In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 14 april 2025, wordt de afwijzing van de aanvraag voor nadeelcompensatie door eiser behandeld. Eiser, die een eenmanszaak heeft, verzocht om compensatie omdat hij door werkzaamheden in de nabijheid van zijn bedrijfspand extra uren moest werken. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft de aanvraag afgewezen, omdat niet objectief kon worden vastgesteld dat eiser schade had geleden die boven het normaal maatschappelijk risico uitsteeg. De rechtbank oordeelt dat het college terecht heeft geoordeeld dat de aanvraag voor nadeelcompensatie mocht worden afgewezen. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat hij daadwerkelijk extra uren had gewerkt en dat hij daardoor schade had geleden. De rechtbank benadrukt dat de aanvrager van nadeelcompensatie de schade en de omvang daarvan moet bewijzen. Eiser had geen urenregistratie bijgehouden en de financiële gegevens die hij had aangeleverd waren niet voldoende om zijn claims te onderbouwen. De rechtbank concludeert dat de schade die eiser mogelijk heeft geleden niet boven het normaal maatschappelijk risico uitkomt, en dat het college daarom geen vergoeding hoeft te betalen. De uitspraak is openbaar gemaakt op 14 april 2025.