Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
[eiseres], [plaatsnaam], eiseres,
Dienst Toeslagen, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Op 3 januari 2025 is er telefonisch contact geweest tussen eiseres en de rechtbank waarbij eiseres liet weten nog geen uitspraak te hebben ontvangen in een eerdere zaak, bekend onder nummer ROT 22/6236. Dat beroep was ingesteld wegens het uitblijven van een besluit op het verzoek van eiseres om herbeoordeling van het recht op kinderopvangtoeslag. Bij navraag is gebleken dat die zaak om onbekende redenen als afgedaan was gearchiveerd, dit ten onrechte. De rechtbank doet alsnog uitspraak in de zaak.
16 oktober 2023 de definitieve beschikking herbeoordeling kinderpvangtoeslag, met kenmerk UHT-DCH, bekend gemaakt. Daarvan is noch door verweerder noch door eiseres kort nadien en ook niet later melding gedaan aan de rechtbank.
De rechtbank zal het beroep daarom niet-ontvankelijk verklaren.
Het is vaste rechtspraak dat, behoudens bijzondere omstandigheden, de redelijke termijn is overschreden wanneer de rechtbank niet binnen twee jaar nadat de termijn is aangevangen uitspraak doet, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste een half jaar en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren.
De termijn van bezwaar is op 23 november 2023 aangevangen, maar er is nog geen besluit op bezwaar genomen waartegen beroep is ingediend en de rechtbank een uitspraak heeft kunnen doen. Het verzoek wordt dan ook afgewezen.
Beslissing
- verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat verweerder het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50;
- wijst af het verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn.
De uitspraak is in het openbaar gedaan op 16 januari 2025.