ECLI:NL:RBROT:2025:3131

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
11 maart 2025
Zaaknummer
83-338265-21.B
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeslissing over verschoningsrecht in bestuursvergaderingen

Op 27 januari 2025 vond een zitting plaats in de rechtbank Rotterdam, waar de meervoudige raadkamer zich boog over een klaagschrift van een advocaat met betrekking tot het verschoningsrecht. De klaagster, bijgestaan door haar advocaat mr. T.G.F. Hatt, betwistte de beslissing van de rechter-commissaris die had geoordeeld dat bepaalde stukken, namelijk (concept) notulen van bestuursvergaderingen, niet onder het verschoningsrecht vielen. De rechtbank diende te beoordelen of het standpunt van de klaagster, dat deze notulen onder het verschoningsrecht vallen, redelijkerwijs onjuist was. De officier van justitie, mr. R.J.J.S. Visser, stelde dat de notulen in beginsel niet onder het verschoningsrecht vallen, tenzij expliciet advies van de advocaat daarin is opgenomen. De klaagster voerde aan dat de notulen een weerslag zijn van haar juridische adviezen en dat het standpunt van het Openbaar Ministerie te beperkt was. De voorzitter van de raadkamer, mr. W.M. Stolk, concludeerde dat de rechtbank kennis moest nemen van de inhoud van de notulen om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. De rechtbank stelde dat het oordeel over het verschoningsrecht in eerste instantie aan de rechter-commissaris toebehoort, maar dat de rechtbank in dit geval de stukken moest inzien om tot een oordeel te komen. De uitspraak zal op een later moment worden gedaan.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 83-338265-21
Raadkamernummers: 24-029892
Proces-verbaalvan de meervoudige raadkamer voor strafzaken in de rechtbank Rotterdam op

27.januari 2025.

Tegenwoordig als:
voorzitter mr. W.M. Stolk,
rechters mrs. F. Damsteegt en R.D.M. de Boer,
officier van justitie mr. R.J.J.S. Visser,
griffier mr. J.D. Schmahl.
De zaak van na te noemen klaagster wordt uitgeroepen.
Aan de orde is het klaagschrift op de voet van artikel 552a juncto artikel 98 Wetboek van Strafvordering (Sv), van:

mr. [klaagster] , klaagster,

geboren op [geboortedatum] 1975,
advocaat van [persoon A] ,
kantoorhoudende te ( [postcode] ) [plaats] , [adres] ,
advocaat mr. T.G.F. Hatt, kantoorhoudende te Utrecht.
De klaagster is samen met haar advocaat, mr. T.G.F. Hatt, in raadkamer verschenen.
Het klaagschrift wordt gelijktijdig behandeld met de klaagschriften van mrs. [medeklager] (24-029881), [medeklaagster 1] (24-029885) en [medeklaagster 2] (24-029876), allen bijgestaan door
mr. P.T.C. van Kampen, advocaat te Amsterdam. Dit proces-verbaal geeft slechts weer wat in het kader van de behandeling van het klaagschrift van mr. [klaagster] ter zitting is besproken.
De voorzitterdeelt mee dat namens klaagster een klaagschrift is ingediend tegen de beschikking van de rechter-commissaris van 4 november 2024 naar aanleiding van in beslag genomen stukken ten aanzien waarvan de rechter-commissaris heeft geoordeeld dat het verschoningsrecht van klaagster daarop geen betrekking heeft. Het betreft (concept) notulen van bestuursvergaderingen van [bedrijf 1] B.V. Afgelopen vrijdag heeft de rechtbank het schriftelijke standpunt ontvangen namens het Openbaar Ministerie (OM).
De officier van justitiedeelt mee dat de stukken in beslag zijn genomen op het adres van [bedrijf 2] B.V.
De klaagsterverklaart bij één van de bestuursvergaderingen aanwezig te zijn geweest in hoedanigheid van advocaat. Zij treedt op als advocaat in het kader van een procedure bij de Ondernemingskamer.

