ECLI:NL:RBROT:2025:546
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsuitkering wegens onvoldoende bewijs van feitelijk woonadres
In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 januari 2025 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op bijstandsuitkering. Betrokkene, die sinds 26 mei 2016 ingeschreven staat op een uitkeringsadres, had een aanvraag voor bijstandsuitkering ingediend na de intrekking van zijn eerdere uitkering. Het college van burgemeester en wethouders van Capelle aan den IJssel heeft deze aanvraag afgewezen, omdat betrokkene niet aannemelijk heeft gemaakt feitelijk woonachtig te zijn op het uitkeringsadres. Dit besluit werd door het college gehandhaafd na een bezwaarschrift van betrokkene.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 10 december 2024, waarbij de gemachtigde van eiseres, betrokkene en zijn zoon aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een bijzonder onderzoek is uitgevoerd naar het vermogen van betrokkene, naar aanleiding van signalen van het Inlichtingenbureau. Tijdens een onaangekondigd huisbezoek op 7 maart 2024 zijn er bevindingen gedaan die erop wijzen dat de woning niet bewoond was. De lage meterstanden voor water en elektriciteit en het ontbreken van basale levensbehoeften in de woning versterkten deze conclusie.
De rechtbank oordeelde dat het college terecht had geconcludeerd dat betrokkene niet zijn hoofdverblijf had op het uitkeringsadres, en dat hij onvoldoende bewijs had geleverd om zijn recht op bijstand vast te stellen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de bijstandsaanvraag door het college standhield. Eiseres kreeg geen vergoeding van proceskosten en het griffierecht werd niet teruggegeven. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.