNIK CREATIONS B.V.,
gevestigd te Bleiswijk,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident,
advocaat mr. J.A.J. Werner te Rotterdam.
Partijen zullen hierna Xiamen en Bunnik genoemd worden.

1..De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 december 2021, met producties;
  • de conclusie houdende incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv;
  • de conclusie van antwoord in incident, met een productie;
  • de akte uitlaten in incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv van de zijde van Bunnik;
  • de conclusie van dupliek in incident, met een productie.
1.2.
De conclusie van antwoord in incident stond op de rol van 2 maart 2022 en is op deze datum ook door Xiamen genomen. Op diezelfde datum heeft Bunnik, terwijl zij daartoe niet in de gelegenheid was, de akte uitlaten in incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv genomen. Per e-mail van de rechtbank van 16 maart 2022 is door de rolrechter alsnog toestemming gegeven aan Bunnik voor het indienen van voornoemde akte, mede omdat Xiamen daartegen op dat moment nog geen bezwaar had gemaakt. Tevens heeft de rolrechter bepaald dat Xiamen nog op de akte van Bunnik mocht reageren op de rolzitting van 30 maart 2022. Op deze datum heeft Xiamen vervolgens een conclusie van dupliek in incident genomen. Daarna is vonnis bepaald in het incident. Bij B16-formulier, eveneens van 30 maart 2022, heeft Bunnik bezwaar gemaakt tegen het indienen van de conclusie van dupliek in het incident door Xiamen en de daarbij behorende productie. Xiamen heeft op 30 maart 2022 op haar beurt bezwaar gemaakt tegen het indienen van bezwaar door Bunnik.

2..Het geschil in de hoofdzaak

2.1.
Xiamen vordert in de hoofdzaak bij vonnis, voor zover rechtens mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Bunnik te veroordelen:
I. om aan Xiamen te betalen een bedrag groot USD 810.230,00 dan wel het equivalent daarvan in euro’s;
II. om aan Xiamen te betalen een bedrag groot € 5.275,00 aan incassokosten;
III. om aan Xiamen te betalen de wettelijke handelsrente vanaf het moment van in gebreke stelling (zijnde 21-10-2021);
IV. in de kosten van deze procedure, alsmede de nakosten, voor zover mogelijk, indien deze kosten niet zijn voldaan binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis.
2.2.
Bunnik heeft nog niet voor antwoord geconcludeerd in de hoofdzaak.

