ECLI:NL:RBROT:2025:4712

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 april 2025
Publicatiedatum
17 april 2025
Zaaknummer
ROT 23/7137
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen met schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 16 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Dienst Toeslagen. Eiseres had een aanvraag ingediend voor compensatie op basis van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht), maar deze aanvraag werd afgewezen door de Dienst Toeslagen. Eiseres stelde dat zij slachtoffer was van fraude, maar de rechtbank oordeelde dat zij geen begin van een verklaring had gegeven over hoe zij slachtoffer van fraude zou kunnen zijn geworden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de afwijzing van de aanvraag.

De rechtbank oordeelde verder dat de Dienst Toeslagen en de Staat der Nederlanden wel schadevergoeding moesten betalen aan eiseres vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn werd vastgesteld op twee jaar, maar deze was met ongeveer 13 maanden overschreden. De rechtbank kende eiseres een schadevergoeding toe van € 1.384,62 van de Dienst Toeslagen en € 115,38 van de Staat, evenals een vergoeding voor proceskosten.

De uitspraak benadrukt het belang van een tijdige afhandeling van aanvragen en de gevolgen van overschrijding van de redelijke termijn. Eiseres kreeg geen vergoeding voor de proceskosten die zij had gemaakt voor het beroep, en het beroep zelf werd ongegrond verklaard, wat betekent dat het bestreden besluit in stand bleef.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/7137

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 april 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.F. Cheung),
en

Dienst Toeslagen

(gemachtigden: mr. [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2] ),
en

de Staat der Nederlanden (de Minister van Justitie en Veiligheid), de Staat.

Samenvatting

1. De Dienst Toeslagen heeft de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wet hersteloperatie toeslagen (Wht) afgewezen. Eiseres stelt dat zij slachtoffer is van fraude. De rechtbank oordeelt anders. Eiseres heeft geen begin van een verklaring gegeven op welke wijze zij slachtoffer van fraude zou kunnen zijn geworden. Ook de andere argumenten van eiseres slagen niet. Het beroep is ongegrond. De Dienst Toeslagen en de Staat moet eiseres wel een schadevergoeding betalen vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.

Procesverloop

2. Met de besluiten van 25 februari 2022 heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres om compensatie op grond van de Wht afgewezen.
2.1.
Met het besluit van 27 september 2023 (het bestreden besluit) heeft de Dienst Toeslagen het bezwaar van eiseres tegen de besluiten van 25 februari 2022 ongegrond verklaard.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Dienst Toeslagen heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Partijen hebben nadere stukken ingediend.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 28 januari 2025. Daaraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, [persoon A] en de gemachtigden van de Dienst Toeslagen.

