Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het tussenvonnis in het internationale-bevoegdheidsincident van 24 januari 2025 (hierna: het tussenvonnis van 24 januari 2025) alsmede de daaraan ten grondslag liggende processtukken;
- de akte uitlaten en overlegging producties van Colima, met producties;
- de antwoordakte uitlaten bewijsopdracht van Klaus.
2.De verdere beoordeling in het internationale-bevoegdheidsincident
Zivilprozessordnung), heeft de kantonrechter het volgende overwogen:
MvTParl. Gesch. Herz. Rv
,p. 19). Dit betekent dat de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over deze bepalingen van belang kan zijn voor de uitleg van artikel 12 Rv.
Gazprombank/Bensadon-arrest van de Hoge Raad van 26 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2838. Een beroep op litispendentie in de zin van artikel 12 Rv is dus
ookmogelijk bij het
ontbrekenvan een
executieregeling.
Gantner/Basch)). In het kader van artikel 12 Rv past dezelfde benadering.
- De procedure van Food Processing Partners GmbH (hierna: FPP) en Klaus tegen Colima over (onder meer) de terugbetaling van een lening (randnrs. 3.3-3.18 spreekaantekeningen Colima). (FPP houdt 50% van de aandelen in Colima. 50% van de aandelen van FPP wordt gehouden door Klaus.)
- De procedure tussen Colima en FPP (randnr. 3.19 spreekaantekeningen Colima).
- De procedure over de nietigverklaring van aandeelhoudersbesluiten (randnr. 3.20 spreekaantekeningen Colima).
NJ1989/420 (
Gubisch/Palumbo).
NJ1995/659 (
Tatry/Maciej Rataj) en HvJ 19 oktober 2017, ECLI:EU:C:2017:771 (
Merck/Merck).
Gazprombank/Bensadon-arrest. In dat arrest zijn de huidige vereisten geformuleerd voor erkenning van een buitenlandse beslissing in de zin van artikel 431 lid 2 Rv. Een van die vereisten luidt: ‘dat de buitenlandse beslissing niet onverenigbaar is met een tussen dezelfde partijen gegeven beslissing van de Nederlandse rechter, dan wel met een eerdere beslissing van een buitenlandse rechter die tussen dezelfde partijen is gegeven in een geschil dat
hetzelfde onderwerp betreft en op dezelfde oorzaak[
curs.; Kantonrechter] berust, mits die eerdere beslissing voor erkenning in Nederland vatbaar is.’ Uit artikel 12 Rv volgt, zo is, als gezegd, door de Hoge Raad geoordeeld op 29 september 2023 (ECLI:NL:HR:2023:1266), dat ook in het geval van een buitenlandse procedure die leidt tot een beslissing die niet voor tenuitvoerlegging in Nederland vatbaar is toch sprake kan zijn van litispendentie met als gevolg onbevoegdheid van de aangezochte Nederlandse rechter, indien die uitspraak in Nederland erkend kan worden in de zin van artikel 431 lid 2 Rv. Daarom hecht de rechtbank in dit verband belang aan het gegeven dat de Hoge Raad in het
Gazprobank/Bensadon-arrest bij de behandeling van de vereisten voor erkenning van een buitenlandse beslissing in de zin van artikel 431 lid 2 Rv de vereisten van ‘hetzelfde onderwerp’ en ‘dezelfde oorzaak’ als verschillende vereisten beschouwt.
Ten aanzien van de Mexicaanse procedure van FPP en Klaus tegen Colima over (onder meer) de terugbetaling van een lening
In zoverrekan dus niet gezegd worden dat deze Mexicaanse procedure ‘hetzelfde onderwerp’ heeft in de zin van artikel 12 Rv als de onderhavige zaak. In de onderhavige zaak zijn de vorderingen van Klaus immers uitsluitend gebaseerd op de Cooperation Agreement, een andere overeenkomst dan de Loan Framework Agreement.
Ten aanzien van de Mexicaanse procedure tussen Colima en FPP
Ten aanzien van de Mexicaanse procedure over de nietigverklaring van aandeelhoudersbesluiten
uit proceseconomische overwegingende zaak aanhouden in verband met een elders lopende procedure. Zo is niet geheel ondenkbaar dat vanwege het hierboven in r.o. 2.22 uiteengezette verrekeningssysteem van artikel 5 van de Quadripartite Agreement het op enig moment de voorkeur verdient om de procesgang in de onderhavige zaak nader af te stemmen op de procesgang in bovengenoemde Mexicaanse procedure betreffende de terugbetaling door Colima van geleende bedragen. Wat hiervan ook verder zij, het gaat hier niet om een
verplichtingvan de Nederlandse rechter maar slechts om een
discretionaire bevoegdheid.
3.De beslissing
donderdag 15 mei 2025 11.30 uurvoor conclusie van antwoord in het art. 223 Rv-incident;