3..Het geschil in het incident

3.1.
Bunnik vordert in het incident dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Xiamen op grond van het bepaalde in artikel 224 Rv veroordeelt tot het stellen van zekerheid ten gunste van Bunnik voor de proceskosten in de hoofdzaak, door middel van een door een Nederlandse grootbank te stellen bankgarantie, die Bunnik kan inroepen indien en zodra ten laste van Xiamen en ten gunste van Bunnik bij voor ten uitvoerlegging vatbare rechterlijke uitspraak een veroordeling ter zake van proceskosten wordt uitgesproken, zulks binnen 14 dagen na het in dit incident te wijzen vonnis en voor een bedrag van € 17.234 (zegge: zeventienduizend tweehonderd vierendertig euro), althans binnen een door de rechtbank in goede justitie te bepalen andere termijn en voor een door de rechtbank in goede justitie te bepalen ander bedrag, alles op straffe van niet-ontvankelijkheid van Xiamen in de hoofdzaak en met veroordeling van Xiamen in de kosten van dit incident.
3.2.
Kort gezegd heeft Bunnik daartoe gesteld dat Xiamen is gevestigd en kantoor houdt in de Volksrepubliek China (hierna genoemd: China) en geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Xiamen dient daarom zekerheid te stellen voor de proceskosten overeenkomstig artikel 224 Rv, door Bunnik vooralsnog begroot op € 17.234,00. Daarbij geldt dat Xiamen geen beroep kan doen op de uitzonderingen als bedoeld in artikel 224 lid 2 sub a tot en met d Rv.
3.3.
Xiamen heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de gevorderde zekerheidstelling en geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Bunnik, met veroordeling van Bunnik in de kosten van deze procedure, dan wel / en voorts in de bodemprocedure te bepalen dat de storting van € 17.234,00 door Xiamen op de derdengeldenrekening van haar advocaat geldt ter zekerheid inzake een eventuele proceskostenveroordeling in de bodemprocedure van Xiamen in de proceskosten aan de zijde van Bunnik. Daartoe heeft Xiamen – samengevat – het volgende aangevoerd.
3.3.1.
Aangezien Xiamen niet in Nederland bankiert heeft zij € 17.234,00 gestort op de derdengeldenrekening van het kantoor van haar advocaat. Dit is een gebruikelijke wijze van zekerheidstelling. Bij dupliek heeft zij nog een bijbehorende depotovereenkomst tussen Xiamen en de stichting beheer derdengelden van haar advocaat overgelegd.
3.3.2.
Xiamen verzet zich tegen de gevorderde kosten in het incident. Zij was namelijk op eerste verzoek van Bunnik bereid geweest zekerheid te stellen, maar dat verzoek is nimmer gedaan. Dit komt neer op rauwelijks procederen van de zijde van Bunnik. Xiamen kan daarom niet aangemerkt worden als de in het ongelijk gestelde partij. De kosten in het incident zijn nodeloos door Bunnik veroorzaakt, waardoor Bunnik in de kosten van dit incident veroordeeld dient te worden.
3.4.
Bunnik is het niet eens met de door Xiamen geboden wijze van zekerheidstelling, omdat deze niet voldoet aan de vereisten van artikel 6:51 BW. Bij gebreke van een door
beidepartijen en het kantoor van de advocaat van Xiamen getekende depotovereenkomst is de vrees gerechtvaardigd dat na afwijzing van de vorderingen van Xiamen in de hoofdzaak discussie ontstaat over de voorwaarden, termijn en wijze van uitbetaling aan Bunnik. Bovendien wordt Bunnik op deze wijze belast met het insolventierisico van het kantoor van de advocaat van Xiamen en verlaat het bedrag van de zekerheidstelling met storting op de derdengeldenrekening feitelijk niet de macht van Xiamen. Verder is het hoogst ongebruikelijk om op deze wijze zekerheid te stellen. Dat Xiamen niet in Nederland bankiert staat niet in de weg aan het stellen van aan bankgarantie door een Nederlandse grootbank, al dan niet onder storting van een depotbedrag bij die bank en/of met een contragarantie van haar eigen (Chinese) huisbank. Tot slot geldt met betrekking tot de kosten van dit incident dat Xiamen in de hoofdzaak zelf rauwelijks tot dagvaarding is overgegaan zonder daarbij zekerheid aan te bieden. Bunnik hoefde er daarom redelijkerwijs geen rekening meer mee te houden dat Xiamen tot vrijwillige zekerheidstelling bereid zou zijn. Xiamen dient daarom in de kosten van dit incident veroordeelt te worden.
3.5.
Xiamen stelt zich op het standpunt dat het gelet op artikel 6:51 BW aan haar is om een keuze te maken voor de wijze waarop zekerheid wordt gesteld. De storting op de derdenrekening van haar advocaat biedt afdoende zekerheid mits het gestorte bedrag onmiddellijk bij beëindiging van de hoofdzaak zal worden vrijgegeven en bij een proceskostenveroordeling, het bedrag van de veroordeling – zoveel mogelijk – zal worden betaald van deze storting. De door Xiamen en haar advocaat gemaakte afspraken met betrekking tot de zekerheidstelling blijken uit de door Xiamen overgelegde depotverklaring.
3.6.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4..De beoordeling in het incident