Overwegingen

3. Eiseres heeft vijf kinderen, geboren op [geboortedatum 1] 2001, [geboortedatum 2] 2006, [geboortedatum 3] 2009, [geboortedatum 4] 2010 en [geboortedatum 5] 2012. Zij heeft voor de toeslagjaren 2012 en 2013 voor drie van haar kinderen kinderopvangtoeslag aangevraagd. Op 6 mei 2021 heeft eiseres een aanvraag gedaan om compensatie op grond van de Wht.
4. De Dienst Toeslagen heeft over het toeslagjaar 2012 vastgesteld dat de kinderopvangtoeslag na een fraudeonderzoek is stopgezet, omdat de kinderen van eiseres niet bekend waren bij de kinderopvang die eiseres in haar aanvraag had vermeld. Daarmee is volgens de Dienst Toeslagen geen sprake van vooringenomen handelen of hardheid van het wettelijke stelsel. Over het toeslagjaar 2013 heeft de Dienst Toeslagen vastgesteld dat vooringenomen is gehandeld, omdat de kinderopvangtoeslag is stopgezet, zonder dat duidelijk is dat eiseres een herinneringsbrief heeft ontvangen over de informatie die zij had moeten aanleveren. Toch heeft eiseres volgens de Dienst Toeslagen geen recht op compensatie, omdat haar kinderen ook in 2013 niet naar een opvang zijn gegaan.
5. Eiseres betoogt dat het dossier niet compleet is. Verder stelt eiseres dat zij recht heeft op compensatie, omdat de Dienst Toeslagen in de toeslagjaren 2012 en 2013 toeslagschulden van eiseres heeft verrekend, zonder rekening te houden met de beslagvrije voet. Eiseres betwist dat zij de aanvraag voor kinderopvangtoeslag zelf heeft ingediend. Zij heeft die aangevraagd met haar inkomensconsulente en diegene mogelijk haar DigiD-inlogcodes gegeven. Het valt niet uit te sluiten dat door diegene fouten zijn gemaakt. De kinderopvangtoeslag is overgemaakt op een rekeningnummer op naam van [persoon B] . Eiseres kent deze persoon niet en stelt dat zij slachtoffer is geworden van fraude door een derde. Eiseres heeft voor het eerst op de zitting – in weerwil van haar eerdere stellingen daarover in het beroepschrift en de aanvullende beroepschriften – bevestigd dat haar kinderen in 2012 en 2013 niet naar een opvang zijn gegaan.
6. De Dienst Toeslagen kent compensatie toe aan een aanvrager van kinderopvangtoeslag die schade heeft geleden, doordat ten aanzien van hem sprake is geweest van institutionele vooringenomenheid van de Dienst Toeslagen of hardheid van de toepassing van het wettelijke systeem van de kinderopvangtoeslag. [1] De compensatie wordt niet toegekend als de geleden schade is te wijten aan ernstige onregelmatigheden die aan de aanvrager toerekenbaar zijn. [2] Volgens de wetsgeschiedenis is in ieder geval sprake van een ernstige onregelmatigheid als blijkt dat de ouder evident geen recht had op kinderopvangtoeslag. [3] Een ouder heeft alleen aanspraak op kinderopvangtoeslag als een kind naar een geregistreerde kinderopvang of gastouderopvang is gegaan. [4]
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de Dienst Toeslagen de aanvraag van eiseres terecht afgewezen.
7.1.
Het is niet aannemelijk dat eiseres het slachtoffer is van fraude. Eiseres heeft over de omstandigheden rondom de aanvraag van kinderopvangtoeslag wisselend en tegenstrijdig verklaard. Zij heeft geen begin van een verklaring gegeven op welke wijze zij slachtoffer van fraude zou kunnen zijn geworden. Voor zover eiseres bedoelt dat haar inkomensconsulent met gebruikmaking van haar DigiD-inlogcodes zou hebben samengespannen met [persoon B] , geldt dat daarvoor geen enkele aanwijzing bestaat, niet in de laatste plaats omdat eiseres naar eigen zeggen “geen actieve herinnering” heeft aan het verstrekken van die inlogcodes aan de inkomensconsulent. Het formulier waarmee is verzocht de kinderopvangtoeslag over te maken naar het rekeningnummer van [persoon B] bevat een handtekening die op het eerste gezicht overeenkomt met de handtekening van eiseres op haar rijbewijs, zoals zij dat op de zitting heeft getoond.
7.2.
Het voorgaande betekent dat de ernstige onregelmatigheid dat de kinderen van eiseres niet naar een opvang zijn gegaan aan haar kan worden toegerekend. Zij heeft daarom geen recht op compensatie voor het toeslagjaar 2013. Het is niet gebleken dat in het toeslagjaar 2012 sprake is geweest van vooringenomen handelen door de Dienst Toeslagen of hardheid van het wettelijke stelsel. Eiseres heeft daarom geen recht op compensatie.
7.3.
Wat eiseres verder heeft aangevoerd, leidt niet tot een ander oordeel. Dat in een bepaald toeslagjaar verrekening is toegepast, kan op zichzelf niet tot compensatie leiden. De rechtbank verwijst naar haar uitvoerige motivering van dit oordeel in een eerdere uitspraak. [5] De Dienst Toeslagen heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken overgelegd. [6] Eiseres heeft niet toegelicht welke stukken in haar zaak zouden ontbreken.
8. Eiseres heeft verzocht om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
8.1.
Als uitgangspunt is de redelijke termijn twee jaar, gerekend vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door de Dienst Toeslagen tot de uitspraak van de rechtbank. [7] Het bezwaarschrift is door de Dienst Toeslagen ontvangen op 6 april 2022. Op de datum van de uitspraak is de redelijke termijn met afgerond 13 maanden overschreden.
8.2.
De hoogte van de schadevergoeding is € 500,- per half jaar, waarbij het totaal van de overschrijding naar boven wordt afgerond. De bezwaarfase mocht zes maanden duren. Het bestreden besluit is bekendgemaakt op 27 september 2023, afgerond 18 maanden na ontvangst van het bezwaarschrift. De overschrijding is dan voor 12/13e deel toe te rekenen aan de Dienst Toeslagen en 1/13e deel aan de Staat. Dit betekent dat de Dienst Toeslagen aan eiseres een schadevergoeding van € 1.384,62,- moet betalen en de Staat een schadevergoeding van € 115,38.
8.3.
Eiseres heeft recht op vergoeding van de proceskosten voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 226,75 (1 punt voor het indienen van het verzoek, met een waarde per punt van € 907,- en wegingsfactor 0,25). [8] Voor het indienen van het verzoek om schadevergoeding is geen griffierecht verschuldigd. [9]
Conclusie en gevolgen
9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten die zij voor het beroep heeft gemaakt.
10. De Dienst Toeslagen moet een schadevergoeding van € 1.384,62,- en de helft van proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding van (afgerond) € 113,38 aan eiseres betalen [10] . De Staat moet een schadevergoeding van € 115,38 en de helft van de proceskosten in verband met het verzoek om schadevergoeding van (afgerond) € 113,37 aan eiseres betalen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt de Dienst Toeslagen tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 1.384,62,-;
  • veroordeelt de Dienst Toeslagen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 113,38;
  • veroordeelt de Staat tot betaling van een schadevergoeding aan eiseres van € 115,38;
  • veroordeelt de Staat in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 113,37.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N. Boonstra, voorzitter, en mr. R.J.P. Ferwerda en mr. C.A. Hage, leden, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 april 2025.
de voorzitter is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Artikel 2.1, eerste lid, van de Wht.
2.Artikel 2.1, tweede lid, van de Wht.
4.Artikel 1.5, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zoals geldend op 1 januari 2012 en 1 januari 2013.
5.Rb. Rotterdam 27 januari 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:1081, r.o. 5.
6.Artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7.HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
8.HR 9 februari 2024, ECLI:NL:HR:2024:218, r.o. 4.2.
9.Artikel 8:94, tweede lid, van de Awb.
10.HR 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252, r.o. 3.14.2