ECLI:NL:RBROT:2025:4354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 april 2025
Publicatiedatum
9 april 2025
Zaaknummer
C/10/683360 / HA ZA 24-656
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van een overeenkomst van opdracht tussen een arbeidsbemiddelingsbureau en opdrachtgever, met onregelmatige opzegging en schadeplichtigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 april 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Panthion B.V. en Tsubakimoto Europe B.V. over een overeenkomst van opdracht voor de ter beschikkingstelling van een HR-medewerker. Panthion vorderde nakoming van de overeenkomst en betaling van een vergoeding voor de resterende contractuele looptijd, nadat Tsubaki de overeenkomst tussentijds had opgezegd. De rechtbank oordeelde dat Panthion geen recht had op nakoming omdat er geen gefixeerd bedrag voor de volledige looptijd was overeengekomen. Echter, de rechtbank concludeerde dat Tsubaki schadeplichtig was wegens de onregelmatige opzegging van de overeenkomst. De zaak werd verwezen naar de rol voor aktewisseling over de hoogte van de door Panthion geleden schade. De rechtbank heeft de wettelijke handelsrente over een factuur van Panthion toegewezen, maar hield verdere beslissingen aan.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: C/10/683360 / HA ZA 24-656
Vonnis van 9 april 2025
in de zaak van
PANTHION B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
eiseres,
advocaat: mr. I.M. Mos-Bolier,
tegen
TSUBAKIMOTO EUROPE B.V.,
gevestigd in Dordrecht,
gedaagde,
advocaat: mr. N. Voets.
Partijen worden hierna Panthion en Tsubaki genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 18 juli 2024, met producties 1 tot en met 9;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 13;
  • de akte met producties van Panthion, met producties 10 tot en met 14.
1.2.
Op 12 februari 2025 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was namens Panthion [persoon 1] aanwezig, bijgestaan door mr. Mos-Bolier. Namens Tsubaki was [persoon 2] aanwezig, bijgestaan door mr. Voets. Na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank vonnis bepaald.

2.De zaak en het oordeel van de rechtbank in het kort

2.1.
In 2023 hebben Panthion en Tsubaki verschillende overeenkomsten van opdracht gesloten op grond waarvan Panthion HR-medewerkers ter beschikking heeft gesteld aan Tsubaki. In de overeenkomsten staat dat Tsubaki periodiek een vergoeding moet betalen aan Panthion voor de uren die een HR-medewerker in een periode heeft gewerkt. Volgens één van de overeenkomsten zou één HR-medewerker van 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 werkzaam zijn voor Tsubaki. Panthion stelt dat Tsubaki op 16 november 2023 de overeenkomst in strijd met de gemaakte afspraken met onmiddellijke ingang heeft opgezegd. Deze zaak gaat om de vraag of Tsubaki gehouden is om een vergoeding te betalen voor de resterende periode van de contractuele looptijd.
2.2.
De conclusie van de rechtbank is dat Panthion geen vordering op Tsubaki heeft uit hoofde van nakoming omdat partijen geen gefixeerd bedrag voor de volledige looptijd van de overeenkomst zijn overeengekomen. Op grond van de stellingen die partijen over en weer hebben ingenomen en op grond van artikel 25 Rv is de rechtbank wel tot het oordeel gekomen dat Tsubaki schadeplichtig is omdat zij de overeenkomst onregelmatig tussentijds heeft opgezegd. Partijen worden in de gelegenheid gesteld om zich bij akte uit te laten over de hoogte van de door Panthion geleden schade. De zaak wordt naar de rol verwezen voor aktewisseling.

3.De feiten

3.1.
Panthion houdt zich onder andere bezig met arbeidsbemiddeling en het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan opdrachtgevers. Tsubaki houdt zich onder andere bezig met de handel in en distributie van producten en installaties van de in Japan gevestigde vennootschap Tsubakimoto Chain Co.
3.2.
Vanaf mei 2023 heeft Panthion voor verschillende periodes drie interim HR-medewerkers (de HR professionals) ter beschikking gesteld aan Tsubaki. De laatste twee HR professionals die door Panthion ter beschikking zijn gesteld aan Tsubaki waren [persoon 3] ([persoon 3]) en [persoon 4] ([persoon 4]).
3.3.
[persoon 3] is op 31 augustus 2023 begonnen met werken voor Tsubaki op grond van twee schriftelijke overeenkomsten die door Panthion zijn opgesteld en door Tsubaki zijn ondertekend. Volgens die overeenkomsten zou [persoon 3] tot en met 30 november 2023 ter beschikking worden gesteld aan Tsubaki.
3.4.
[persoon 4] is op 23 oktober 2023 door Panthion als kandidaat voorgedragen aan Tsubaki in een e-mail waarin het volgende staat:
“Het was een hele klus, maar wellicht kan ik toch iemand organiseren voor
1 november aanstaande (3 maanden). Bijgaand het CV van [persoon 4].
Voorkeur is voor haar wel om te kijken of het 50 / 50 zou kunnen (op
locatie en vanaf huis), gezien haar woon/werk afstand. Alternatief is kijken
naar de optie om haar 24 u/week in te zetten. Ik verneem het graag.”
3.5.
Naar aanleiding van die e-mail heeft Tsubaki [persoon 4] telefonisch gesproken. Vervolgens heeft Tsubaki op 25 oktober 2023 het volgende per e-mail naar Panthion gestuurd:
“Goed gesprek gehad met [persoon 4]. Ze gaat voor 32 uur Details komen”
3.6.