4.1.
Ten aanzien van de gevolgde procedure en het door beide partijen gemaakte bezwaar oordeelt de rechtbank als volgt. Xiamen is door de rechtbank in de gelegenheid gesteld om op de rolzitting van 30 maart 2022 te reageren op de akte uitlaten in incident tot zekerheidstelling ex artikel 224 Rv namens Bunnik, hetgeen zij ook heeft gedaan. Het beginsel van hoor en wederhoor brengt met zich dat partijen in de gelegenheid moeten worden gesteld om te reageren op de ingebrachte stukken van de andere partij (art. 19 lid 1 Rv). De rechtbank constateert in dat verband dat na de conclusie van antwoord in incident van Xiamen beide partijen ieder nog éénmaal schriftelijk hebben gereageerd zodat in dat opzicht het beginsel van hoor en wederhoor is gerespecteerd. Verder heeft Bunnik in haar B16-formulier van 30 maart 2022 ook inhoudelijk gereageerd op de door Xiamen bij dupliek overgelegde depotovereenkomst. Gelet op het voorgaande zal Bunnik niet alsnog in de gelegenheid zal worden gesteld om op de conclusie van dupliek en de depotovereenkomst te reageren. Hierna zal bovendien worden geoordeeld dat de overgelegde depotovereenkomst als zekerheid niet voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 6:51 BW gestelde eisen.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 224 lid 1 Rv is een partij zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland op vordering van de wederpartij verplicht zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij zou kunnen worden veroordeeld. Die verplichting bestaat niet als er sprake is van één of meer van de in artikel 224 lid 2 Rv genoemde uitzonderingen.
4.3.
De rechtbank stelt vast dat Xiamen gevestigd is in China en geen vestigingsplaats heeft in Nederland. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de uitzonderingssituaties als bedoeld in artikel 224 lid 2 sub a tot en met d Rv zich in casu niet voordoen. Dit betekent dat de incidentele vordering in beginsel voor toewijzing gereed ligt.
4.4.
Voor de berekening van de hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid gesteld dient te worden, zal de rechtbank, gelet op de hoogte van de vordering in de hoofdzaak in beginsel uitgaan van € 3.214,00 per punt (tarief VII). Dit is tussen partijen ook niet in geschil.
4.5.
De rechtbank gaat vooralsnog uit van een procedure met als enige proceshandelingen voor Bunnik een conclusie van antwoord en een mondelinge behandeling nu onvoldoende is gesteld of gebleken dat er, gelet op de aard van de vordering, reden is om uit te gaan van meer proceshandelingen. Het in de berekening van Bunnik opgenomen bedrag voor één conclusie in dit incident zal niet worden meegenomen, omdat Bunnik alleen zekerheid vordert voor de proceskosten in de hoofdzaak en deze kosten daarvan geen onderdeel uitmaken. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de hoogte van het bedrag waarvoor zekerheid dient te worden gesteld als volgt bepalen. Voor de hoofdzaak zal de rechtbank voor de conclusie van antwoord en de mondelinge behandeling 2 punten × € 3.214,00 toekennen. Daarnaast is het griffierecht vastgesteld op € 5.737,00 en bedragen de nakosten € 248,00. De rechtbank bepaalt het bedrag waarvoor thans genoegzame zekerheid dient te worden gesteld derhalve op € 12.413,00. De rechtbank merkt hierbij op dat in het geval de proceskosten tot een hoger bedrag oplopen, Bunnik de mogelijkheid heeft om bij incidentele vordering om aanvullende zekerheid te verzoeken.
4.6.
Wat betreft de wijze waarop Xiamen zekerheid dient te stellen, moet beoordeeld worden of de storting van € 17.234,00 door Xiamen op de derdengeldenrekening van haar advocaat kwalificeert als zekerheidstelling voor de proceskosten in de hoofdzaak ex artikel 224 Rv. Bunnik heeft in dit kader een beroep gedaan op artikel 6:51 BW. Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de aangeboden zekerheid zodanig moet zijn dat de vordering en, zo daartoe gronden zijn, de daarop vallende rente en kosten behoorlijk gedekt zijn en dat de schuldeiser daarop zonder moeite verhaal zal kunnen nemen.
4.7.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.8.