De officier van justitie antwoordt op vragen van de voorzitter:

U vraagt mij of het voor de beslissing van de rechtbank noodzakelijk is dat de rechtbank kennisneemt van stukken, zoals een proces-verbaal van verdenking of andere stukken waaruit blijkt waarvan de vennootschap [bedrijf 2] B.V. wordt verdacht. Wat mij betreft niet. Ik ben ook niet de zaaksofficier van justitie. De notulen van de vergaderingen zijn aangeboden aan de rechter-commissaris ter beoordeling van de vraag of het geheimhouderstukken betreft ja of nee. Ik heb deze stukken zelf niet ingezien. Het gaat hier niet om de vraag of deze stukken voorwerp zijn van het strafbare feit of tot het begaan daarvan hebben gediend. Het gaat hier louter om de beoordeling van de vraag of de stukken geheimhouderstukken zijn. Het klopt dat er geen specifieke aanduiding van de stukken is terug te zien op de beslaglijst, zoals dat het gaat om (concept) notulen van bestuursvergaderingen uit 2018. Het is onder een algemene noemer in beslag genomen. Ik heb geen kennisgenomen van de beslagstukken. Voor de inhoud van die stukken ga ik uit van de beoordeling door de rechter-commissaris.
mr. Hattwordt in de gelegenheid gesteld het klaagschrift toe te lichten. Hij voert het woord overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnotities, die aan dit proces-verbaal zijn gehecht en daarvan deel uitmaken. Hij voert verder aan:
voorafgaand aan punt 2.2:
Het OM meent dat een aantal passages betrekking zouden kunnen hebben op het verschoningsrecht, maar niet allemaal. De officier van justitie verwijst daarvoor naar een conclusie van advocaat-generaal Knigge. In die conclusie overweegt Knigge dat de notulen van een vergadering tussen een vertrouwenspersoon en werknemers onder het verschoningsrecht vallen als die vergadering gericht is op het verkrijgen van advies van die vertrouwenspersoon. In de voetnoot merkt Knigge op dat slechts die passages in de notulen die met die advisering in rechtstreeks verband staan onder het verschoningsrecht vallen en de enkele omstandigheid dat een advocaat de gehele vergadering bijwoont, niet het gehele verslag onder zijn verschoningsrecht brengt. Dat is niet door de Hoge Raad bevestigd. De kanttekening van Knigge is ook niet helemaal volledig en in dit geval niet aan de orde. Knigge gaat uit van een beperkte geheimhoudingsplicht en een beperkt verschoningsrecht. Naast advisering, valt ook alles wat de advocaat in hoedanigheid van advocaat als geheimhouder wordt toevertrouwd onder het verschoningsrecht. In de tweede plaats gaan de overwegingen in dit geval niet op. De notulen in kwestie vormen een weerslag van het juridische advies van klaagster aan haar cliënte en van hetgeen haar in hoedanigheid van advocaat als vertrouwenspersoon is toevertrouwd. Klaagster heeft de vergaderingen specifiek daarom bijgewoond. De notulen vormen een reflectie van het door haar gegeven advies, op basis waarvan onder andere beslissingen zijn genomen die in de notulen zijn vastgelegd. Verder is zij niet bij bestuursvergaderingen aanwezig geweest, omdat er toen geen advies is ingewonnen. Het is daarom onjuist dat er passages in de notulen staan die niet onder het verschoningsrecht vallen.
De officier van justitiewordt in de gelegenheid gesteld het schriftelijke standpunt toe te lichten. Hij merkt op:
