ECLI:NL:RBROT:2025:417

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
ROT 24/7600
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitspraak op verzet inzake dwangsom en beslistermijn in bestuursrechtelijke procedure

Op 16 januari 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het verzet van [Naam] tegen de eerdere uitspraak van 30 augustus 2024. In die eerdere uitspraak werd een dwangsom van € 1.442 vastgesteld wegens het niet tijdig beslissen op bezwaar door de Dienst Toeslagen. De rechtbank had de Dienst Toeslagen een nadere termijn van 40 weken gegeven om op het bezwaar te beslissen, met een dwangsom van € 50 per dag, tot een maximum van € 15.000.

In het verzet heeft [Naam] betoogd dat de hoogte van de dwangsom en de nadere beslistermijn niet juist zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de kritiek van [Naam] niet wordt onderschreven. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken, waaronder die van 15 juli 2024, waarin de hoogte van de dwangsom en de beslistermijn adequaat zijn behandeld. De rechtbank concludeert dat de behandeling van de zaak ter zitting niet tot een andere uitkomst had kunnen leiden dan de vereenvoudigde afdoening die heeft plaatsgevonden.

De rechtbank heeft het verzet ongegrond verklaard, wat betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, en mr. R. Stijnen, griffier, en is openbaar uitgesproken op 16 januari 2025. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7600 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 januari 2025 op het verzet van

[Naam] ([Naam]), uit [Plaats], opposante

(gemachtigde: mr. K. Hoesenie),
tegen de uitspraak van de rechtbank van 30 augustus 2024 in het geding tussen
opposante
en

Dienst Toeslagen, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak op het verzet van [Naam] gaat over de uitspraak van de rechtbank van 30 augustus 2024 waarin de rechtbank de verschuldigde dwangsom van € 1.442 wegens niet tijdig beslissen op bezwaar heeft vastgesteld, verweerder een nadere termijn van 40 weken (te rekenen vanaf het verweerschrift) heeft geboden om op het bezwaar te beslissen en daaraan een dwangsom van € 50 per dag met een maximum van € 15.000 heeft verbonden.
2. [Naam] heeft niet verzocht om op een zitting te worden gehoord. De bereidverklaring van haar gemachtigde om een nadere mondelinge toelichting te geven is niet een dergelijk verzoek.

Beoordeling door de rechtbank

3. In verzet dient de rechtbank te beoordelen of een behandeling van de zaak ter zitting tot een andere uitkomst had kunnen leiden dan de vereenvoudigde afdoening die heeft plaatsgevonden. De rechtbank meent dat dit niet het geval is. Het verzet ziet uitsluitend op de door de rechtbank geboden nadere beslistermijn en de daaraan verbonden hoogte van de dwangsom als bedoeld in artikel 8:55d van de Algemene wet bestuursrecht. De nadere beslistermijn en de dwangsomhoogte zijn in overeenstemming met de uitspraak van een meervoudige kamer van de rechtbank van 15 juli 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:6560). De kritiek van [Naam] op die uitspraak onderschrijft de rechtbank niet. Zij wijst in dit verband voor wat betreft de hoogte van de dwangsom op haar uitspraak van 20 december 2024 (ECLI:NL:RBROT:2024:12947). En voor wat betreft de nadere beslistermijn acht zij de overwegingen 3.1 tot en met 3.9 van haar uitspraak van 15 juli 2024 toereikend.

Conclusie en gevolgen

4. De grond van het verzet slaagt niet. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding anders te oordelen dan in de uitspraak van 30 augustus 2024. Het verzet is ongegrond. Dat betekent dat die uitspraak in stand blijft.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. Stijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 januari 2025.
De griffier en de rechter zijn verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen in de bodemzaak op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.