ECLI:NL:CRVB:2025:159
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijstand met betrekking tot ingangsdatum en bijzondere omstandigheden
In deze zaak gaat het om de afwijzing van een aanvraag om bijstand door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellant heeft zich op 24 september 2021 gemeld om bijstand aan te vragen, maar het college heeft besloten dat er geen bijzondere omstandigheden zijn om bijstand toe te kennen met een eerdere ingangsdatum dan de datum van de aanvraag. Appellant ontving eerder bijstand van de gemeente Utrecht tot 3 september 2021. Hij heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het college, omdat hij van mening is dat hij recht heeft op bijstand met terugwerkende kracht tot 3 september 2021. De rechtbank heeft het beroep tegen het besluit van het college ongegrond verklaard, en appellant is in hoger beroep gegaan.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het college terecht heeft besloten dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen. De Raad heeft overwogen dat het de eigen verantwoordelijkheid van appellant is om tijdig een aanvraag om bijstand in te dienen. Appellant heeft aangevoerd dat hij door omstandigheden, zoals de coronapandemie en de sluiting van het gemeentehuis, niet eerder bijstand kon aanvragen. De Raad heeft echter vastgesteld dat deze omstandigheden niet voldoende zijn om af te wijken van de regel dat bijstand in beginsel pas wordt verleend vanaf de datum van de aanvraag. Het hoger beroep van appellant is daarom afgewezen en de uitspraak van de rechtbank is bevestigd.