Op 27 oktober 2023 heeft Tsubaki de schriftelijke overeenkomst ondertekend voor de inzet van [persoon 4] in de periode 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 (de overeenkomst). In de overeenkomst staat – voor zover relevant – het volgende:
“Overeenkomst van opdracht
De ondergetekenden
Tsubakimoto Europe B.V., (…) hierna te noemen ‘opdrachtgever’;
en
Panthion B.V., (…) hierna te noemen, ‘bemiddelaar’,
Artikel 4 – Vergoeding, facturering en betaling van de Opdracht
4.1
Voor de periode van 4 maanden met ingang van 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 ontvangt bemiddelaar voor het verrichten van de werkzaamheden door de ZZP HR professional, een bedrag van 98,- per uur (exclusief BTW en andere heffingen die van overheidswege worden opgelegd). Voor de reiskosten wordt € 0,29 per km berekend;
4.2
Bemiddelaar zendt voor de door de ZZP HR professional verrichte werkzaamheden/uren wekelijks een factuur. Opdrachtgever is gehouden
deze binnen een termijn van 30 dagen na factuurdatum te voldoen (…)
4.5
De ZZP HR professional zal wekelijks en iedere laatste dag van de maand een door de ZZP HR professional en door de opdrachtgever geaccordeerd en getekend overzicht van de gewerkte uren aan Panthion verstrekken; (…)
Artikel 6 - Duur en beëindiging
6.1
De Overeenkomst voor de duur van de Opdracht is 4 maanden met als ingangsdatum:1 november 2023 en vermoedelijke einddatum 29 februari 2024. Er bestaat de mogelijkheid tot verlengen indien door alle partijen gewenst. De Overeenkomst eindigt van rechtswege wanneer de Opdracht is uitgevoerd. De Overeenkomst kan zowel door de ZZP HR professional, Opdrachtgever en Bemiddelaar schriftelijk tussentijds worden opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van 2 weken (alleen op grond van de artikelen opgenomen in artikel 6.4 van deze overeenkomst). Opdrachtgever stelt Bemiddelaar schriftelijk op de hoogte van de opzegging indien de beëindiging van de Overeenkomst op haar initiatief plaatsvindt. (...)
(…)
6.4
Partijen hebben het recht om de Overeenkomst, met onmiddellijke
ingang te beëindigen zonder dat daartoe een ingebrekestelling is vereist
indien:
I. één van de andere Partijen surseance van betaling aanvraagt of in staat
van faillissement wordt verklaard of anderszins in een blijvende toestand van betalingsonmacht verkeert dan wel wordt ontbonden;
II. sprake is van onvoorziene omstandigheden (daaronder begrepen wijziging van wet- en regelgeving) die niet voor rekening van de opzeggende Partij komen en die zo ingrijpend zijn, dat van de opzeggende Partij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid instandhouding van de Overeenkomst niet verlangd kan worden;
III. één van de Partijen niet voldoet aan haar verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst en deze Partij na schriftelijke aanmaning door één en/of meer van de andere Partijen niet binnen 14 dagen alsnog aan deze verplichting voldoet, tenzij nakoming blijvend onmogelijk is dan per direct;
IV. één van de Partijen haar activiteiten staakt of overdraagt, met
uitzondering van een overdracht binnen concernverband, wordt ontbonden of feitelijk wordt geliquideerd;
V. één van de Partijen de vrije beschikking over haar vermogen of een deel daarvan verliest;
VI. beslag wordt gelegd op één of meer goederen van één van de Partijen,
tenzij dit beslag vexatoir is.
6.5
Indien sprake is van een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de omstandigheden ten tijde van het aangaan van deze overeenkomst,
welke tot gevolg zouden hebben dat - ware deze omstandigheden reeds ten
tijde van het aangaan van deze overeenkomst bekend en/of aan de orde
geweest - Opdrachtgever deze overeenkomst niet of tegen andere
voorwaarden zou zijn aangegaan, zullen Partijen in overleg treden over
wijziging van de overeenkomst. Indien Partijen ter zake niet tot een vergelijk komen, heeft Opdrachtgever het recht, naar zijn keuze, deze overeenkomst zonder toepassing van een opzegtermijn (tussentijds) op te zeggen dan wel deze overeenkomst met onmiddellijke ingang te ontbinden;
6.6
De Partij die de Overeenkomst op grond van de in lid 3 en 4 genoemde
gronden eindigt, is jegens de andere Partij nimmer gehouden tot enige
schadevergoeding betreffende schade die wordt veroorzaakt door het op
grond van deze artikelleden beëindigen van de Overeenkomst; (…)
Artikel 10 - Overige bepalingen
10.1
De Algemene Voorwaarden van Panthion zijn van toepassing op deze
Overeenkomst. Indien sprake is van strijdige artikelen, prevaleert het gestelde in deze overeenkomst boven het gestelde uit de Algemene Voorwaarden; (…)”
3.7.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van Panthion (de algemene voorwaarden) van toepassing. In artikel 6, vijfde bullet van de algemene voorwaarden staat:
“Artikel 6 Opdracht
(…)

Indien akkoord is gegeven voor een opdracht, traject of advies (waaronder consultancy, reintegratie, loopbaan, outplacement), dient het gehele bedrag door opdrachtgever voldaan te worden, ook al wordt de opdracht, het traject of het advies na start (voortijdig) door de opdrachtgever en/of de cliënt beëindigd om welke reden dan ook. Er zal dus geen terugbetaling plaatsvinden danwel reductie op trajecten.”
3.8.
Op 15 november 2023 heeft Tsubaki in een e-mail het volgende geschreven over [persoon 4]:
“(…) Ik denk dat [persoon 4] weg wil. Ik ga morgen rond de middag met haar praten.Ik heb ’s ochtends geen tijd. Graag asap overleg.”
3.9.
Op dezelfde dag heeft Panthion als volgt gereageerd op die e-mail:
“Ik heb morgen een telefonische afspraak met [persoon 4]. Vorige week nog mailcontact met haar gehad, zou mij enorm verbazen, maar ondertussen kijk ik in deze markt nergens meer van op. Dat zou ik oprecht enorm teleurstellend vinden. Ik laat het je morgen weten.”
3.10.
