Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
- [eiseres] met mr. J. Pearson namens de gemachtigde;
- mevrouw [persoon A] , medewerker huurincasso, en mevrouw [persoon B] , medewerker huurincasso, namens Havensteder, met de gemachtigde.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter mr. C.J. Frikkee op 8 mei 2025, gaat het om een executiegeschil betreffende de ontruiming van een woning gehuurd door [eiseres] van Stichting Havensteder. De huurovereenkomst was ontbonden bij vonnis van 7 februari 2025, waarbij [eiseres] was veroordeeld tot ontruiming binnen een maand na betekening van het vonnis. De ontruiming was aangezegd voor 20 mei 2025, maar [eiseres] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis. In dit kort geding verzocht [eiseres] om de tenuitvoerlegging van het vonnis te verbieden totdat er een beslissing in de hoger beroepsprocedure zou zijn genomen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de belangen van de minderjarige kinderen van [eiseres], die bij haar wonen, zwaar wegen. De rechter heeft vastgesteld dat deze belangen niet in de eerdere bodemprocedure zijn meegewogen, wat een belangrijke omstandigheid is. De kantonrechter heeft de primaire eis van [eiseres] toegewezen en de ontruiming verboden, omdat de belangen van de kinderen, waaronder het recht op een veilig thuis, zwaarder wegen dan de belangen van Havensteder bij ontruiming. De kantonrechter heeft ook de proceskosten ten laste van Havensteder gesteld, omdat deze partij in het ongelijk is gesteld. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect heeft, ook al is er hoger beroep ingesteld.