Ik zal wat
‘highlights’uit het schriftelijke standpunt halen en een reactie geven op de advocaat. De rechter-commissaris stelt dat uit de (concept) notulen niet blijkt dat de advocaat tijdens de vergaderingen advies heeft gegeven, ook blijkt niets van de inhoud daarvan en de concept notulen geven daarvan – voor zover adviezen zijn verstrekt – geen schriftelijke weerslag.
In zijn algemeenheid geldt dat notulen van een bestuursvergadering in beginsel niet onder het verschoningsrecht vallen. Dat is anders indien sprake is van een advies van een advocaat en als dat in de notulen is weergegeven. Dan gaat het alleen om die passages die onder het verschoningsrecht vallen. Het enkel bijwonen door de advocaat van die vergadering betekent niet dat alles wat in de notulen is opgenomen onder het verschoningsrecht valt. Het moet wat mij betreft echt expliciet gaan om adviezen van de advocaat tijdens de bestuursvergaderingen. Dat is de rol van de advocaat. De rechter-commissaris heeft volgens het OM terecht gekeken in hoeverre de notulen een schriftelijke weerslag bevatten van adviezen van de advocaat. De rechter-commissaris constateert dat dit niet het geval is. Of die constatering terecht is, kan het OM niet beoordelen omdat het geen kennis heeft genomen van de inhoud van de stukken. Het OM kan daarom geen definitief standpunt innemen.
De voorzittervat de standpunten samen. De raadslieden vinden dat de rechter-commissaris de stukken niet had mogen inzien, omdat zij zeggen dat het onder hun verschoningsrecht valt en dit dus moet worden geëerbiedigd, tenzij dat standpunt redelijkerwijs onjuist is. Het OM zegt dat de ‘tenzij’ bij uitstek ter beoordeling is van de rechter-commissaris. Voor zover sprake is van geheimhoudersinformatie vallen de notulen volgens de officier van justitie niet integraal onder het verschoningsrecht, maar alleen die passages waarin advies wordt gegeven.
mr. Hattwordt in de gelegenheid gesteld te reageren op het standpunt van de officier van justitie. Hij voert aan:
Ik denk dat het verschoningsrecht ruimer is dan het OM stelt. Het betreft ook hetgeen de advocaat in hoedanigheid van advocaat wordt toevertrouwd. De officier van justitie zegt dat het enkel bijwonen van een bestuursvergadering als advocaat niet maakt dat de notulen onder het verschoningsrecht vallen. Dat is hier niet aan de orde, omdat klaagster deze vergadering specifiek heeft bijgewoond om haar cliënte juridische bijstand te verlenen. In de beschikking van de rechter-commissaris staat dat uit de inhoud van de notulen niet blijkt van advisering. De notulen betreffen geen woordelijke verslaglegging, de conclusies zijn in de notulen opgenomen. Het standpunt van klaagster is dat de notulen onder haar verschoningsrecht vallen en dat dit standpunt moet worden geëerbiedigd, tenzij dit standpunt redelijkerwijs onjuist is. Het is aan klaagster om aan te geven dat het onder het verschoningsrecht valt. Klaagster heeft gereageerd op het verzoek van de rechter-commissaris om aan te geven of zij vindt dat de notulen onder haar verschoningsrecht vallen. Het gaat naast advies ook om informatie uitwisselen met de cliënte. Het aanwijzen van passages is in dit geval niet aan de orde, omdat het hele verslag onder het verschoningsrecht valt.