Op 16 november 2023, om 12:27 uur heeft Panthion een e-mail gestuurd naar Tsubaki waarin het volgende staat:
“De reistijd breekt haar erg op. Ik vermoed dat zij enorm geholpen is met een spreiding van uren over de dagen en/of inzet op minder dagen (bijvoorbeeld 3). Op die manier hoop ik dat zij inzetbaar kan blijven voor jullie. Ik ben benieuwd naar de uitkomst van jullie gesprek.”
3.11.
Op die e-mail heeft Tsubaki als volgt gereageerd per e-mail van 16 november 2023, om 15:33 uur:
“We gaan er mee stoppen.
Na overleg met mijn andere directeur gaan we de HR afdeling voor 7 weken
dichtgooien miv maandag aanstaande muv salarissen en AFAS migratie.
Ik ga vanavond of morgen [persoon 3] bellen maar die zat toch al in de afbouw fase. Ik ben er wel een beetje klaar mee nu.”
3.12.
Sinds 16 november 2023 hebben [persoon 3] en [persoon 4] geen werkzaamheden meer verricht voor Tsubaki.
3.13.
Op 17 november 2023 heeft Panthion een e-mail gestuurd naar Tsubaki waarin onder andere het volgende staat:
“Zoals gisteren gezegd, zijn zowel [persoon 3] als [persoon 4] verrast en verbouwereerd door het/jullie besluit om per direct de HR-afdeling en haar taken te sluiten. Ik heb er eerlijk gezegd slecht van geslapen. In mijn 25-jarige HR-ervaring (zowel in loondienst als ondernemer) heb ik een vergelijkbare situatie niet eerder meegemaakt en graag zou ik als externe sparringpartner met jullie meedenken over alternatieven zodat er meer grip bestaat op de processen. Wellicht zijn er andere opties denkbaar, waardoor de HR-activiteiten niet per gestaakt hoeven te worden. (…) Ik zoek graag mee naar een oplossing waarbij jullie gebaat zijn en die minder rigoureus is.”
3.14.
Op 20 november 2023 heeft Panthion een e-mail gestuurd naar Tsubaki waarin onder andere het volgende staat:
“[persoon 4] had -en heeft- nog steeds de intentie om voor jullie te blijven werken. Beiden zijn aangedaan door het voortijdige besluit en het ontbreken van ruimte om passend afscheid te nemen van medewerkers. Ik heb [persoon 4] zojuist wederom gesproken. Haar bereidheid om naar Dordrecht te komen is er zeker. In het gesprek wat jullie afgelopen donderdag hebben gehad, heeft [persoon 4] aangegeven dat de inzet van vijf dagen voor haar wellicht wat veel is. Haar suggestie om de uren / dagen te spreiden is hierin tevens besproken. Ik heb hier voorafgaande aan jullie gesprek ook met [persoon 4] over gespard en de uitkomst per mail met je gedeeld. Hierbij heb ik aangegeven dat [persoon 4] wellicht enorm geholpen is met een spreiding van uren over de dagen en/of inzet op minder dagen. Ik heb ook begrepen dat [persoon 5] hierin ook nog wat oplossingen had, maar dat het besluit door [persoon 6] om HR “on hold” te zetten al genomen was. Een termijn om tot oplossingen te komen is derhalve niet meer bespreekbaar. Hierin zou ik zoals eerder gezegd graag nog mee willen denken. (…)
Zoals gezegd, zou [persoon 4] haar uren graag blijven inzetten. Ik verneem graag hoe we dit correct kunnen afhandelen.
Extra interimmers
Wij hebben tijdens de afgelopen twee weken (zelfs in het weekend) nog alle zeilen bijgezet om extra interimmers voor jullie te vinden. Met de door ons voorgestelde vier interimmers is helaas ook niet meer gesproken. Die zal ik gaan afwijzen. Derhalve is het wellicht toch verstandig om andere opties te overwegen, waardoor [persoon 3] en [persoon 4] inzetbaar blijven.
Laten we -gezien de afspraken van beide kanten- even per mail de mogelijkheden te bekijken. Ik wacht je reactie hieromtrent graag af.”
3.15.
Op 22 november 2023 heeft Panthion per e-mail herhaald dat zowel [persoon 3] als [persoon 4] nog beschikbaar zijn om te blijven werken voor Tsubaki. Tsubaki heeft op dezelfde dag een e-mail gestuurd naar Panthion waarin onder andere het volgende staat:

De situatie met [persoon 3] is voor mij gesloten en ik begreep maandag dat je voor [persoon 4] een andere tewerkstelling hebt geregeld. (…) Toch wel jammer dat zij niet bereid was om de oorspronkelijk gemaakte afspraken na te komen. Dat had ik niet verwacht omdat het zo expliciet is doorgesproken van te voren. Ik hoop dat ze niet wordt ontslagen door haar werkgever en dat jij haar goed kunt onderbrengen bij een nieuwe klus.”
3.16.
In reactie daarop heeft Panthion in een e-mail onder andere het volgende gestuurd naar Tsubaki:

[persoon 4] zou de uren wel kunnen en willen maken, maar ziet dat dit door onverwachte ontwikkelingen in haar privé situatie wat lastiger is om fulltime aanwezig te kunnen zijn. Maar minimaal drie dagen en de andere uren flexibel zou wel kunnen. Als dat nog mogelijk is dan verneem ik dat graag. Op die manier zou zij toch fulltime inzetbaar kunnen zijn.
3.17.
Op 27 november 2023 heeft Panthion een factuur gestuurd naar Tsubaki voor het bedrag van € 9.756,59. Met die factuur is een vergoeding (inclusief btw) in rekening gebracht voor 80 uur van [persoon 3] voor de maand november 2023 (factuur [persoon 3]).
3.18.