Artikel 224 Rv voorziet niet in de wijze waarop zekerheid moet worden gesteld, maar in deze zaak heeft Bunnik specifiek verzocht om zekerheidstelling door middel van een door een Nederlandse grootbank te stellen bankgarantie. Dit is ook de meest gebruikelijke manier, en niet gesteld of gebleken is dat het voor Xiamen onmogelijk is om zekerheid te stellen door middel van een door een Nederlandse grootbank te stellen bankgarantie. Hoewel de door Xiamen aangedragen wijze van zekerheidstelling een praktische oplossing betreft, biedt de uitvoering daarvan naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende zekerheid voor Bunnik. De depotovereenkomst is immers, zoals Bunnik terecht opmerkt, niet mede door haar ondertekend zodat niet vaststaat dat Bunnik akkoord is met de daarin opgenomen voorwaarden over de wijze van uitbetaling aan Bunnik. Zoals Bunnik terecht heeft gesteld, hoeft zij geen genoegen te nemen met de storting van een bedrag op de derdengeldenrekening van de advocaat van Xiamen, aangezien onzeker is of Bunnik zich daar zonder enige moeite op zal kunnen verhalen. Dit leidt tot de conclusie dat de thans door Xiamen aangeboden zekerheid niet voldoet aan de daaraan ingevolge artikel 6:51 BW te stellen eisen. Een mogelijkheid zou kunnen zijn dat Xiamen het bedrag aan zekerheidstelling zou storten op de derdengeldrekening van de advocaat van Bunnik en partijen met elkaar afspraken maken over een adequate wijze van uitbetaling ervan waarbij wordt voorkomen dat (door één van partijen) nodeloze kosten dienen te worden gemaakt. Het ligt in de rede dat, als voor deze vorm van zekerheidstelling wordt gekozen, de advocaten van partijen hierover met elkaar in overleg treden en afspraken maken. Het kantoor van de advocaat van Bunnik heeft weliswaar aangevoerd dat zij in zijn algemeenheid niet bereid is om in het kader van de zekerheidstelling ex artikel 224 Rv als depothouder op te treden omdat zij niet betrokken wil raken in discussies over de uitvoering van de depotovereenkomst, maar indien partijen hierover duidelijke afspraken kunnen maken, wordt aan dit bezwaar tegemoetgekomen. Indien het partijen niet lukt om hierover afspraken te maken, zal Xiamen op andere wijze zekerheid moeten stellen, bijvoorbeeld door het stellen van een bankgarantie van een Nederlandse bankinstelling volgens het Rotterdams Garantieformulier in de meest recente versie, dan wel het model van de Nederlandse Vereniging van Banken in de meest recente versie.
4.9.
Xiamen zal worden veroordeeld tot het stellen van zekerheid als na te melden. Vanwege de tijd die gemoeid zou kunnen zijn met het stellen van een bankgarantie of voor overleg tussen de advocaten van partijen zoals hiervoor bedoeld, wordt de termijn voor de zekerheidstelling gesteld op vier weken na de uitspraak van dit vonnis.
4.10.
Bij deze stand van zaken kan niet worden gezegd dat Bunnik onnodig een incidentele vordering heeft ingesteld. Xiamen zal daarom als de in het ongelijk gestelde partij worden aangemerkt en in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. Deze kosten worden aan de zijde van Bunnik vastgesteld op € 563,00 aan salaris advocaat (1 punt × tarief € 563,00).

5..De beslissing

De rechtbank
In het incident
5.1.
veroordeelt Xiamen tot het stellen van zekerheid voor een bedrag van € 12.413,00 ten gunste van Bunnik voor de proceskosten in de hoofdzaak waarvan zij veroordeeld kan worden;
5.2.
bepaalt dat de zekerheid, op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak, uiterlijk op
1 juni 2022moet zijn gesteld;
5.3.
beveelt Xiamen binnen één week na het stellen van zekerheid de rechtbank en de advocaat van Bunnik hiervan schriftelijk in kennis te stellen onder vermelding van de vorm waarin de zekerheid is gesteld;
5.4.
veroordeelt Xiamen in de kosten van het incident, aan de zijde van Bunnik tot op heden vastgesteld op € 563,00;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het anders of meer gevorderde;
In de hoofdzaak
5.7.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
8 juni 2022voor akte uitlating door Bunnik over de vraag of zekerheid is gesteld door Xiamen met inachtneming van r.o. 4.8.;
5.8.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2022.
3530/3455