De officier van justitie antwoordt op een vraag van de voorzitter:

U vraagt mij of ik vind dat de rechtbank, net als de rechter-commissaris, kennis moet nemen van de inhoud van de stukken om een beslissing te kunnen nemen. Dat vind ik een lastige. Uiteindelijk kan het OM daar geen standpunt over innemen, omdat ik geen kennis heb kunnen nemen van de inhoud. Daar zou ik het bij kunnen laten. Het enige dat ik me kan bedenken wat in dezen een oplossing kan zijn is een hernieuwde beoordeling door de rechter-commissaris met de informatie die nieuw door de klagers is neergelegd. Aan de andere kant zie ik dat de beslissing van de rechter-commissaris erg duidelijk is.

De klaagster krijgt het laatste woord. Zij verklaart:

Voor mij is dit een wonderlijk debat; oordelen over iets waarvan u geen kennis heeft genomen. Als een advocaat zegt dat het onder zijn of haar verschoningsrecht valt, dan moet
het klaar zijn. Mijn cliënte is aangewezen als interim-bestuurder. De notulen vormen in het algemeen een besluitenweergave. Vastleggingen in de notulen vormen een reflectie van de adviezen en besluiten die tijdens de vergadering zijn genomen. Als het OM zegt dat wanneer de notulen geen melding maken van
‘adviseren’dit stuk niet onder het verschoningsrecht valt, dan is dat een te beperkte uitleg van dit soort vergaderingen in aanwezigheid van advocaten. Dat zou een uitholling van het verschoningsrecht betekenen.

mr. Hatt voegt daaraan toe:

Wat ik niet helemaal kan plaatsen in de discussie is dat het OM geen kennis kan nemen van de notulen. Daarom is het een moeilijke afweging om te maken, maar uiteindelijk is het aan de verschoningsgerechtigde om een standpunt in te nemen en daarover te oordelen. Waarom zou dat standpunt redelijkerwijs onjuist zijn? Daarom begrijp ik ook niet waarom de rechter-commissaris kennis moest nemen van de stukken.

De klaagster verklaart:

Wanneer de beoordeling geschiedt aan de hand van de lezing van de notulen met daarbij de uitleg dat het verschoningsrecht niet geldt wanneer er niet staat
‘mr. X of mr. Y adviseert (…)’dan levert dit een te beperkte uitleg op van de dynamiek tijdens dergelijke vergaderingen en van hoe dat werkt. Je zit er niet bij zodat het dan onder het verschoningsrecht valt. Je zit daar om te adviseren en dat advies wordt gereflecteerd in de notulen.

De voorzitter onderbreekt het onderzoek voor beraad.

De voorzitterdeelt, na beraadslaging, mee dat de rechtbank op dit moment nog geen beslissing kan nemen en licht dat als volgt toe.
Wanneer de advocaat zich op het standpunt stelt dat het gaat om stukken waarvan kennisneming zou leiden tot schending van het beroepsgeheim, moet daar van worden uitgegaan, tenzij redelijkerwijze geen twijfel erover kan bestaan dat dit standpunt onjuist is. Het oordeel of dit laatste het geval is, is in eerste instantie aan de rechter-commissaris en in het verlengde daarvan aan de raadkamer van de rechtbank waarbij het klaagschrift is ingediend. Voor zover dat noodzakelijk is mag daartoe door de rechter-commissaris dan wel de raadkamer van de desbetreffende stukken worden kennisgenomen (zie HR 18 februari 2020, ECLI:NL:HR:2020:277; HR 2 juli 2013, ECLI:NL:HR:2013:CA0434). Dit levert geen inbreuk op het verschoningsrecht op.
In dit geval vindt de rechtbank het voor haar beoordeling noodzakelijk om van de inhoud van de stukken kennis te nemen. Daarbij is relevant dat het stukken betreft die zijn aangeduid als (concept) notulen van bestuursvergaderingen. Dit duidt er niet
a prioriop dat het hier gaat om geheimhouderstukken, zeker niet vrijwel de volledige inhoud van die notulen, en daar komt bij dat de rechter-commissaris op basis van de inhoud van de stukken een beslissing heeft genomen en tot de conclusie is gekomen dat het verschoningsrecht hier niet opgaat. Dit betekent dus dat de rechtbank de stukken zal gaan inzien om tot een oordeel te komen. Bij de beoordeling of het om vertrouwelijke informatie gaat, zal de rechtbank in beginsel uitgaan van het standpunt van de advocaat dat dit het geval is, tenzij er redelijkerwijze geen twijfel over kan bestaan dat dit standpunt onjuist is.
De voorzitterdeelt mee dat uitspraak zal worden gedaan op
24 februari 2025, om 13:00 uur, locatie Rotterdam.
Dit proces verbaal is vastgesteld door de meervoudige raadkamer,
mr. W.M. Stolk, voorzitter,
mrs. F. Damsteegt en R.D.M. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier.