ECLI:NL:RBROT:2025:4323
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen besluit Sociale Verzekeringsbank over aflossingsbedrag AOW en beslagvrije voet
In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dat een aflossingsbedrag van € 175,24 op haar AOW-uitkering heeft vastgesteld. Dit besluit is gebaseerd op de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. Eiseres heeft eerder bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar de SVB heeft dit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft op 29 februari 2024 het beroep van eiseres gegrond verklaard en de SVB opgedragen om opnieuw op het bezwaar te beslissen. Echter, in het bestreden besluit van 24 april 2024 heeft de SVB wederom het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard, wat heeft geleid tot het huidige beroep.
De rechtbank heeft de zaak op 1 april 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigden aanwezig waren. Eiseres betoogde dat de SVB de beslagvrije voet ten onrechte heeft berekend op basis van de bijstandsnorm in plaats van 95% van haar inkomen. Eiseres stelde dat het huidige aflossingsbedrag te belastend voor haar is en dat zij niet de enige is die met een verhoging van het aflossingsbedrag wordt geconfronteerd. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de SVB de beslagvrije voet correct heeft berekend en dat er geen sprake is van een kennelijk onredelijk resultaat. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.
De uitspraak is gedaan door mr. H. Bedee en is openbaar uitgesproken op 11 april 2025. Eiseres heeft de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep binnen zes weken na verzending van de uitspraak.