ECLI:NL:RBROT:2025:546

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 januari 2025
Publicatiedatum
20 januari 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7592
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van feitelijk woonadres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op bijstandsuitkering. Betrokkene, die sinds 26 mei 2016 ingeschreven staat op een uitkeringsadres, had een aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend na de intrekking van zijn eerdere uitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft deze aanvraag afgewezen, omdat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt feitelijk woonachtig te zijn op het uitkeringsadres. Dit besluit werd door het college gehandhaafd na een bezwaarschrift van betrokkene.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 december 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres, betrokkene en zijn zoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bijzonder onderzoek is uitgevoerd naar het vermogen van betrokkene, naar aanleiding van signalen van het Inlichtingenbureau. Tijdens een onaangekondigd huisbezoek op 7 maart 2024 zijn er bevindingen gedaan die erop wijzen dat de woning niet bewoond was. De lage meterstanden voor water en elektriciteit en het ontbreken van basale levensbehoeften in de woning versterkten deze conclusie.

De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat betrokkene niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, en dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn recht op bijstand vast te stellen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college standhield. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7592

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 januari 2025 in de zaak tussen

[eiseres] .,eiseres, in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van :
[betrokkene], betrokkene, uit [gemeente] ,
(gemachtigde: mr. F. Folkers),
en
het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel, het college
(gemachtigde: M. Cavlak).

Inleiding

1. Met het besluit van 14 maart 2024 heeft het college de aanvraag van betrokkene van 14 december 2023 om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
1.1.
Met het besluit van 28 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van betrokkene ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Eiseres heeft op 28 november 2024 nadere stukken ingebracht.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 10 december 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: [bewindvoerder] namens eiseres, de gemachtigde van eiseres, betrokkene en zijn zoon en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. Betrokkene staat sinds 26 mei 2016 ingeschreven op het adres [uitkeringsadres] . Betrokkene heeft over de periode 26 mei 2016 tot en met 12 oktober 2023 een bijstandsuitkering ontvangen van de gemeente Capelle aan den IJssel. Naar aanleiding van een signaal van het Inlichtingenbureau, waaruit bleek dat het saldo op de beheerrekening ***354 op 31 december 2022 € 11.732,- bedroeg, is een bijzonder onderzoek gestart naar het vermogen van betrokkene. Met het besluit van 17 oktober 2023 is de uitkering van betrokkene, met ingang van 13 oktober 2023, ingetrokken en beëindigd, omdat hij zonder tegenbericht niet is verschenen op de geplande afspraken.
2.1.
Betrokkene heeft op 14 december 2023 een nieuwe aanvraag om een bijstandsuitkering ingediend. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft het college om gegevens en bewijsstukken verzocht. Er is ook onderzoek verricht naar het verbruik van water en elektriciteit op het uitkeringsadres. Daarnaast heeft de afdeling Sociale Zaken drie keer geprobeerd om op het uitkeringsadres een onaangekondigd huisbezoek af te leggen. Op 7 maart 2024 is een onaangekondigd huisbezoek afgelegd. De bevindingen van het onderzoek zijn vastgelegd in het rapport Levensonderhoud van 14 maart 2024.
3. Aan het bestreden besluit, waarbij het primaire besluit overeenkomstig het advies van de commissie bezwaarschriften is gehandhaafd, heeft het college ten grondslag gelegd dat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt feitelijk woonachtig te zijn op het uitkeringsadres, zodat zijn recht op bijstand niet kan worden vastgesteld.

Standpunt van eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan dat er ten onrechte aan voorbij is gegaan dat de diepvries met drie laden goed gevuld was. Eiseres betoogt verder dat het water- en elektriciteitsverbruik van betrokkene een gemiddelde is. Dat iemand weinig water en elektriciteit verbruikt, wil niet zeggen dat deze persoon per definitie niet in de woning woont. Volgens eiseres heeft betrokkene over de in Frankrijk gedane transacties op de bankafschriften al helderheid gegeven bij de hoorzitting en in het bezwaarschrift.