Op 27 november 2023 heeft Panthion ook een tweede factuur gestuurd. Met die factuur is een vergoeding (inclusief btw) voor 64 uren van [persoon 4] in rekening gebracht voor de periode 16 november 2023 tot en met 30 november 2023. Daarnaast heeft Panthion op 7 maart 2024 nog drie andere facturen gestuurd naar Tsubaki. Met die facturen worden vergoedingen (inclusief btw) voor [persoon 4] in rekening gebracht voor de maanden december 2023, januari 2024 en februari 2024. Net als de factuur van 27 november 2023, gaan deze facturen uit van een werkweek van 32 uur.
Deze vier facturen (de facturen [persoon 4]) bedragen in totaal € 56.918,40 (inclusief btw).
3.19.
Op 5 april 2024 heeft Tsubaki de factuur [persoon 3] betaald. De facturen [persoon 4] zijn onbetaald gebleven.

4.Het geschil

4.1.
Panthion vordert samengevat dat Tsubaki bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld tot betaling van € 56.918,40 (de hoofdsom). Ook vordert Panthion betaling van de wettelijke handelsrente over de facturen [persoon 4] en de factuur [persoon 3]. Daarnaast vordert Panthion betaling van haar buitengerechtelijke incassokosten ter hoogte van primair
€ 10.001,25, subsidiair € 1.441,75. Tot slot vordert Panthion een veroordeling van Tsubaki in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na dagtekening van het vonnis.
4.2.
Aan haar vorderingen legt Panthion het volgende ten grondslag. Panthion vordert nakoming van de betalingsverbintenis die op Tsubaki rust uit hoofde van de overeenkomst en de algemene voorwaarden. Volgens Panthion zijn Panthion en Tsubaki voor de ter beschikkingstelling van [persoon 4] een gefixeerde vergoeding overeengekomen voor de volledige looptijd van de overeenkomst. Die vergoeding is gebaseerd op de afspraak dat [persoon 4] van 1 november 2023 tot en met 29 februari 2024 32 uur per week zou werken voor Tsubaki tegen een uurtarief van € 98,00, exclusief btw. Tsubaki heeft op 16 november 2023 de overeenkomst eenzijdig en in strijd met de gemaakte afspraken opgezegd zonder dat sprake was van een opzeggrond zoals bedoeld in artikel 6.4 van de overeenkomst. Door de tussentijdse opzegging is Tsubaki op grond van artikel 6 van de algemene voorwaarden gehouden de overeengekomen vergoeding voor de resterende maanden van de contractuele looptijd te betalen. Naast de wettelijke handelsrente over de hoofdsom is Tsubaki ook gehouden om de wettelijke handelsrente over de factuur [persoon 3] te betalen omdat die factuur te laat is betaald. De buitengerechtelijke incassokosten van Panthion worden op grond van artikel 10, vierde bullet van de algemene voorwaarden primair begroot op 15% van € 66.674,99 (de totaalsom van de facturen [persoon 4] en de factuur [persoon 3]).
4.3.
De conclusie van Tsubaki strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van Panthion in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente. Tsubaki betwist dat partijen een gefixeerde vergoeding zijn overeengekomen voor de volledige looptijd van de overeenkomst en dat Tsubaki méér moet betalen dan de vergoeding voor de uren die [persoon 4] daadwerkelijk heeft gewerkt. Bovendien heeft Tsubaki de overeenkomst rechtsgeldig opgezegd op grond van artikelen 6.4 onder III en/of artikel 6.5 van de overeenkomst waardoor zij volgens artikel 6.6 van de overeenkomst geen vergoeding is verschuldigd aan Panthion in verband met die opzegging. Artikel 6 van de algemene voorwaarden is dus in strijd met artikelen 6.4 onder III, 6.5 en 6.6 van de overeenkomst. Op grond van artikel 10.1 van de overeenkomst is artikel 6 van de algemene voorwaarden dan ook niet van toepassing. Subsidiair voert Tsubaki als verweer dat artikel 6 van de algemene voorwaarden vernietigd moet worden op de voet van artikel 6:233 onder a BW of dat het beroep van Panthion op dat artikel naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Daarvoor stelt Tsubaki dat de beëindiging van de werkzaamheden van [persoon 4] buiten de macht van Tsubaki ligt omdat [persoon 4] zelf is opgestapt en daarnaast niet in staat is gebleken haar werkzaamheden goed uit te voeren voor Tsubaki. Meer subsidiair stelt Tsubaki dat de facturen [persoon 4] op grond van artikel 6:2 BW gematigd moeten worden. Tot slot voert Tsubaki verweer tegen de gevorderde rente over de factuur [persoon 3] en tegen de gevorderde incassokosten, waaronder het verweer dat artikel 10, vierde bullet van de algemene voorwaarden onredelijk bezwarend is.

5.De beoordeling

5.1.
Voordat de vorderingen inhoudelijk worden beoordeeld stelt de rechtbank het volgende voorop met betrekking tot de kwalificatie van de overeenkomst.
De overeenkomst is geen bemiddelingsovereenkomst
5.2.
Volgens de tekst van de overeenkomst heeft Panthion als “bemiddelaar” “bemiddeld” in “de opdracht tussen Tsubaki en [persoon 4]”. Ook wordt in de tekst van de overeenkomst de indruk gewekt dat [persoon 4] partij is bij de overeenkomst, terwijl zij de overeenkomst niet heeft ondertekend. Tsubaki heeft terecht gesteld dat de overeenkomst geen bemiddelingsovereenkomst in de zin van artikel 7:425 BW is en dat [persoon 4] geen partij is bij de overeenkomst. Op grond van de stellingen van partijen in deze procedure staat namelijk vast dat Panthion niet als tussenpersoon een overeenkomst tot stand heeft gebracht tussen Tsubaki en [persoon 4]. Zo heeft Tsubaki onbetwist gesteld dat nooit een overeenkomst tot stand is gekomen tussen haar en [persoon 4].
