ECLI:NL:RBROT:2025:3846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 maart 2025
Publicatiedatum
25 maart 2025
Zaaknummer
AWB - 24 _ 7980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling ingangsdatum bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres over de ingangsdatum van de aan haar toegekende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Eiseres had een aanvraag voor bijstand ingediend met een gewenste ingangsdatum van 8 september 2023, maar het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had de bijstandsuitkering per 12 april 2024 toegekend. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, omdat zij van mening is dat er bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van het college.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 12 april 2024 een aanvraag voor bijstand heeft ingediend, maar dat zij eerder, op 23 september 2023, een uitkering op grond van de Ziektewet had gekregen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door medische problemen en foutieve informatie van het UWV pas later contact heeft opgenomen met het college. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die rechtvaardigen dat de bijstandsuitkering eerder dan 12 april 2024 wordt toegekend. De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen vergoeding van proceskosten ontvangt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/7980

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 maart 2025 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. N. Roos),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. L.T. Krabbenborg).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres over de ingangsdatum van de aan haar toegekende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.2.
Met een besluit van 23 april 2024 heeft het college eiseres per 12 april 2024 bijstand toegekend.
1.3.
Met een besluit van 6 augustus 2024 op het bezwaar van eiseres (het bestreden besluit) is het college bij deze toekenning per 12 april 2024 gebleven.
1.4.
Eiseres heeft beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.5.
De rechtbank heeft het beroep op 17 februari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, T.M.R. van Weissenbruch (als vervanger van de gemachtigde van eiseres) en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eiseres woont bij haar moeder. Zij heeft op 12 april 2024 bij het college een aanvraag voor een uitkering op grond van de Pw ingediend. Zij heeft daarbij 8 september 2023 als gewenste ingangsdatum genoemd.
3. Volgens het college moet de ingangsdatum 12 april 2024 zijn omdat eiseres zich op die datum voor het eerst bij het college heeft gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. Er zijn volgens het college geen bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat een andere datum wordt gehanteerd.
4. Eiseres heeft – samengevat – het volgende aangevoerd. Per 23 september 2023 is aan eiseres een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend met ingang van 8 september 2023. Gelet op de geringe hoogte van die uitkering heeft eiseres in september 2023 contact gezocht met het UWV. Het UWV heeft gezegd dat zij recht heeft op een toeslag en dat eiseres een aanvraagformulier toegestuurd zal krijgen. Omdat eiseres dit formulier nog niet had ontvangen, heeft zij op 21 februari 2024 opnieuw contact opgenomen met het UWV. Zij heeft op 22 februari 2024 het formulier ontvangen. Eiseres heeft het formulier dezelfde dag ingevuld en opgestuurd. Op 8 april 2024 heeft eiseres wederom contact opgenomen met het UWV. Eiseres heeft toen te horen gekregen dat zij zich tot het college moet wenden. In het najaar van 2023 heeft eiseres te maken gekregen met ernstige medische problemen, waarvoor zij onder meer meerdere operaties heeft moeten ondergaan. Het kan haar daarom niet worden aangerekend dat zij pas op 21 februari 2024 opnieuw contact heeft opgenomen met het UWV. Ook is een bijzondere omstandigheid dat het UWV eiseres foutief heeft geïnformeerd. Eiseres meent primair dat het college de bijstandsuitkering per 8 september 2023 had moeten toekennen. Subsidiair stelt eiseres dat een ingangsdatum van 22 februari 2024 gerechtvaardigd is.
5. De rechtbank beoordeelt of het college de bijstand terecht met ingang van 12 april 2024 heeft toegekend. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. In artikel 44, eerste lid, van de Pw is bepaald dat, indien door het college is vastgesteld dat recht op bijstand bestaat, de bijstand wordt toegekend vanaf de dag waarop dit recht is ontstaan, voor zover deze dag niet ligt voor de dag waarop de belanghebbende zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Volgens vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep [1] kan alleen van dit uitgangspunt worden afgeweken als bijzondere omstandigheden dit rechtvaardigen. Zulke omstandigheden kunnen zich voordoen als het de betrokkene niet kan worden verweten dat hij zich niet eerder heeft gemeld om bijstand aan te vragen of niet eerder een aanvraag om bijstand heeft ingediend. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de betrokkene niet in staat was om zich eerder te melden om bijstand aan te vragen of om eerder bijstand aan te vragen. [2]
8. Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van bijzondere omstandigheden die rechtvaardigen dat de bijstandsuitkering per 8 september 2023 of per 22 februari 2024 wordt toegekend. Het was in beginsel de verantwoordelijkheid van eiseres om zich tijdig bij het college te melden. Het is begrijpelijk dat eiseres door haar zware medische omstandigheden andere dingen aan haar hoofd had. Maar in dit geval zijn er meerdere maanden verstreken na het eerste contact van eiseres met het UWV. De rechtbank vindt het niet aannemelijk dat het voor eiseres al die tijd niet mogelijk was actie te ondernemen of iemand te vragen haar daarbij te helpen. Eiseres heeft aangevoerd dat zij door het UWV op het verkeerde been is gezet. Maar er zijn, afgezien van de verklaring van eiseres hierover, geen aanknopingspunten in het dossier te vinden die erop wijzen dat eiseres uit de door het UWV gegeven informatie inderdaad heeft mogen afleiden dat zij recht heeft op een toeslag die toereikend is voor een inkomen op bijstandsniveau. Onder deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat een eerdere ingangsdatum niet gerechtvaardigd is.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Veling, rechter, in aanwezigheid van R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 maart 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 20 februari 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:416.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:159.