Wet en rechtspraak

5. Op grond van artikel 11, eerste lid, van de Pw heeft iedere in Nederland woonachtige Nederlander die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, recht op bijstand van overheidswege.
Artikel 17, eerste lid, van de Pw bepaalt dat de belanghebbende aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op bijstand.
Op grond van artikel 40, eerste lid, bestaat het recht op bijstand jegens het college van de gemeente waar de belanghebbende woonplaats heeft.
5.1.
De aanvrager is verplicht juiste en volledige informatie over zijn woonadres te verstrekken, aangezien dat gegeven van essentieel belang is voor de verlening van bijstand. De vraag waar iemand zijn woonadres heeft, dient te worden beantwoord aan de hand van concrete feiten en omstandigheden. Iemand heeft zijn woonadres in de zin van de Pw daar waar hij zijn hoofdverblijf heeft. Dit is het adres waar het zwaartepunt van zijn persoonlijk leven ligt. Een aanvrager moet in het algemeen de feiten en omstandigheden aannemelijk maken die nopen tot inwilliging van die aanvraag. In dat kader dient de aanvrager de nodige duidelijkheid te verschaffen en volledige openheid van zaken te geven. Vervolgens is het aan het bijstandverlenend orgaan om in het kader van de onderzoeksplicht deze inlichtingen op juistheid en volledigheid te controleren. Indien de aanvrager niet aan de wettelijke inlichtingenverplichting voldoet, is dit een grond voor weigering van de bijstand indien als gevolg daarvan het recht op bijstand niet kan worden vastgesteld. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale raad van Beroep (de Raad) van 11 september 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2798.

Beoordeling

6. Het college heeft de conclusie dat betrokkene niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres onder andere gebaseerd op de bevindingen tijdens het huisbezoek van 7 maart 2024. De voordeur van het appartement aan de [uitkeringsadres] werd weliswaar geopend door betrokkene, maar de rapporteurs vermoedden dat zij betrokkene puur hebben aangetroffen in de woning omdat hij binnen het lopende uur een afspraak had op het gemeentehuis.
De rapporteurs hebben de woning zoals deze is aangetroffen niet bewoonbaar geacht en zich op het standpunt gesteld dat de woning niet bewoond oogt. De basale benodigdheden om te leven zijn in zeer geringe mate aangetroffen (eten). Ook is er door de hele woning geen vloerbedekking, geen wasmachine en amper kleding aangetroffen.
De meterstanden versterken volgens de rapporteurs dit beeld. Op 12 november 2021 heeft er met betrekking tot het waterverbruik een meterwisseling plaatsgevonden. De waterstand stond op 0 m3. Op 21 februari 2024 en op 7 maart 2024 zijn foto's gemaakt van de meterstanden. De waterstand stond zowel op 21 februari 2024 als op 7 maart 2024 op 24,8m3. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de periode 12 november 2021 tot 7 maart 2024, in 2 jaar en 4 maanden tijd, 24,8m3 aan water is verbruikt. Dit is gemiddeld op jaarbasis 10m3. Het waterverbruik lag hiermee ver onder het gemiddelde voor een 1-persoonshuishouden. Deze bedraagt gemiddeld namelijk 68m3 per jaar.
Er is verder geconstateerd dat betrokkene voor het verbruik van de elektra 2 meters heeft, hoog en laag. Op 21 februari 2024 stond de meterstand hoog op 405,2 kWh en de meterstand laag op 379,5 kWh. Op 7 maart 2024 stond de meterstand hoog op 407,4 kWh en de meterstand laag op 381,6 kWh. Hieruit kan worden geconcludeerd dat in de periode 21 februari 2024 tot 7 maart 2024, in 2 weken tijd hoog 2,2 kWh is verbruikt en laag 2,1 kWh is verbruikt. Dit is gemiddeld op jaarbasis 57 kWh hoog en 54,6 kWh laag. Het verbruik van elektra lag daarmee ver onder het gemiddelde voor een 1-persoonshuishouden. Deze bedraagt gemiddeld voor een 1-persoonshuishouden 1.750 kWh per jaar.
6.1.
Dergelijke lage meterstanden rechtvaardigen de vooronderstelling dat de woning niet wordt bewoond en dat dus de betrokkene niet zijn hoofdverblijf heeft op het betreffende adres (zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 3 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1986).
7. Gelet op de onbewoonde indruk die het uitkeringsadres maakte, de lage meterstanden en de vele pintransacties in Frankrijk, waarvoor betrokkene geen aannemelijke verklaring heeft gegeven, heeft het college terecht overwogen dat de onderzoeksgegevens een toereikende feitelijke grondslag bieden voor het standpunt dat betrokkene niet zijn hoofdverblijf op het uitkeringsadres had.
8. Nu betrokkene onvoldoende inzicht heeft verschaft in zijn woon- en leefsituatie heeft het college de aanvraag om een uitkering op grond van de Pw terecht afgewezen.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.V. van Baaren, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 januari 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.