De overeenkomst is een gewone overeenkomst van opdracht tussen (alleen) Panthion als opdrachtnemer en Tsubaki en als opdrachtgever. Dat betekent dat de vordering tot betaling van de hoofdsom niet wordt beoordeeld op grond van de regels die exclusief gelden voor een bemiddelingsovereenkomst (zoals artikel 7:426 BW).
De vordering tot nakoming wordt afgewezen
5.3.
In artikel 6 van de algemene voorwaarden (zoals weergegeven onder 3.7) staat dat een opdrachtgever bij tussentijdse opzegging het “gehele bedrag” van een overeengekomen opdracht, traject of advies verschuldigd blijft. Dat artikel impliceert dat partijen bij het sluiten van de overeenkomst een gefixeerde vergoeding zijn overeengekomen voor de volledige contractuele looptijd. De vraag of partijen deze afspraak daadwerkelijk hebben gemaakt betreft een vraag naar de uitleg van de overeenkomst. Daarbij komt het niet alleen aan op een taalkundige uitleg van de bepalingen van de overeenkomst, maar ook op de betekenis die partijen onder de gegeven omstandigheden aan deze bepalingen en elkaars gedragingen mochten geven en wat zij op grond daarvan van elkaar mochten verwachten. [1] Uit de tekst van de overeenkomst en de gedragingen van partijen blijkt dat Panthion en Tsubaki géén gefixeerde vergoeding zijn overeengekomen voor de volledige looptijd van de overeenkomst. Hierna wordt uitgelegd waarom.
5.4.
Op grond van artikel 7:405 lid 1 BW heeft Panthion recht op een beloning voor de ter beschikkingstelling van [persoon 4] aan Tsubaki. Die beloning hebben partijen geregeld in artikel 4 van de overeenkomst (zoals weergegeven onder 3.6). In artikel 4.1 staat dat Panthion voor het
verrichten van de werkzaamhedendoor [persoon 4] een vergoeding ontvangt van € 98,00 per uur (exclusief btw), alsmede een vergoeding voor de door [persoon 4] gemaakte reiskosten. In artikel 4.2 van de overeenkomst staat dat Panthion de vergoeding voor
verrichte werkzaamheden/urenwekelijks factureert. De vergoeding die Tsubaki aan Panthion moet betalen betreft dus een vergoeding voor de uren die [persoon 4] in een bepaalde week
heeft gewerktvoor Tsubaki. Die conclusie wordt bevestigd in artikel 4.5 van de overeenkomst. Daarin staat immers dat Tsubaki wekelijks een overzicht moet verstrekken van de
gewerkte urenvan [persoon 4].
5.5.
Volgens de overeenkomst rust op Tsubaki dus alleen de verplichting om een vergoeding te betalen aan Panthion voor de uren die [persoon 4] in november 2023 tot en met februari 2024 daadwerkelijk heeft gewerkt. Dat blijkt ook uit de wijze waarop partijen uitvoering hebben gegeven aan de overeenkomst. Tsubaki heeft namelijk een oorspronkelijke en een correctiefactuur in het geding gebracht die zien op de ter beschikkingstelling van [persoon 4] in één van de eerste weken van november 2023 (week 45). Ook heeft Tsubaki e-mailcorrespondentie overgelegd waarin die twee facturen tussen partijen worden besproken. Uit de stukken blijkt dat Panthion voor de desbetreffende week aanvankelijk 16 uur van [persoon 4] had gefactureerd en daarna heeft medegedeeld dat de factuur niet klopt aangezien [persoon 4] in die week 17,5 uur heeft gewerkt. Vervolgens heeft Panthion een aangepaste factuur gestuurd, die door Tsubaki is betaald.
5.6.
De uren die [persoon 4] in een bepaalde week heeft gewerkt voor Tsubaki zijn daarom bepalend voor de hoogte van de vergoeding die Tsubaki na afloop van die week aan Panthion verschuldigd is. Om die reden kunnen partijen niet bij aanvang van de overeenkomst één gefixeerd bedrag zijn overeengekomen voor de gehele duur van de overeenkomst. Aan die conclusie doet niet af dat partijen – zoals Panthion stelt – de intentie hadden om [persoon 4] in november 2023 tot en met februari 2024 32 uur per week in te zetten voor Tsubaki. Uit de overgelegde facturen blijkt immers dat [persoon 4] in een week ook minder dan 32 uur kon werken en dan ook minder dan 32 uur uitbetaald kreeg. Partijen zijn dan ook geen “gehele bedrag voor de opdracht, traject of advies” zoals vermeld in artikel 6 van de algemene voorwaarden overeengekomen.
5.7.
Kortom, op Tsubaki rust geen contractuele verplichting om de facturen [persoon 4] te betalen aangezien die facturen zien op een periode waarin [persoon 4] niet heeft gewerkt voor Tsubaki. Hetgeen Tsubaki verder heeft aangevoerd tegen de vordering tot betaling van de facturen behoeft daarom geen verdere bespreking.
5.8.
Panthion heeft tot slot nog vergeefs gesteld dat Tsubaki gehouden is om de facturen [persoon 4] te betalen omdat zij volgens Panthion niet op tijd bezwaar heeft gemaakt tegen die facturen en daarom op grond van artikel 6:89 BW haar rechten heeft verwerkt. Het opstellen en toezenden van facturen is geen “prestatie” in de zin van artikel 6:89 BW. [2] Alleen al om die reden wordt voorbij gegaan aan het beroep van Panthion op artikel 6:89 BW.
De rechtbank vult de rechtsgronden aan op grond van artikel 25 Rv
5.9.
Hoewel Panthion zich voor haar vordering uitsluitend uitdrukkelijk heeft beroepen op nakoming van artikel 6 van de algemene voorwaarden, ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgronden aan te vullen in het licht van de stellingen van partijen. Panthion heeft namelijk óók feitelijk gesteld dat Tsubaki de overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd (zie onder 4.2) en dat Panthion als gevolg daarvan schade heeft geleden. Tsubaki heeft deze stellingen weersproken. Tsubaki heeft zich ten eerste beroepen op artikelen 6.4 onder III en 6.5 van de overeenkomst (zie onder 4.3). Daarnaast heeft Tsubaki subsidiair gesteld dat het onverkort in stand houden van de overeenkomst naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). In het licht van deze discussie tussen partijen zal de rechtbank ingaan op de vraag of Tsubaki de overeenkomst onregelmatig heeft opgezegd en – indien dat het geval is – vervolgens op de vraag of Panthion om die reden op grond van artikel 6:74 BW aanspraak kan maken op (een deel van) de hoofdsom.
Tsubaki heeft op 16 november 2023 de overeenkomst tussentijds opgezegd
5.10.
Allereerst wordt het volgende voorop gesteld. Partijen twisten over de vraag of de overeenkomst op initiatief van Tsubaki voortijdig is beëindigd. Tsubaki heeft namelijk aangevoerd dat [persoon 4] in november 2023 zelf is opgestapt. Die stelling vindt geen steun in de correspondentie genoemd onder 3.8 - 3.16. Uit die e-mailcorrespondentie blijkt dat Tsubaki op 15 november 2023 weliswaar zorgen had over de bereidheid van [persoon 4] om verder te werken, maar ook dat Tsubaki vervolgens de volgende dag zelf abrupt het eenzijdige besluit heeft genomen om de inleen van [persoon 4] per direct te beëindigen. Uit de e-mailcorrespondentie blijkt ook dat Panthion daarna meermaals aan Tsubaki heeft medegedeeld dat [persoon 4] nog steeds bereid was om te werken voor Tsubaki en dat Panthion de intentie had om de overeenkomst voort te zetten. De overeenkomst is aldus op 16 november 2023 per direct tussentijds beëindigd op initiatief van (alleen) Tsubaki. De vraag of deze tussentijdse opzegging rechtsgeldig was wordt hierna behandeld.
De mogelijkheid tot tussentijdse opzegging van de overeenkomst
5.11.
Bij een overeenkomst van opdracht is het uitgangspunt dat de opdrachtgever de overeenkomst te allen tijde kan opzeggen (artikel 7:408 lid 1 BW). Een opdrachtnemer en een opdrachtgever die handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf kunnen deze opzeggingsbevoegdheid contractueel beperken, bijvoorbeeld door samen overeen te komen dat tussentijdse opzegging niet mogelijk is. In dat geval dienen partijen zich in beginsel te houden aan het contractueel overeengekomen opzegverbod. Dat is echter anders indien een beroep op dat opzegverbod onder specifieke omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). [3]
5.12.
Uit artikel 6 van de overeenkomst (zie onder 3.6) blijkt dat Panthion en Tsubaki een contractueel opzegverbod zijn overeengekomen. Immers, uit de bewoordingen van dat artikel volgt dat Tsubaki de overeenkomst in beginsel niet tussentijds mocht opzeggen. Artikelen 6.4 en 6.5 van de overeenkomst geven limitatieve uitzonderingen op dat opzegverbod. Hierna wordt uitgelegd waarom het beroep van Tsubaki op de opzeggronden genoemd in artikelen 6.4 onder III en 6.5 van de overeenkomst niet slaagt.
Aan Tsubaki komt geen beroep toe op artikel 6.4 onder III van de overeenkomst.
5.13.
Artikel 6.4 onder III van de overeenkomst gaat uit van de situatie waarin Panthion tekortschiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. De bepaling geeft aan dat de overeenkomst alleen kan worden opgezegd nadat Panthion vergeefs in gebreke is gesteld, tenzij nakoming blijvend onmogelijk is.
5.14.
De stellingen die Tsubaki in deze procedure heeft ingenomen zijn onvoldoende voor een succesvol beroep op artikel 6.4 onder III van de overeenkomst. Zo heeft Tsubaki aangevoerd dat zij kort na de aanvang van de overeenkomst heeft vernomen dat [persoon 4] formeel niet in dienst was bij Panthion, maar bij een ander bedrijf. Tsubaki stelt dat zij er niet mee bekend was dat Panthion [persoon 4] had ingeleend van een ander en dat Tsubaki, na dit te hebben vernomen, een gesprek heeft gehad met [persoon 4]. Tijdens dat gesprek zou [persoon 4] in een emotionele staat aan Tsubaki hebben medegedeeld dat zij zojuist was ontslagen bij haar formele werkgever. Tsubaki heeft echter niet toegelicht waarom Panthion door deze gestelde omstandigheden tekort is geschoten in haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst. Zo is niet gebleken dat Panthion [persoon 4] niet meer ter beschikking kon blijven stellen aan Tsubaki tot aan het einde van de looptijd van de overeenkomst. Panthion heeft daarentegen juist meermaals, ook na 16 november 2023, herhaald dat [persoon 4] nog steeds fulltime inzetbaar kon blijven en zelf ook wilde en kon blijven werken voor Tsubaki. Tsubaki heeft alleen gesteld dat [persoon 4] als gevolg van het ontslag niet langer via haar formele (ex-)werkgever kon beschikken over een leaseauto voor haar woon-werkverkeer. Deze stelling is niet vast komen te staan. Panthion heeft namelijk niet alleen betwist dat [persoon 4] vóór 16 november 2023 was ontslagen bij haar werkgever, maar ook verklaard dat zijzelf een auto ter beschikking had kunnen stellen aan [persoon 4] indien dat nodig was geweest.
5.15.
Tsubaki heeft verder aangevoerd dat Panthion met [persoon 4] een ongeschikte kandidaat heeft aangeleverd. In dat kader heeft Tsubaki gesteld dat binnen twee weken na de aanvang van de overeenkomst is gebleken dat [persoon 4] de werkdruk niet aankon. Ook was [persoon 4] volgens Tsubaki niet in staat om vier dagen per week op kantoor te werken terwijl Tsubaki geen thuiswerkbeleid heeft. Op grond van alleen deze stellingen van Tsubaki staat niet vast dat alle voorwaarden zijn vervuld voor een succesvol beroep op artikel 6.4 onder III van de overeenkomst. Hierna wordt uitgelegd waarom
5.16.
Ten eerste blijkt uit de onder 3.8 - 3.16 genoemde correspondentie dat Tsubaki op 15 november 2023 alleen de zorg heeft geuit aan Panthion dat [persoon 4] mogelijk zou willen opstappen en dat Panthion zich vervolgens onmiddellijk heeft ingespannen om te onderzoeken wat er aan de hand was. Panthion heeft daarnaast een gedetailleerde omschrijving gegeven van het gesprek dat zij met [persoon 4] zou hebben gehad na de e-mail van Tsubaki op 15 november 2023 (zie onder 3.8 en 3.9). Volgens Panthion bleek uit dat gesprek dat [persoon 4] nog steeds bereid was om 32 uur per week te werken voor Tsubaki (zoals volgens de onder 3.5 genoemde e-mail was overeengekomen) en dat meer flexibiliteit in de uitvoering van de overeenkomst bij zou dragen aan haar duurzame inzetbaarheid. Deze stellingen worden ondersteund door de onder 3.10 genoemde e-mail die Panthion op 16 november 2023 naar Tsubaki heeft gestuurd
.Na die e-mail is Tsubaki in een zeer kort tijdsbestek – en zonder een ingebrekestelling zoals bedoeld in artikel 6.4 onder III van de overeenkomst te sturen – overgegaan tot de abrupte opzegging van de overeenkomst. Anders dan Tsubaki stelt, staat niet vast dat Panthion op dat moment tekort schoot in de nakoming van haar verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst en al helemaal niet dat deze nakoming blijvend onmogelijk was. Immers, uit de correspondentie en de stellingen van partijen blijkt onvoldoende dat [persoon 4] niet zou kunnen en willen werken voor Tsubaki. Panthion heeft zoals gezegd – ook na 16 november 2023 – meermaals aan Tsubaki medegedeeld dat [persoon 4] bereid was om de overeengekomen 32 uur per week te blijven werken voor Tsubaki. Zo heeft zij op 20 november 2023 nog het volgende gecommuniceerd: “
Zoals gezegd, zou [persoon 4] haar uren graag blijven inzetten”(zie onder 3.14). Uit de correspondentie blijkt wel dat het de vraag was of [persoon 4] in staat was om vier dagen 8 uur per dag aanwezig te zijn op kantoor van Tsubaki of dat gekeken moest worden naar bijvoorbeeld een spreiding van de (32) uren over meerdere dagen. Daarmee staat nog niet vast dat op 16 november 2023 duidelijk was dat Panthion (blijvend) te kort zou schieten in de naleving van de overeenkomst. Bovendien geeft de onder 3.8 - 3.16 genoemde correspondentie ook blijk van de vele inspanningen van Panthion om ervoor zorg te dragen dat de overeenkomst zou kunnen worden nageleefd tot aan het einde van de contractuele looptijd. Ook heeft Panthion meerdere malen medegedeeld dat zij graag met Tsubaki zou willen kijken naar mogelijkheden om de overeenkomst verder voort te zetten. Daarop is Tsubaki niet ingegaan. Panthion is dan ook niet in de gelegenheid gesteld haar verplichtingen (verder) na te komen. Om die reden staat niet vast dat Tsubaki op 16 november 2023 de overeenkomst per direct mocht opzeggen op de voet van artikel 6.4 onder III van de overeenkomst.
Ook geen sprake van de situatie zoals genoemd in artikel 6.5 van de overeenkomst
5.17.
Ook het beroep van Tsubaki op artikel 6.5 van de overeenkomst strandt. Immers, dat artikel bepaalt dat partijen eerst, als bepaalde omstandigheden na het aangaan van de overeenkomst zijn gewijzigd, met elkaar in overleg moeten treden om te bezien of de overeenkomst toch (in gewijzigd format) kan worden voortgezet. Zoals hiervoor is gebleken, heeft Tsubaki geweigerd om in overleg te treden met Panthion over de verdere voortzetting van de overeenkomst (in eventueel een gewijzigd format). Aan de voorwaarden voor tussentijdse opzegging op grond van artikel 6.5 van de overeenkomst is dan ook niet voldaan.
Beroep op artikel 6:248 lid 2 BW slaagt niet
5.18.
Tot slot slaagt ook het beroep van Tsubaki op artikel 6:248 lid 2 BW niet. Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat een rechter zeer terughoudend moet zijn met het buiten toepassing verklaren van een tussen partijen overeengekomen regel op grond van artikel 6:248 lid 2 BW. [4] De redenen die Tsubaki heeft aangevoerd zijn onvoldoende om te concluderen dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om haar te houden aan het contractueel overeengekomen opzegverbod. De rechtbank overweegt hierover het volgende.
5.19.
Ondanks dat in deze procedure niet vaststaat dat [persoon 4] ongeschikt was voor het uitvoeren van haar werkzaamheden voor Tsubaki, blijkt uit de overgelegde stukken wel dat de start van [persoon 4] bij Tsubaki niet soepel is verlopen. Dat betekent echter niet dat Tsubaki zich niet meer hoefde te houden aan de contractueel gemaakte afspraken. Immers, Tsubaki is als professionele partij de overeenkomst aangegaan nadat zij eerder andere overeenkomsten (met vergelijkbare contractsbepalingen) voor onder andere de inzet van [persoon 3] had gesloten met Panthion. Ook is zij akkoord gegaan met het contractuele opzegverbod en de limitatieve mogelijkheden voor opzegging, waaronder de mogelijkheid die vereist dat Tsubaki eerst in overleg treedt met Panthion voordat zij tot opzegging over kan gaan. Het valt niet in te zien waarom het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is om Tsubaki als professionele partij te houden aan deze afspraken. Daarbij geldt dat ook rekening moet worden gehouden met het gerechtvaardigde belang van Panthion om niet plots te worden geconfronteerd met een onmiddellijk verlies van inkomsten.
Tsubaki is schadeplichtig
5.20.
Tsubaki heeft de overeenkomst daarom in strijd met gemaakte afspraken opgezegd.
Om die reden is zij op grond van artikel 6:74 BW schadeplichtig. Op dit moment beschikt de rechtbank echter over onvoldoende informatie om de hoogte van de door Panthion geleden schade te bepalen. Panthion heeft tot nu toe alleen aangevoerd dat zij schade heeft geleden als gevolg van de onregelmatige opzegging zonder concreet te stellen waaruit die schade bestaat en zonder die schade voldoende te onderbouwen. Panthion heeft namelijk – naar eigen zeggen uitsluitend ter illustratie – een afschrift in het geding gebracht van haar bankafrekening. Daaruit valt alleen af te leiden dat Panthion in de periode 13 november 2023 tot en met 28 december 2023 een keer een contant geldbedrag heeft opgenomen en daarnaast bedragen heeft overgemaakt naar “Panthion coaches en medewerkers”. Volgens Panthion hebben de overboekingen te maken met reserveringen binnen Panthion voor de kosten voor haar bedrijfsvoering en voor toekomstige investeringen. Dat die reserveringen – zoals Panthion stelt – gekoppeld zijn aan de inkomsten die Panthion beoogde te behalen met de ter beschikkingstelling van [persoon 4] aan Tsubaki blijkt nergens uit.
5.21.
Bovendien moet de door Panthion geleden schade worden vastgesteld aan de hand van een vergelijking van enerzijds de feitelijke situatie waarin Panthion zich verkeert als gevolge van de onregelmatige opzegging en anderzijds de situatie waarin zij zou hebben bevonden als Tsubaki de overeenkomst niet onregelmatig had opgezegd. [5] In het licht van artikel 6:96 lid 1 BW gaat het om de vraag welke winst Panthion heeft gederfd in de periode 16 november 2023 tot en met 29 februari 2024. Panthion wordt in de gelegenheid gesteld om zich daarover uit te laten. Daarbij dient zij wel rekening te houden met de volgende uitgangspunten. Ten eerste kan de gederfde winst van Panthion niet worden bepaald aan de hand van het overeengekomen uurtarief van € 98,00 voor de inzet van [persoon 4]. Tsubaki heeft namelijk gesteld dat dit uurtarief, bij een instandhouding van de overeenkomst, niet volledig aan Panthion zou toekomen, maar door Panthion na aftrek van een marge zou worden uitbetaald aan [persoon 4]. Die stelling is door Panthion niet betwist. Panthion heeft daarentegen bevestigd dat zij een verplichting heeft om door haar ingeschakelde arbeidskrachten (zoals [persoon 4]) uit te betalen. Voor de berekening van haar gederfde winst moet Panthion daarom onder andere gemotiveerd inzichtelijk maken welk deel van het hiervoor genoemde uurtarief aan [persoon 4] zou zijn uitbetaald bij een onverkorte instandhouding van de overeenkomst en welk deel als winst aan Panthion zou toekomen. Ten tweede kan – in het licht van hetgeen hiervoor is opgemerkt onder 5.6 – voor de bepaling van de gederfde winst in de periode 16 november 2023 tot en met 29 februari 2024 – niet worden uitgegaan van een werkweek van 32 uur. In de plaats daarvan moet worden uitgegaan van de gemiddelde feitelijke inzet van [persoon 4] tot 16 november 2023. Tsubaki heeft onweersproken gesteld dat [persoon 4] in de periode van 1 november 2023 tot en met 16 november 2023 gemiddeld 2,7 dagen per week heeft gewerkt, hetgeen neerkomt op een gemiddelde van 21,6 uur per week (2,7 dagen x 8 uur). Panthion dient dat gemiddelde aantal uren dan ook als uitgangspunt te nemen bij haar schadebegroting.
5.22.
De zaak wordt naar de rol verwezen zodat eerst Panthion zich bij akte kan uitlaten over de schade die zij heeft geleden ten gevolge van de onregelmatige opzegging, waarbij hetgeen genoemd onder 5.21 in acht moet worden genomen. Vervolgens zal Tsubaki de gelegenheid krijgen om bij antwoordakte te reageren op de akte van Panthion.
Panthion heeft recht op de wettelijke handelsrente over € 9.756,59
5.23.
De gevorderde wettelijke handelsrente over de factuur [persoon 3] zal worden toegewezen. Panthion heeft gesteld dat Tsubaki contractueel verplicht was om deze factuur te betalen en dat de factuur na de vervaldatum van 12 december 2023 is betaald. Tsubaki heeft deze stellingen onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft alleen aangevoerd dat de aanspraak van Panthion op de wettelijke handelsrente niet redelijk is omdat Tsubaki de factuur uiteindelijk wel heeft betaald, ondanks dat er tussen partijen verschil van mening bestond over de hoogte van deze factuur. Op grond van alleen die stelling kan niet worden geconcludeerd dat Panthion geen recht heeft op de wettelijke handelsrente vanwege de vertraging in de betaling van de factuur.
5.24.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
woensdag 7 mei 2025voor het nemen van een akte door Panthion zoals bedoeld onder 5.22, waarna Tsubaki bij antwoordakte zal mogen reageren;
6.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Said en in het openbaar uitgesproken.
2457

Voetnoten

1.HR 13 maart 1981, ECLI:NL:HR:1981:AG4158 (Haviltex).
2.HR 11 mei 2001, ECLI:NL:HR:2001:AB1565.
3.Vgl. HR 15 april 2016, ECLI:NL:HR:2016:660.
4.HR 29 januari 2021, ECLI:NL:HR:2021:153.
5.Vgl. HR 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI3402.